ECLI:NL:RBNHO:2023:11370

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
10688986 \ VV EXPL 23-72
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vorderingen in huurgeschil met betrekking tot genot van gehuurde en onheuse bejegeningen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen eiser en gedaagde. Eiser heeft gedaagde gedagvaard omdat hij meent dat hij niet volledig in het genot van het gehuurde wordt gesteld. De vordering van eiser omvatte onder andere het verzoek om hem toegang te geven tot de badkamer en keuken, en om gedaagde te veroordelen zich te onthouden van onheuse bejegeningen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser om in het genot van het gehuurde te blijven, toewijsbaar is. De rechter heeft vastgesteld dat eiser sinds juli 2021 in een kamer van gedaagde verblijft en dat er een huurprijs van € 400,00 per maand is overeengekomen, inclusief bepaalde diensten.

De rechter heeft ook geoordeeld dat de door eiser gevorderde materiële schade gedeeltelijk toewijsbaar is, maar de gevorderde immateriële schadevergoeding is afgewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde onvoldoende heeft betwist dat eiser onheus is bejegend en dat hij niet het volledige genot van het gehuurde heeft gekregen. De rechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van € 182,15 aan eiser, alsook tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter heeft de vordering van eiser voor het overige afgewezen, maar heeft wel een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde zich niet aan de uitspraak houdt.

De uitspraak benadrukt het belang van huurbescherming en de rechten van huurders in Nederland, en de kantonrechter heeft de situatie van beide partijen in overweging genomen, waarbij hij de huurbescherming van eiser vooropstelde. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10688986 \ VV EXPL 23-72
Uitspraakdatum: 2 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1]
eiser
gemachtigde: mr. L. Stolk-Hogeterp
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
gedaagde
gemachtigde: mr. S.G.H. Langeweg
De zaak in het kort
De vordering van eiser om hem volledig in het genot te (blijven) stellen van het gehuurde en om gedaagde te veroordelen zich te onthouden van onheuse bejegeningen wordt toegewezen. De door eiser gevorderde materiële schade wordt gedeeltelijk toegewezen. De gevorderde immateriële schadevergoeding wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Eiser heeft gedaagde op 8 september 2023 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 september 2023. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, eiser mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben eiser en gedaagde bij brieven van 14 en 15 september 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Eiser verblijft sinds juli 2021 in een kamer in het appartement van gedaagde. Partijen zijn een huurprijs van € 400,00 per maand overeengekomen, inclusief
‘water, heating, electricity, internet and a parking space.’
2.2.
Bij aangetekende brief van 6 april 2023 heeft de gemachtigde van eiser gedaagde onder andere verzocht eiser weer het volledige huurgenot te laten ervaren door hem de onvoorwaardelijke toegang tot de badkamer en de keuken te verschaffen en zich te onthouden van bepaalde gedragingen.
2.3.
Eiser heeft gedaagde vervolgens in kort geding gedagvaard. Op 13 april 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Er is mondeling uitspraak gedaan waarbij is bepaald dat eiser onmiddellijk in het genot van het gehuurde moet worden gesteld waaronder het genot van de overeengekomen diensten en leveringen en dat gedaagde zich moet onthouden van onheuse bejegeningen richting eiser. Ook is het gedaagde op straffe van een dwangsom verboden tot ontruiming van het gehuurde over te gaan.
2.4.
Op 15 augustus 2023 heeft gedaagde een brief naar eiser gestuurd met als onderwerp
‘Opzegging huur per 15 januari 2024’

3.De vordering en het verweer

3.1.
Eiser vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening gedaagde
– samengevat – veroordeelt:
 eiser onmiddellijk in het genot te (blijven) stellen van het gehuurde, waaronder begrepen het genot van de overeengekomen leveringen en diensten en het verboden wordt vuilnis voor het raam van eiser te zetten en dat gedaagde alsmede de personen welke aan haar gelieerd zijn, zich onthoudt van onheuse bejegeningen richting eiser, alles op straffe van een dwangsom;
 tot vergoeding van de materiële kosten, bestaande uit de kosten van het internet, de hoodie en de was van in totaal € 220,15;
 tot vergoeding van een voorschot van immateriële schade van € 500,00;
 tot betaling aan eiser van € 12,50 per week zolang hij geen toegang krijgt tot de wasmachine en € 50,00 per maand tot dat hij weer toegang krijgt tot het internet;
 tot vergoeding van de proces- en de nakosten.
3.2.
Eiser legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij ook na de uitspraak in kort geding niet in het genot van het gehuurde is gesteld. Gedaagde, haar vriend en haar dochter hebben zich meerdere keren onheus bejegend jegens eiser. Gedaagde geeft eiser geen toegang meer tot het internet en de wasmachine. Hij heeft daardoor schade geleden, welke schade gedaagde dient te vergoeden. Gedaagde of personen gelieerd aan gedaagde hebben een pakket met een hoodie aangenomen en die hoodie uit het pakket weggenomen. De voortdurende stress en angst om het gehuurde te verliezen beïnvloedt de gezondheid van eiser negatief; eiser heeft vanwege de omstandigheden een zware depressie opgelopen.
3.3.
Gedaagde betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat zij gedaagde niet onheus bejegent. De verhouding tussen partijen is behoorlijk verstoord geraakt en gedaagde heeft de kamer nodig voor haar eigen dochter en kleinkind. Gedaagde is geen vergoeding aan eiser verschuldigd voor door hem geleden materiele en immateriële schade.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als eiser daarbij een spoedeisend belang heeft. Het spoedeisend belang volgt in dit geval reeds uit de aard van de zaak.
4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat hij zelfs na de uitspraak in kort geding nog altijd niet voldoende in het genot wordt gesteld van het gehuurde, waaronder begrepen het genot van de overeengekomen leveringen en diensten, zoals energie, water, gas, de wasmachine en internet en gemeenschappelijk gebruik van de keuken, badkamer en het toilet. Gedaagde heeft onvoldoende betwist dat eiser door haar, of personen welke aan haar gelieerd zijn, onheus is bejegend en dat zij aan eiser niet het (volledige) genot heeft verschaft van het gehuurde en de overeengekomen leveringen en diensten. De vordering van eiser zal in zoverre dan ook worden toegewezen. De door eiser gevorderde bedragen zolang hij geen toegang krijgt tot de wasmachine en het internet worden afgewezen omdat gedaagde eiser weer toegang tot het internet en de wasmachine moet geven. De gevorderde dwangsom ten aanzien van het onthouden van gedaagde alsmede de personen welke aan haar gelieerd zijn van onheuse bejegeningen richting eiser, wordt afgewezen. De kantonrechter acht de gedraging die aan de dwangsom verbonden is te onbepaald en niet specifiek genoeg om tot toewijzing over te kunnen gaan. Voor het overige zal de gevorderde dwangsom worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
4.3.
Eiser vordert verder vergoeding van kosten die hij heeft gemaakt omdat gedaagde niet de overeengekomen diensten aan hem heeft geleverd. Eiser vordert in dat kader veroordeling van gedaagde tot betaling van een bedrag van € 157,15 aan internetkosten en € 25,00 aan kosten voor de wasserette. Gedaagde zal worden veroordeeld deze door eiser gemaakte kosten te voldoen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.4.
Partijen zijn blijkens de door gedaagde verzonden whatsapp overeengekomen dat de huur onder andere inclusief internet is. Eiser heeft mede door middel van videomateriaal voldoende aannemelijk gemaakt dat hij geen gebruik meer heeft kunnen maken van het internet. Gedaagde heeft dit onvoldoende betwist. Eiser heeft doordat hij geen onverminderd gebruik heeft kunnen maken van internet in het gehuurde, schade geleden in de vorm van extra kosten die hij heeft moeten maken. Deze kosten dienen door gedaagde te worden vergoed. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn kosten facturen overgelegd waaruit volgt dat hij over de periode mei tot en met augustus 2023 in totaal € 157,15 heeft moeten betalen aan
‘cargos’omdat hij buiten zijn bundel internet heeft gebruikt. Deze facturen staan weliswaar op naam van de moeder van eiser maar hij heeft voldoende toegelicht dat de door hem gevorderde kosten betrekking hebben op zijn telefoonnummer en voor zijn rekening komen. Verder geldt dat gedaagde niet heeft weersproken dat eiser eerder gebruikt mocht maken van de wasmachine en zij erkent dat zij op enig moment het gebruik door eiser van de wasmachine heeft verboden. Dit was omdat eiser volgens haar niet meer normaal gebruikmaakte van de wasmachine en de wasmachine voor het minste of geringste aanzette, welk gebruik door eiser wordt betwist en niet is komen vast te staan. In verband met dit verbod heeft eiser geen gebruik meer gemaakt van de wasmachine en schade geleden. De kantonrechter is van oordeel dat gedaagde eiser niet het gebruik van de wasmachine had mogen ontzeggen. Eiser heeft extra kosten moeten maken voor de wasserette. Deze kosten van twee keer € 12,50 dienen voor rekening van gedaagde te komen.
4.5.
Eiser vordert verder vergoeding van een door hem online gekochte hoodie van € 38,00. De hoodie is in een doos afgeleverd aan het adres van het gehuurde. Er is voor de ontvangst van de hoodie getekend door
‘Marina’. De doos waarin de hoodie was verpakt bleek te zijn geopend en de hoodie ontbrak, aldus eiser. De kantonrechter overweegt dat, ondanks dat
‘Marina’heeft getekend voor ontvangst van het pakket, vast staat dat de hoodie niet door gedaagde zelf in ontvangst is genomen omdat zij op dat moment op haar werk was. Er bestaat dan ook geen grond haar te veroordelen tot vergoeding van het aankoopbedrag van de hoodie.
4.6.
De door eiser tot slot gevorderde immateriële schadevergoeding wordt afgewezen. Eiser heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. [1] Van bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze is in elk geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van bedoelde aantasting in zijn persoon sprake is. Het is aan de benadeelde om met voldoende concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen dat een dergelijke situatie aan de orde is. [2] Dat heeft eiser echter niet, althans niet voldoende gedaan. De door hem overgelegde verklaring van zijn psycholoog is daartoe onvoldoende. In deze verklaring staat immers dat eiser zelf heeft verklaard dat zijn woonsituatie één van de factoren is die heeft geleid tot zijn slechte psychische gesteldheid. Ook de verklaring van zijn werkgever kan eiser in dit licht niet baten.
4.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van eiser zal toewijzen, zoals hierna vermeld.
4.8.
Ten overvloede merkt de kantonrechter nog het volgende op. Ter zitting heeft gedaagde verklaard dat zij de kamer van eiser weer tot haar beschikking wil hebben onder andere voor haar dochter en haar kleinkind. Gedaagde heeft in dat kader de huurovereenkomst bij brief van 15 augustus 2023 op willen zeggen per 15 januari 2024. Zij heeft over deze opzegging gezegd dat zij eiser daarmee extra tijd wil gegeven om andere woonruimte te zoeken. De kantonrechter begrijpt dit zo dat gedaagde van mening is dat zij eiser daarmee eigenlijk een gunst verleent. De kantonrechter snapt het standpunt en het belang van gedaagde maar gedaagde gaat met haar gedrag en opzegging in zijn geheel voorbij aan de huurbescherming waar eiser op grond van de Nederlandse wet recht op heeft. De situatie is voor allebei de partijen verre van ideaal, dat is evident. Eiser heeft verklaard er alles aan te doen om zo snel mogelijk andere geschikte woonruimte te vinden, maar tot die tijd zullen partijen er met elkaar het beste van moeten maken.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, omdat zij overwegend ongelijk krijgt. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de exploot- en/of advertentiekosten in verband met een toevoeging niet mogelijk. De gevorderde wettelijke rente over proceskosten wordt toegewezen. De kantonrechter zal de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden, omdat die veroordeling voor de nakosten en de wettelijke rente daarover al een executoriale titel oplevert. [3]

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt gedaagde om eiser onmiddellijk, de dag waarop de uitspraak wordt gegeven in het genot te (blijven) stellen van het gehuurde, waaronder begrepen het genot van de overeengekomen leveringen en diensten, zoals energie, water, gas, de wasmachine en internet en gemeenschappelijk gebruik van de keuken, badkamer en het toilet en het verboden wordt vuilnis voor het raam van eiser te zetten, dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom ter grootte van € 250,00 per dag of deel van een dag dat zij daarmee in gebreke is tot een maximum van € 7.500,00;
5.2.
veroordeelt gedaagde alsmede de personen welke aan haar gelieerd zijn zich te onthouden van onheuse bejegeningen richting eiser;
5.3.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van € 182,15;
5.4.
veroordeelt gedaagde tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van eiser tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 529,00,
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 15 maart 2019, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2019:376.
3.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2022:853