ECLI:NL:RBNHO:2023:12023
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Last onder dwangsom op grond van artikel 2:74 APV en de beoordeling van overtreding en evenredigheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 24 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen een opgelegde last onder dwangsom op grond van artikel 2:74 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Purmerend beoordeeld. De last onder dwangsom werd aan eiser opgelegd door de burgemeester van Purmerend na een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd gesteld dat eiser zich verdacht gedroeg met betrekking tot drugshandel. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat de last onterecht is opgelegd en dat de term 'kennelijke doel' in de APV onvoldoende duidelijk is. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester op basis van de feiten en omstandigheden, zoals vastgelegd in de bestuurlijke rapportage, terecht heeft geconcludeerd dat eiser artikel 2:74 van de APV heeft overtreden. De rechtbank wijst erop dat de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid drugs en contant geld in combinatie met andere aangetroffen voorwerpen voldoende aanwijzingen geven voor een overtreding van de APV.
Daarnaast behandelt de rechtbank de stelling van eiser dat de opgelegde last in strijd is met het zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel. Eiser betoogt dat zijn persoonlijke omstandigheden onvoldoende zijn meegewogen. De rechtbank oordeelt echter dat de door eiser aangevoerde medische omstandigheden geen bijzondere omstandigheden vormen die aanleiding geven om van handhaving af te zien. Ook de hoogte van de dwangsom wordt door de rechtbank als redelijk beoordeeld, waarbij wordt opgemerkt dat de dwangsom is bedoeld om herhaling van de overtreding te voorkomen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de last onder dwangsom in stand blijft, zonder dat eiser recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.