ECLI:NL:RBNHO:2023:1205

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
HAA 21/6653
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

Op 13 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het UWV, waarbij de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering werd afgewezen. Eiseres, die als huishoudelijke hulp werkte, had zich op 1 februari 2019 ziekgemeld en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het UWV concludeerde dat eiseres per 29 januari 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met haar klachten en beperkingen. De rechtbank beoordeelde het beroep van eiseres en concludeerde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had de klachten van eiseres in zijn beoordeling meegenomen en de rechtbank vond geen reden om aan de conclusies van het UWV te twijfelen. Eiseres had niet voldoende nieuwe medische gegevens aangevoerd om de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid te weerleggen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres per 29 januari 2021 niet recht had op een WIA-uitkering, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6653

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Beekelaar),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,het UWV,
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[werkgever], gevestigd in [plaats 2] , derde partij (hierna: werkgever)
(gemachtigde: J. Bom).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 2 november 2021.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 december 2021.
De werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als huishoudelijke hulp thuiszorg voor gemiddeld 23,38 uur per week. Op 1 februari 2019 heeft zij zich wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk. Nadat het dienstverband was geëindigd, heeft het UWV eiseres ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de bevindingen bij het medisch onderzoek heeft verzekeringsarts [naam] een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 18 maart 2020 opgesteld. Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft op grond van deze FML vastgesteld dat eiseres ongeschikt is voor haar eigen werk als huishoudelijke hulp thuiszorg. Er zijn ook geen voorbeeldfuncties te duiden, die eiseres met haar beperkingen nog zou kunnen verrichten en waarmee zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarom is het ziekengeld voortgezet.
3. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres op 29 januari 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres per deze datum een WIA-uitkering toe te kennen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 14 oktober 2021
.De medische belastbaarheid van eiseres is in bezwaar aangescherpt door de verzekeringsarts B&B en opgenomen in de FML van 14 oktober 2021
.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 26 oktober 2021
.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het UWV onvoldoende rekening gehouden heeft met haar klachten en daaruit voortvloeiende beperkingen. Zij vindt dat de conclusie van de verzekeringsarts B&B zich niet verhoudt tot de conclusies van de bedrijfsarts en verzekeringsarts [naam] (EZWb), die beiden van mening waren dat er sprake was van een authentieke en/of realistische klachtenpresentatie door eiseres, dat haar klachten medisch objectiveerbaar waren en dat zij slechts belastbaar was voor 20 uur per week. Eiseres benoemt haar klachten en belemmeringen en vindt dat deze onvoldoende in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren van de FML zijn verwerkt. Eiseres wijst op algemene informatie met betrekking tot de door de behandelend specialist genoemde diagnose. Bovendien is er niet alleen aanleiding voor een forsere urenbeperking op preventieve gronden maar ook op energetische gronden.
8. Eiseres meent verder dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat bij het bestreden besluit onder andere een exemplaar van de aangepaste FML, de aangepaste arbeidsmogelijkhedenlijst, de recapitulatie voorselectie en de resultaat functiebeoordeling ontbreken. Verder voert eiseres aan dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de FML van de verzekeringsarts in de primaire beoordeling op een aantal punten afweek van de FML van [naam] . Eiseres had deze punten nadrukkelijk betwist in bezwaar.
9. Tot slot verzoekt eiseres de inhoud van het bezwaarschrift en de aanvullende gronden van bezwaar alsmede hetgeen tijdens de hoorzitting werd besproken en/of naar voren werd gebracht als herhaald en ingelast te beschouwen.

Wat vindt de rechtbank

10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 29 januari 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij op die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 29 januari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 29 januari 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
12. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
13. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gesproken tijdens de hoorzitting en aanvullend lichamelijk onderzocht. Ook heeft hij de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldig en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist. Eiseres heeft het tegendeel ook niet betoogd.
De beoordeling van de belastbaarheid
14. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 29 januari 2021 in zijn rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Uit de ingebrachte medische informatie in bezwaar blijkt volgens de verzekeringsarts B&B dat de klachten van eiseres aannemelijk zijn, maar hij ziet geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts B&B heeft bovendien in het nadere rapport van 29 december 2021 voldoende gemotiveerd dat de informatie uit de behandelend sector, die eiseres in beroep heeft ingestuurd, evenmin aanleiding geeft om de FML aan te passen. Volgens de verzekeringsarts B&B vormen de klachten van eiseres geen reden voor een verdergaande urenbeperking tot 4 uur per dag zoals zij claimt. Deze klachten dienen te worden benoemd in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen. De gegeven urenbeperking van een uur per dag of een dag per week is voldoende klachtcontingent geoordeeld. De ingebrachte medische informatie geven geen aanleiding tot een afwijkend oordeel over de medische feiten op 29 januari 2021, en leiden ook niet tot meer beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. De rechtbank is van oordeel dat uit deze rapporten volgt dat de verzekeringsarts B&B de klachten en belemmeringen van eiseres heeft erkend en vertaald naar beperkingen in de FML. Dat de verzekeringsarts B&B hierbij aspecten over het hoofd heeft gezien of verkeerd heeft ingeschat, heeft eiseres niet met (nieuwe) medische gegevens aannemelijk gemaakt. Een verwijzing naar algemene informatie met betrekking tot een door haar behandelend specialist genoemde diagnose kan haar in dit verband niet baten, omdat deze algemene informatie niet op eiseres toegespitste medische informatie bevat.
15. Ook volgt de rechtbank eiseres niet in de stelling dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de FML van de verzekeringsarts in de primaire beoordeling op een aantal punten afweek van de FML van [naam] . Zoals de verzekeringsarts B&B terecht aangeeft heeft er een volledige heroverweging plaatsgevonden. Het UWV hoeft dan niet expliciet op alle bezwaargronden in te gaan. Bovendien hoeft niet elke afwijking van een eerdere medische beoordeling en de daaruit voortgevloeide FML gemotiveerd te worden. In deze zaak gaat bovendien om de medische situatie van eiseres op 29 januari 2021 en niet om de datum waarop de EZWb betrekking had.
16. Voor het verschil tussen het oordeel van de bedrijfsarts en de verzekeringsarts B&B is verder het volgende van belang. Het UWV heeft in het verweerschrift terecht gewezen op vaste rechtspraak [1] , op grond waarvan er niet aan voorbij gegaan kan worden dat een door de bedrijfsarts opgestelde FML bedoeld is om de re-integratiemogelijkheden van de betrokkene in kaart te brengen en dus een ander doel heeft dan de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA. Gelet hierop kan, anders dan eiseres heeft betoogd, aan het verschil tussen het oordeel van de bedrijfsarts en de verzekeringsarts B&B niet de waarde worden toegekend die eiseres daaraan toegekend wil zien.
17. Uit voorgaande vloeit voort dat, anders dan eiseres lijkt voor te staan, de verzekeringsarts B&B in de onderhavige WIA-beoordeling per 29 januari 2021 niet is gebonden aan wat de bedrijfsarts en [naam] eerder, ook per een eerdere toetsdatum, hebben gevonden van de beperkingen van eiseres. Bovendien is er geen rechtsregel die de verzekeringsarts B&B dwingt om de verschillen tussen zijn FML en die van de bedrijfsarts en [naam] op alle items te motiveren. Dat de bedrijfsarts en [naam] de klachten van eiseres authentiek en/of realistisch vonden, maakt dit niet anders.
18. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd.
19. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 29 januari 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B voor haar zijn vastgesteld. Gelet op voorgaande is de rechtbank - anders dan eiseres - van oordeel dat de medische grondslag van het bestreden besluit voldoende gemotiveerd is.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
20. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. Tegen het standpunt van het UWV dat de geduide functies voor haar geschikt zijn heeft eiseres geen beroepsgronden ingebracht.
21. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 29 januari 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 72,83% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 27,17% arbeidsongeschikt is. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te oordelen dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onjuist is.

Slot, conclusie en gevolgen

22. Tot slot ziet de rechtbank in de beroepsgrond van eiseres, dat het UWV niet alle onderliggende rapporten heeft meegestuurd met het bestreden besluit, geen reden om het bestreden besluit onrechtmatig te achten. Aangezien het dossier waarin zich deze stukken bevinden (inmiddels) aan eiseres is toegestuurd, heeft zij hier alsnog kennis van kunnen nemen. Terecht stelt het UWV dan ook dat eiseres alsnog voldoende in de gelegenheid is geweest om hierop te reageren.
23. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 29 januari 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
24. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 februari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak Centrale Raad van Beroep van 5 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:266.