13.3In reactie op de vragen heeft de neuroloog gesteld dat de conclusie “cognitieve stoornis sinds zeker 10 jaar” is gebaseerd op de anamnese. Verder stelt hij dat bij de MRI geen duidelijke aanwijzingen zijn voor een neurodegeneratieve afwijking als oorzaak van de cognitieve klachten. Op de vraag of de klachten een cognitieve of psychische oorzaak hebben antwoordt de neuroloog dat de analyse van de cognitieve klachten maar deels is verricht. Hij kan hier geen zekere uitspraak over doen. Verder stelt hij dat bloedonderzoek bij cognitieve stoornissen een veel voorkomend onderdeel van de diagnostiek is. Dit is bij eiser niet verricht.
14. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gesproken tijdens een hoorzitting via beeldbellen. Vervolgens heeft hij eiser uitgenodigd op een spreekuur waar hij eiser heeft gezien en lichamelijk heeft onderzocht. Ook heeft hij een expertisebeoordeling bij Psyon aangevraagd voor de psychische klachten van eiser. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle bevindingen heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
15. Eiser is – kortgezegd – van mening dat zowel in het rapport van de verzekeringsarts B&B als in het expertiserapport van Psyon zijn medische beperkingen zijn onderschat. Eiser stelt dat hij de conclusie van het expertiserapport, dat de door de behandelaar gehanteerde diagnose niet kan worden bevestigd en dat er geen objectieve ziekteverschijnselen zijn waaruit beperkingen voor werk voortvloeien, niet kan volgen. Volgens eiser doet deze conclusie geen recht aan de reëel bij hem bestaande ziekteklachten en aandoeningen. Eiser heeft namelijk meerdere klachten die hem beperken in zijn handelen; hij is angstig, vergeetachtig, heeft een kort lontje, durft niet alleen naar buiten, heeft begeleiding nodig hij het aankleden, heeft een IQ van 40 en is laag van begrip. Deze klachten en beperkingen zijn volgens eiser toegenomen na een ongeluk in 2010. Daarbij is er volgens eiser mogelijk sprake van een verstandelijke handicap en/of frontaal kwab dementie c.q. niet aangeboren hersenletsel door het ongeval. Ook heeft hij geheugen-concentratiestoornissen en vertoont hij kinderlijk gedrag, mogelijk door hersenschade. Ook kan hij niet zelfstandig functioneren en is er sprake van een stoornis op meerdere cognitieve terreinen. Hij verwijst hierbij onder andere naar de brief van de neuroloog van 29 november 2021 waarin wordt gesteld dat er sprake is van een cognitieve stoornis. Eiser stelt dat de suggestie dat hij zijn klachten zou overdrijven, dan wel dat er sprake was van onderpresteren, ongefundeerd is. Noch uit het dossier, noch uit de eerdere anamneses blijkt volgens eiser dat er sprake is van onjuiste dan wel ondeugdelijke medische informatie. Verder heeft eiser schouderklachten, rugpijn en hoofdpijn. Daarnaast stelt hij dat gelet op de effecten van de medicijnen en de psychische en lichamelijke klachten, de geheugenproblemen en concentratieproblemen een urenbeperking dient te worden aangenomen. Ook na de reactie van de neuroloog blijft hij bij zijn standpunt dat, gelet op het langdurige bestaan van de klachten en de overige informatie in het dossier (huisarts, psycholoog en anderen), de conclusie van Psyon dat de testafwijkingen beïnvloed zouden zijn door onderpresteren en dat er sprake zou zijn van over-rapporteren niet is gerechtvaardigd.
16. In het rapport van 22 juni 2022 merkt de verzekeringsarts B&B op dat moet worden beoordeeld of de primaire verzekeringsarts bij het vaststellen van de beperkingen in voldoende mate rekening heeft gehouden met de rechtstreeks en objectief vaststelbare gevolgen van het ziektebeeld. De primaire verzekeringsarts is van mening dat eiser werkzaamheden kan verrichten conform de FML waarbij beperkingen in relatie tot de schouder zijn aangegeven. Hierbij werd aangesloten bij de in de eerdere bezwaar- en beroepsprocedure vastgestelde belastbaarheid zoals omschreven in de FML van 28 juni 2019, waarbij na het expertiserapport van DC VerzuimDiagnostiek geen beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren aan de orde werden geacht. De verzekeringsarts B&B stelt dat hij, gelet op de benoemde toename van klachten in de afgelopen jaren en het verschil in visie tussen behandelaars en de laatste expertise in 2019, heeft besloten dat alsnog een fysiek medische beoordeling in bezwaar zal plaatsvinden en om een nieuwe psychiatrische expertise te laten verrichten. In het rapport van 22 juni 2022 verwijst de verzekeringsarts B&B dan ook naar het expertiserapport van Psyon waarbij een NPO (neuropsychologische) en een psychiatrische beoordeling is gedaan. Hij citeert een deel van het rapport waarbij hij het volgende extra benadrukt. “De klachten van betrokkene mogen daarom niet zonder meer vertaald worden naar een psychiatrische stoornis. Er zijn geen aanwijzingen om aan een posttraumatische-stressstoornis of depressie met psychotische kenmerken te denken. De diagnose neurocognitieve stoornis kan ik niet bevestigen, noch geheel uitsluiten. De verdenking op een neurodegeneratieve aandoening is mijns inziens echter laag en de ernst van de subjectieve klachten kan mijns inziens niet verklaard worden door traumatisch hersenletsel met als gevolg een contusio/commotio cerebri. Een neuroloog kan hier verder uitsluitsel over geven. De algemene presentatie geeft echter geen aanleiding om een ernstig psychiatrisch ziektebeeld te veronderstellen, zoals bijvoorbeeld een – klinisch merkbare – depressie of floride psychose. Ik adviseer dan ook om de gepresenteerde klachten vooral te interpreteren in het licht van aanpassingsproblematiek. In termen van de DSM-classificatie is daarmee sprake van een ongespecificeerde aanpassingsstoornis.” Op basis hiervan stelt de verzekeringsarts B&B dat uit dit expertiserapport onvoldoende medische grond is gebleken om uit te gaan van een andere belastbaarheid dan waar reeds eerder van werd uitgegaan. Zoals ook bij de eerdere verrichte expertise door DC VerzuimDiagnostiek is er onvoldoende medische objectivering om beperkingen in de FML ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren te kunnen onderbouwen. Er is volgens de verzekeringsarts B&B onvoldoende medische aanleiding gebleken om af te wijken van de primaire medische beoordeling. In het rapport van 6 oktober 2022 voegt de verzekeringsarts B&B hieraan toe dat naast de verzamelde medische gegevens, medische voorgeschiedenis en eigen onderzoeksbevindingen niet alleen het expertiserapport van Psyon van 9 juni 2022 is betrokken, maar ook het eerdere expertiserapport van DC VerzuimDiagnostiek van 11 juni 2019. De grond dat er bij de expertise is afgeweken van de door behandelaars gebruikte diagnoses is ook reeds aan de orde geweest in het kader van de eerdere hoger beroepsprocedure. De verzekeringsarts B&B verwijst hierbij naar de medische rapportage van 31 juli 2020. Verder stelt de verzekeringsarts B&B in het rapport van 6 oktober 2022 dat er in het beroepschrift geen nieuwe medische feiten naar voren komen die maken dat er onvoldoende rekening is gehouden met de beperkingen vanuit geobjectiveerde ziekte of gebrek. Er is onvoldoende medische grond vastgesteld voor het aannemen van sterkere beperkingen in de FML. In het rapport van 25 juli 2023 stelt de verzekeringsarts B&B dat ook de antwoorden van de neuroloog op de vragen van de rechtbank geen aanleiding geven om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
17. De rechtbank kan dit volgen. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren op 1 januari 2021. De verzekeringsarts B&B baseert zich op twee verschillende expertiserapporten waarbij zowel een NPO als een psychiatrisch onderzoek is verricht. Uit beide rapporten volgt dat de door de behandelaren gestelde diagnoses niet kunnen worden geobjectiveerd. Dat de reactie van de neuroloog ook niet tot een ander standpunt leidt kan de rechtbank ook volgen. Zoals de verzekeringsarts B&B in het rapport van 25 juli 2023 aangeeft blijkt hieruit dat de conclusie ‘cognitieve stoornis sinds zeker tien jaar’ is gebaseerd op anamnese; dat de MRI geen duidelijke aanwijzingen geeft voor een neurodegeneratieve afwijking als oorzaak van de cognitieve klachten; dat de analyse van de cognitieve klachten maar deels is verricht en dat er geen zekere uitspraak over de invloed van het functioneren van eiser kan worden gedaan en dat er geen bloedonderzoek is gedaan.
18. Wat betreft de lichamelijke klachten stelt de verzekeringsarts B&B in het rapport van 22 juni 2022 dat de bevindingen van de fysieke beoordeling in bezwaar en de medische informatie van de huisarts en de orthopeed geen aanleiding geven om andere of sterkere beperkingen op te nemen in de FML. Eiser heeft volgens de verzekeringsarts B&B ook aangegeven dat hij het afgelopen jaar niet meer bij de orthopeed is geweest en ook geen fysiotherapie of injecties meer heeft gehad. De rechtbank kan dit volgen. Eiser heeft zijn standpunt dat er meer lichamelijke beperkingen moeten worden aangenomen ook niet verder onderbouwd.
19. De verzekeringsarts B&B heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom het expertiserapport kan worden gevolgd en waarom er niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 1 januari 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die zijn vastgesteld in de FML van 8 december 2021. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
20. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 8 december 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als kok omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en twee reservefuncties opgeleverd. De arbeidsdeskundige B&B heeft deze functies bevestigd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenst. van prod.);
- ( SBC-code 111160) Textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel);
- ( SBC-code 267053) Wikkelaar (nieuw en revisie).
En de reservefuncties (SBC-code 111190) Inpakker (handmatig) en (SBC-code 111172) Productiemedewerker voedingsmiddelen industrie.
21. Eiser stelt dat het met zijn beperkingen niet mogelijk is om de bij de geduide functies behorende werkzaamheden uit te oefenen. Hij acht de geduide functies dan ook niet passend. Alle functies omvatten volgens eiser werkzaamheden die eiser gezien zijn psychische en fysieke beperkingen niet kan uitvoeren. Volgens eiser leveren alle functies een overschrijding op van de beperking verhoogd persoonlijk risico, mede vanwege zijn medicijngebruik.
22. In het rapport van 11 oktober 2022 stelt de arbeidsdeskundige B&B dat de medische belastbaarheid van eiser het uitgangspunt is bij de beoordeling welke arbeidsmogelijkheden hij nog heeft. Volgens hem zijn de geselecteerde functies in overeenstemming met de voor eiser vastgelegde medische belastbarheid zoals verwoord in de FML van 8 december 2021. Dat er sprake zou zijn van een ontoelaatbare overschrijding met betrekking tot verhoogd persoonlijk risico kan volgens de arbeidsdeskundige B&B niet worden gevolgd omdat eiser hiervoor niet beperkt is. Eiser is niet aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico. De geselecteerde functies zijn dan ook als geschikt aan te merken. De rechtbank kan dit volgen. Hierbij merkt zij nog op dat de stelling van eiser, dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten, in feite is gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
23. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 1 januari 2021 met de middelste van de drie geduide functies 73,30% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 26,70% arbeidsongeschikt is.