ECLI:NL:RBNHO:2023:11839

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
10266695 \ WM VERZ 23-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor (snor)fietser die rijbaan gebruikte zonder verplicht fietspad

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan een betrokkene, die als (snor)fietser de rijbaan gebruikte terwijl er geen verplicht fietspad of fiets/bromfietspad aanwezig was. De betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 13 februari 2023 heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie zijn standpunt gewijzigd en verzocht om het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging van de betrokkene, namelijk het niet gebruiken van de rijbaan als bromfietser bij het ontbreken van een fietspad, niet wordt betwist. De gemachtigde van de betrokkene heeft aangevoerd dat de feitcode die door de verbalisant was gebruikt onjuist was, en dat de feitcode R311, die hoort bij de gedraging van een bromfietser, toegepast moest worden. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. Tevens is de feitcode en omschrijving van de gedraging gewijzigd.

De kantonrechter heeft de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 1.284,75. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. M.P. de Valk, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10266695 \ WM VERZ 23-22
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 13 februari 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : N.G.A. Voorbach, Verkeersboete.nl

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. A. Khadri is namens gemachtigde verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te wijzigen en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als (snor)fietser niet de rijbaan gebruiken als er geen verplicht fietspad of fiets/bromfietspad aanwezig is.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gemachtigde heeft in het beroepschrift kort samengevat aangevoerd dat verbalisant een verkeerde feitcode heeft gebruikt, omdat op een verkeerde categorie weggebruiker is gehandhaafd. De gedraging is begaan met een bromfiets en daar hoort feitcode R311 bij. De feitcode dient daarom te worden gewijzigd en er dient een proceskostenvergoeding te worden toegekend. Ter zitting is namens gemachtigde het beroepschrift nader toegelicht.
In het beroepschrift bij de kantonrechter heeft de gemachtigde betoogd dat de feitcode R311, als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken fiets/bromfietspad, dient te worden gebruikt. Gelet op de stukken in het dossier en nu de gedraging door betrokkene niet wordt betwist, is de kantonrechter van oordeel dat is komen vast te staan dat de betrokkene als bromfietser niet de rijbaan heeft gebruikt. De daarbij horende feitcode is, gelet op het voorgaande, R311.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie vernietigen en het beroep van de betrokkene tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond verklaren en die beschikking voor wat betreft de daarin opgenomen feitcode en omschrijving van de gedraging wijzigen als na te melden. Het beroep wordt daarom gedeeltelijk gegrond verklaard.
De kantonrechter ziet aanleiding om de officier van justitie te veroordelen in de proceskosten van betrokkene. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling.
De gemachtigde heeft een beroepschrift bij de officier van justitie ingediend en is door de officier van justitie gehoord. De gemachtigde heeft een beroepschrift bij de kantonrechter ingediend en is verschenen op de zitting. Per proceshandeling wordt 1 punt toegekend, behalve voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie. Hiervoor wordt een halve punt toegekend (ECLI:NL:GHARL:2022:280). De waarde van een procespunt voor de fase van het administratief beroep is € 597,00 (gewijzigd per 1 januari 2023). De waarde van een procespunt voor de fase van het beroep is € 837,00 (gewijzigd per 1 januari 2023). Aangezien de aard van de procedure licht is zal een wegingsfactor van 0,5 worden toegepast. De kantonrechter komt derhalve tot de slotsom dat de proceskostenvergoeding moet worden vastgesteld op een bedrag van € 1.284,75.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt de beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt die beschikking in die zin dat daarin als feitcode en omschrijving van de gedraging worden vermeld: “311” en “Als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken fiets/bromfietspad”;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.284,74 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 1.284,75 aan de gemachtigde zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: