ECLI:NL:RBNHO:2023:12684

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
10417828 \ CV EXPL 23-1426
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het dienstverband door opzegging door werknemer op derde werkdag

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of het dienstverband van een werknemer is geëindigd door opzegging op haar derde werkdag. De werknemer, aangeduid als [eiseres], heeft op 18 september 2021 haar werkzaamheden voortijdig verlaten en haar telefoonnummer uit de Whatsappgroep van medewerkers verwijderd. De werkgever, Exploitatiemaatschappij Merlet B.V., heeft dit als een ontslagname geïnterpreteerd en heeft de volgende dag contact opgenomen met de partner van [eiseres] om dit te verifiëren. De partner bevestigde dat [eiseres] het werk te zwaar vond en niet meer zou terugkomen. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de gedragingen van [eiseres] en concludeerde dat het dienstverband op 18 september 2021 is geëindigd. De vordering van [eiseres] om te verklaren dat het dienstverband nog voortduurt, alsook haar vorderingen tot betaling van loon en andere emolumenten, werden afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de werkgever, omdat [eiseres] ongelijk kreeg in haar vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10417828 \ CV EXPL 23-1426
Uitspraakdatum: 6 december 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. M. Hoefs
tegen
de besloten vennootschap Exploitatiemaatschappij Merlet B.V.
gevestigd te Schoorl
gedaagde
verder te noemen: Merlet
gemachtigde: mr. M. de Birk
De zaak in het kort
1.1. Deze zaak gaat over de vraag of het dienstverband door opzegging van een werknemer op haar derde werkdag is geëindigd. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Werkgever heeft onderbouwd dat werknemer haar werk voortijdig heeft verlaten en haar telefoonnummer uit de Whatsappgroep voor medewerkers heeft verwijderd en dat werkgever het ontslag de volgende dag heeft geverifieerd waarna ruim een jaar lang geen contact is geweest. Werkgever mocht er in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd op vertrouwen dat werknemer ontslag heeft genomen en dat het de bedoeling was van werknemer om ontslag te nemen.

2.Het procesverloop

2.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 20 maart 2023 een vordering tegen Merlet ingesteld. Merlet heeft schriftelijk geantwoord.
2.2.
Op 9 november 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. [eiseres] is verschenen met haar gemachtigde en partner, de heer [partner] , en bijgestaan door een tolk, de heer M. Sheiboukh. Merlet is verschenen bij haar directeur/mede eigenaar, mevrouw [directeur/eigenaar] en met haar gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] per e-mail van 27 oktober 2023 en Merlet per e-mail van 7 november 2023 nog stukken toegezonden.

3.De feiten

3.1.
Per e-mail van 10 september 2021 heeft de echtgenoot van [eiseres] , de heer [partner] , onder verwijzing naar een telefoongesprek over een baan voor [eiseres] het CV van [eiseres] aan Merlet toegezonden. Kort daarna heeft een kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en Merlet waar ook [partner] aanwezig was en hebben partijen een arbeidsovereenkomst gesloten.
3.2.
Op 14 en 15 september 2021 heeft [eiseres] werkzaamheden in het huishoudelijk team verricht voor Merlet. Het hoofd huishouding van Merlet, mevrouw [hoofd huishouding] , heeft [eiseres] op 15 september 2021 toegevoegd aan de Whatsappgroep van medewerkers van Merlet in de huishouding. In deze Whatsappgroep wordt bericht over roosters en de dagelijkse gang van zaken en werkzaamheden.
3.3.
[eiseres] heeft op 18 september 2021 tijdens haar werkzaamheden bij Merlet haar werk voortijdig verlaten. Dezelfde dag heeft [eiseres] haar telefoonnummer verwijderd uit de Whatsappgroep van medewerkers van Merlet.
3.4.
Op 19 september 2021 is telefonisch contact geweest tussen [directeur/eigenaar] van Merlet en [partner] over het vertrek van [eiseres] bij Merlet.
3.5.
Op of omstreeks 27 september 2021 heeft [eiseres] € 146,41 netto op haar bankrekening ontvangen van Merlet. In de eindafrekening staat dat dit bedrag ziet op de uitbetaling van 11,75 gewerkte uren, vakantiegeld en vakantiedagen.
3.6.
Een jaar later, op 28 september 2022, heeft [eiseres] bij het UWV aangifte gedaan van ziekte wegens zwangerschapsgerelateerde klachten per 3 september 2021 en in dat kader een Ziektewetuitkering en een WAZO-uitkering aangevraagd.
3.7.
De e-mail van 6 oktober 2022 van [partner] aan Merlet luidt voor zover relevant:
“(…) Mijn vrouw heeft vorig jaar korte tijd bij jullie gewerkt en dat kwam ten einde omdat ze het niet trok wat uiteindelijk kwam doordat bleek dat ze zwanger was. Nu heeft ze wellicht recht op een teruggave van het UWV alleen nu heeft het UWV haar arbeidscontract nodig, eventuele beëindiging van het contract (…)”.
3.8.
Daarna is contact geweest tussen [directeur/eigenaar] van Merlet en [partner] over het verstrekken van de arbeidsovereenkomst. Ook het UWV heeft telefonisch contact gezocht met Merlet.
3.9.
Op 30 november 2022 heeft het UWV in een e-mail aan Merlet gevraagd informatie te verstrekken over de arbeidsovereenkomst met [eiseres] binnen 24 uur. Merlet heeft op 1 december 2022 geantwoord dat het een mondelinge arbeidsovereenkomst van zeven maanden met een proeftijd van een maand betreft voor minimaal vier uur per week ingaande 14 september 2021, [eiseres] in drie dagen 11,75 uur heeft gewerkt, op de vierde dag niet is verschenen en de partner van [eiseres] telefonisch heeft laten weten dat het werk te zwaar voor [eiseres] was en Merlet daarna niets meer van [eiseres] of haar man heeft vernomen tot ruim 12 maanden later.
3.10.
De verzekeringsarts van het UWV heeft op 5 december 2022 beslist dat [eiseres] met ingang van 3 september 2021 niet arbeidsongeschikt is voor de maatstaf zijnde schoonmaakster hotelkamer voor 15 uur per week.
3.11.
De gemachtigde van [eiseres] heeft op 13 december 2022 aan Merlet bericht dat partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een omvang van 38 uur per week hebben gesloten. Verder heeft hij bericht dat sinds september 2021 geen loon is betaald en over september 2021 een te laag bedrag aan loon is betaald wegens ziekte, zodat [eiseres] een aanzienlijke loonvordering heeft op Merlet. De gemachtigde van Merlet heeft op 21 december 2022 hierop gereageerd.
3.12.
[eiseres] is in bezwaar gegaan tegen de beslissing van de verzekeringsarts van het UWV van 5 december 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 2 juni 2023 geconcludeerd dat de eerste ziektedag van [eiseres] 18 september 2021 was en dat [eiseres] gedurende het eerste trimester van de zwangerschap tot – arbitrair – 1 november 2021 als arbeidsongeschikt voor haar maatstaf wordt geacht wegens zwangerschapsgerelateerde klachten. De beslissing op bezwaar van het UWV van 13 juni 2023 is dat [eiseres] vanaf 18 september 2021 arbeidsongeschikt is voor haar maatstaf en daarom geen recht heeft op een Ziektewetuitkering.
3.13.
Het bezwaar van [eiseres] tegen de beslissing van het UWV van 5 december 2022 waarin de WAZO-uitkering is afgewezen, heeft het UWV per beslissing van 13 juni 2023 ongegrond verklaard. De onderbouwing van de beslissing luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…) Met de beslissing op bezwaar over uw afgewezen aanvraag om Ziektewet-uitkering per 3 september 2021 wordt aan u meegedeeld dat uw eerste dag van ziekte 18 september 2021 is en dat u geacht wordt arbeidsongeschikt voor uw maatstaf te zijn geweest van 18 september 2021 tot 1 november 2021.Uw mening dat er nog steeds een dienstverband bestond, in elk geval tot 14 april 2022, delen wij niet. U bent op 18 september 2021 naar huis gegaan. U bent daarna niet meer op uw werk op komen dagen en uw partner heeft aangegeven dat het werk te zwaar voor u was. In onze optiek is er sprake van ontslagname en eindigde het dienstverband op 18 september 2021. Of dit binnen een proeftijd was is daarmee niet relevant. Dit geldt ook voor de duur en de omvang van de arbeidsovereenkomst.Zolang de kantonrechter u geen gelijk heeft gegeven in de procedure over de loonvordering die u heeft ingesteld, stellen wij ons in ieder geval op het standpunt dat de dienstbetrekking is geëindigd op 18 september 2021. (…)”.

4.De vordering

4.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat zij met ingang van 14 september 2021 werkzaam is voor Merlet op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een omvang van 38 uur per week die voortduurt en aanspraak heeft op loon. Ook vordert [eiseres] dat de kantonrechter Merlet veroordeelt tot betaling van
€ 27.724,94 aan brutoloon, € 2.218,00 aan achterstallig vakantiegeld en € 3.108,16 aan niet genoten vakantiedagen van 14 september 2021 tot 1 maart 2023 en tot doorbetaling van het salaris en emolumenten vanaf 1 maart 2023. Ten slotte vordert [eiseres] dat Merlet wordt veroordeeld tot het toelaten van [eiseres] tot de werkvloer, tot het opstarten van de re-integratie van [eiseres] , tot het verstrekken van salarisspecificaties, allen op straffe van een dwangsom, en tot betaling van de wettelijke verhoging, buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten.
4.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat een schriftelijke arbeidsovereenkomst ontbreekt en dus niet is voldaan aan schriftelijkheidsvereiste van de arbeidsvoorwaarden en daarom op Merlet een verzwaarde motiveringsplicht rust dat een arbeidsovereenkomst voor de duur van zeven maanden is overeengekomen. Verder is de arbeidsomvang volgens de toepasselijke cao Horeca- en aanverwante bedrijf 38 uur per week en bij gebreke van een schriftelijke arbeidsovereenkomst is niet gebleken dat daarvan is afgeweken. Op Merlet rust de bewijslast dat een afwijkende arbeidsduur is overeengekomen. [eiseres] betwist dat zij de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. [eiseres] is op 18 september 2021 ziek naar huis gegaan, zodat Merlet ermee bekend was dat zij toen ziek was. Tijdens het telefoongesprek de dag erna heeft [partner] aangegeven dat [eiseres] de werkzaamheden op dat moment niet kon verrichten wegens ziekte. Merlet heeft vervolgens nagelaten de bedrijfsarts in te schakelen. [eiseres] heeft zich niet eerder gemeld bij Merlet, omdat zij niet bekend was met haar rechten.
4.3.
[eiseres] vordert bij wege van voorlopige voorziening, dat de kantonrechter Merlet veroordeelt tot doorbetaling van het verschuldigde salaris, tot het toelaten van [eiseres] tot de werkvloer, tot het starten van de re-integratie van [eiseres] , tot het verstrekken van de salarisspecificaties, allen op straffe van een dwangsom, en tot betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.

5.Het verweer

5.1.
Merlet betwist de vordering. Merlet voert aan – samengevat – dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd en [eiseres] daarom geen recht heeft op loon. [eiseres] heeft kortstondig voor Merlet gewekt en op haar derde werkdag – voordat er gelegenheid was de schriftelijke arbeidsovereenkomst te laten ondertekenen – haar werkzaamheden op eigen initiatief gestaakt en daarbij gezegd dat ze ermee stopte en naar huis ging. Ook heeft [eiseres] uit eigen beweging die dag haar telefoonnummer verwijderd uit de Whatsappgroep. Merlet heeft de volgende dag telefonisch contact gezocht met [eiseres] en toen dat niet lukte met [partner] om zich van de ontslagname te vergewissen. [partner] heeft in dat telefoongesprek laten weten dat [eiseres] het werk te zwaar vond, het niet het werk was wat zij wilde doen en niet meer zou komen werken. Van ziekte of een ziekmelding is geen melding gemaakt. Vervolgens is overgegaan tot afwikkeling van het dienstverband. Merlet heeft [eiseres] uit dienst gemeld bij haar administratiekantoor, waarna een eindafrekening is opgemaakt en verstrekt aan [eiseres] en het verschuldigde salaris is uitbetaald. Ook is [eiseres] door het administratiekantoor uit dienst gemeld bij de belastingdienst. Daarna heeft Merlet niets meer van [eiseres] vernomen, totdat zij ruim een jaar later stelde in dienst te zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

6.De beoordeling

6.1.
Partijen zijn het erover eens dat met ingang van 14 september 2021 een arbeidsovereenkomst is gesloten. Partijen zijn echter verdeeld over de voorwaarden waaronder deze arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Beantwoording van deze vraag kan in het midden blijven, omdat het verweer van Merlet dat [eiseres] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, slaagt. Dit zal als volgt worden toegelicht.
6.2.
Een werkgever mag er in beginsel op vertrouwen dat de verklaring of gedraging van een werknemer overeenstemt met zijn wil. [1] Of dat vertrouwen gerechtvaardigd is, hangt af van alle omstandigheden van het geval. In geval van opzegging van de arbeidsovereenkomst door een werknemer geldt op grond van vaste rechtspraak dat een "duidelijke en ondubbelzinnige" verklaring van de werknemer is vereist die is gericht op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Deze strenge maatstaf ter beantwoording van de vraag of een werknemer de dienstbetrekking daadwerkelijk heeft willen beëindigen, geldt om de werknemer te behoeden voor de ernstige gevolgen die de opzegging van het dienstverband kan hebben, zoals het verlies van inkomen en het mogelijk verlies van aanspraken ingevolge de sociale zekerheidswetgeving. In verband met die ernstige gevolgen zal een werkgever niet spoedig mogen aannemen dat een verklaring van de werknemer gericht op beëindiging van de dienstbetrekking in overeenstemming is met zijn werkelijke wil. Als er voor de werkgever reden is te twijfelen aan de met de verklaring overeenstemmende wil van de werknemer, rust op de werkgever een onderzoeksplicht, alsmede de verplichting om de werknemer over de mogelijke gevolgen van de opzegging voor te lichten. [2]
6.3.
Volgens Merlet heeft [eiseres] zelf haar arbeidsovereenkomst met Merlet opgezegd, waarna de overeenkomst is geëindigd. [eiseres] heeft dit weersproken en stelt zich op het standpunt dat zij op 18 september 2021 ziek naar huis is gegaan. Partijen zijn dus verdeeld over de vraag of [eiseres] ontslag heeft genomen of dat sprake was van ziekte of een ziekmelding. Het is aan Merlet aan te tonen dat [eiseres] ontslag heeft genomen en dat haar wil daarmee overeenstemde.
6.4.
Merlet heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat sprake is van een ontslagname door [eiseres] aangevoerd dat:
- [eiseres] op 18 september 2021, haar derde werkdag, voortijdig naar huis is gegaan;
- [eiseres] die dag de Whatsappgroep van medewerkers van Merlet heeft verlaten;
- [directeur/eigenaar] de volgende dag ter verificatie van het ontslag [partner] telefonisch heeft gesproken en hij heeft laten weten dat [eiseres] het werk te zwaar vond en niet meer zou komen werken;
- [eiseres] vervolgens niet meer op het werk is verschenen;
- Merlet het salaris inclusief vakantiegeld en vakantiedagen heeft uitbetaald;
- [eiseres] ruim een jaar lang niets meer van zich heeft laten horen.
6.5.
Met uitzondering van wat tijdens het telefoongesprek tussen [directeur/eigenaar] en [partner] is besproken, is het voorgaande niet betwist door [eiseres] en staat dat daarmee vast. Wat betreft het telefoongesprek wordt het standpunt van Merlet dat [partner] heeft gezegd dat [eiseres] het werk te zwaar vond en niet meer zou komen werken, ondersteund door de e-mail van 6 oktober 2022 van [partner] . In deze e-mail schrijft hij dat [eiseres] korte tijd bij Merlet heeft gewerkt en dat dit ten einde kwam omdat [eiseres] het niet trok. In deze e-mail staat niet dat [eiseres] ziek naar huis was gegaan of zich had ziekgemeld. De vermelding in de e-mail “doordat bleek dat ze zwanger was”, is onvoldoende om dat aan te nemen. Uit deze e-mail blijkt ook niet dat [partner] op 19 september 2021 heeft gezegd dat [eiseres] door ziekte niet kon werken en dat [directeur/eigenaar] heeft gezegd dat ze [eiseres] graag terug wilde zien als ze beter was, zoals [partner] in een latere verklaring bij deze procedure heeft betoogd. Het verweer van [eiseres] dat de uitlatingen van [partner] niets zeggen omdat hij geen partij was bij de arbeidsovereenkomst wordt verworpen. [partner] heeft [eiseres] steeds bijgestaan, ook tijdens het kennismakingsgesprek tussen partijen. Merlet mocht er dan ook op vertrouwen dat [partner] namens [eiseres] sprak, ook omdat [eiseres] de Nederlandse taal niet goed machtig is. De slotsom is dat [eiseres] het standpunt van Merlet over wat tijdens het telefoongesprek is besproken onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. [eiseres] heeft verder onvoldoende concreet gesteld en onderbouwd dat zij zich op 18 september 2021 op het werk heeft ziekgemeld.
6.6.
Desgevraagd heeft [eiseres] tijdens de zitting verklaard dat zij de Whatsappgroep heeft verlaten omdat zij dermate ziek was en last had van het geluid van alle berichten die binnenkwamen. [eiseres] had echter ook de meldingen van deze Whatsappgroep kunnen uitzetten of dempen of het geluid van haar telefoon uit kunnen zetten. Deze verklaring komt de kantonrechter daarom niet aannemelijk voor. Op de vraag waarom [eiseres] zich niet weer heeft aangemeld in november 2021 – de verzekeringsarts van het UWV heeft geoordeeld dat [eiseres] toen weer arbeidsgeschikt was – heeft [eiseres] geantwoord dat zij niet bekend was met haar rechten bij ziekte. Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan – Merlet heeft erop gewezen dat [partner] ondernemer is en zijn zus werkzaam is voor het UWV op de afdeling Ziektewetuitkeringen wat [eiseres] niet heeft weersproken – wordt hieraan voorbij gegaan.
6.7.
De kantonrechter oordeelt dat Merlet de gedragingen van [eiseres] op 18 september 2021 in combinatie met de verklaring van [partner] op 19 september 2021 namens haar redelijkerwijs mocht opvatten als een ontslagname. Omdat [eiseres] zelf het initiatief heeft genomen om de Whatsappgroep te verlaten, mocht Merlet ervan uitgaan dat [eiseres] ook ontslag wilde nemen en was er geen reden tot twijfel voor Merlet. Merlet mocht er in de gegeven omstandigheden daarom gerechtvaardigd op vertrouwen dat het de bedoeling was van [eiseres] om ontslag te nemen. [eiseres] heeft daar vervolgens ook consequent - meer dan een jaar lang - naar gehandeld. [eiseres] heeft onvoldoende aangevoerd om anders te oordelen.
6.8.
Het voorgaande betekent dat de arbeidsovereenkomst op initiatief van [eiseres] is geëindigd op 18 september 2021. De gevorderde verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt zal daarom worden afgewezen. Bij een afzonderlijke verklaring voor recht over de duur van de arbeidsovereenkomst en de arbeidsomvang ontbreekt een voldoende belang. Deze vordering zal daarom eveneens worden afgewezen. Het voorgaande heeft tot gevolg dat ook de overige vorderingen, waaronder de loonvordering, zullen worden afgewezen.
6.9.
Aangezien in dit vonnis al een beslissing wordt gegeven over de vordering van [eiseres] , is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding. [3]
6.10.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter ziet geen aanleiding af te wijken van de hoofdregel dat de proceskosten voor rekening komen van de in het ongelijk gestelde partij, aangezien de vordering niet alleen betrekking heeft op doorbetaling van loon bij ziekte.
6.11.
De door Merlet gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar vanaf de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis.
6.12.
Merlet maakt daarnaast aanspraak op de nakosten. Volgens vaste rechtspraak [4] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten – die worden begroot op € 132,00 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis – een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

7.De beslissing

De kantonrechter:
7.1.
wijst de vordering af;
7.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Merlet worden vastgesteld op een bedrag van € 1.058,00 aan salaris van de gemachtigde van Merlet, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de gehele betaling;
7.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 3:33 en 3:35 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Zie Hoge Raad 10 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS8387.
3.Artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
4.Zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.