ECLI:NL:RBNHO:2023:11097

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
10302008 \ CV EXPL 23-285
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van algemene voorwaarden in een geschil tussen een handelaar en een consument met betrekking tot incassokosten

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap ANWB B.V. en een gedaagde partij zonder bekende woon- of verblijfplaats. De eisende partij, vertegenwoordigd door gemachtigden A. Niekus en mr. E. Krom, had de gedaagde partij aangeklaagd wegens onbetaalde incassokosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van de eisende partij getoetst, met name de bepalingen over incassokosten zoals opgenomen in artikel 1.12 en artikel 3.26 van de Algemene Voorwaarden 2018.

De kantonrechter oordeelde dat de bedingen over incassokosten niet in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 6:96 lid 5 en 6. De rechter concludeerde dat de term 'incassokosten' in de algemene voorwaarden niet voldoende duidelijk was en dat dit de consument zou kunnen misleiden. Hierdoor werden de bedingen als oneerlijk aangemerkt en vernietigd. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen.

De kantonrechter heeft verder vastgesteld dat de gevorderde hoofdsom van € 142,00, vermeerderd met wettelijke rente, toewijsbaar was. De gedaagde partij werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op een totaal van € 274,99. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10302008 \ CV EXPL 23-285
Uitspraakdatum: 19 oktober 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
ANWB B.V.
gevestigd te ‘s -Gravenhage
de eisende partij
gemachtigde: A. Niekus en mr. E. Krom
tegen
[gedaagde]
zonder bekende woon- of verblijfplaats, maar briefadres hebbende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 29 juni 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten, hetgeen zij bij akte van 24 augustus 2023 heeft gedaan.

2.De verdere beoordeling

Artikel 1.12 en artikel 3.26 van de Algemene Voorwaarden 2018 (hierna: Algemene Voorwaarden): incassokosten
2.1.
De eisende partij voert aan dat de bedingen over de gevolgen van te laat betalen, zoals bedoeld in de eerste bullet van artikel 1.12 en de tweede bullet van artikel 3.26 van de Algemene Voorwaarden niet onredelijk bezwarend zijn. In die bepalingen is aangesloten bij het recht dat de eisende partij heeft op grond van artikel 6:96 lid 5 en 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De term ‘incassokosten’ is dermate ingevoerd in het Nederlands taalgebied dat de consument begrijpt dat hiermee de wettelijke regeling voor incassokosten wordt bedoeld. Die bewoordingen leiden dus niet tot de conclusie dat het beding oneerlijk of niet transparant is. De eisende partij past de wettelijke regeling toe en wil daarbij alleen de incassokosten in rekening brengen die passen bij de tot dan toe aan de orde zijnde incassoactiviteiten. Daarom brengt zij in eerste instantie slechts een deel van de incassokosten, te weten € 6,00, in rekening in plaats van direct € 40,00 en daarna pas het maximaal toegestane bedrag overeenkomstig het Besluitvergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit), aldus de eisende partij.
2.2.
De kantonrechter blijft van oordeel dat de bedoelde bedingen onvoldoende aansluiten bij artikel 6:96 lid 5 en lid 6 BW en het Besluit. In het algemeen spraakgebruik wordt de term ‘incassokosten’ niet alleen gebruikt in de zin van de wettelijke regeling voor incassokosten (artikel 6:96 lid 2 sub c BW en de leden 5 en 6 van datzelfde artikel). De term ‘incassokosten’ komt in dat wetsartikel ook niet voor. Het gebruik van deze term in voornoemde bedingen sluit voor een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument dus niet uit dat daarmee ook andere kosten kunnen worden bedoeld. Het gebrek aan verwijzing naar artikel 6:96 lid 5 en 6 BW leidt er bovendien toe dat kan worden afgeweken van de wet en dat incassokosten ongelimiteerd in rekening kunnen worden gebracht.
2.3.
Op grond van het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat het vermoeden niet is weerlegd dat de eerste bullet van artikel 1.12 en de tweede bullet van artikel 3.26 van de Algemene Voorwaarden onredelijk bezwarend zijn. Deze bedingen worden daarom als oneerlijk aangemerkt en vernietigd. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen.
Artikel 1.12 en artikel 3.26 van de Algemene Voorwaarden: opschortingsbedingen en tussentijdse opzegmogelijkheid
2.4.
De eisende partij voert aan dat zij ten aanzien van de gedaagde partij geen gebruik heeft gemaakt van enig opschortings- of tussentijds opzegbeding. De kantonrechter zal verdere ambtshalve toetsing van de tweede en derde bullet van artikel 1.12 en van de derde bullet van artikel 3.26 van de Algemene Voorwaarden daarom achterwege laten.
Artikel 1.8 en 3.24 van de Algemene Voorwaarden: prijswijzigingsbedingen
2.5.
De eisende partij voert aan dat zij betaling vordert van de overeengekomen en ongewijzigde prijs. De kantonrechter constateert dat in dit geval dus geen gebruik is gemaakt van een prijswijzigingsbeding. Verdere ambtshalve toetsing van deze bedingen zal daarom achterwege blijven.
Conclusie
2.6.
De gevorderde hoofdsom komt de kantonrechter overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen. Ook de gevorderde rente is toewijsbaar.
2.7.
De gedaagde partij wordt (grotendeels) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de genomen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 142,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vervaldag van de ingebrekestelling tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,99 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 39,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter