ECLI:NL:RBNHO:2023:12723

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
10612752 \ CV EXPL 23-4478
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering opleidingskosten en uitleg studiekostenbeding in arbeidsrelatie

In deze zaak vorderde de werkgever, Consolid Openbaar Vervoer B.V., terugbetaling van opleidingskosten op basis van een studiekostenbeding. De kantonrechter oordeelde dat het studiekostenbeding niet duidelijk was en legde dit uit in het voordeel van de werknemer. De werknemer, aangeduid als [gedaagde], voerde aan dat de verplichting tot terugbetaling van de opleidingskosten was komen te vervallen. Na het beëindigen van de tweede uitzendovereenkomst was er een termijn van 14 weken gaan lopen, waarin de werkgever geen nieuwe uitzendovereenkomst had aangeboden. Hierdoor verviel de terugbetalingsverplichting. De kantonrechter wees de vordering van de werkgever af en kende de tegenvordering van de werknemer tot terugbetaling van ten onrechte verrekende bedragen toe.

Het proces begon met een dagvaarding van 20 juni 2023, waarna op 14 november 2023 een zitting plaatsvond. De feiten wezen uit dat Consolid personeel detacheert en beroepsopleidingen verzorgt. De werknemer had een opleidingsovereenkomst gesloten en na succesvolle afronding een uitzendovereenkomst gekregen. De werkgever had de opleidingskosten voorgeschoten, maar na beëindiging van de uitzendovereenkomst was er geen nieuwe overeenkomst aangeboden binnen de gestelde termijn. De kantonrechter concludeerde dat de terugbetalingsverplichting was komen te vervallen, omdat de werkgever niet aan zijn verplichtingen had voldaan.

De kantonrechter benadrukte dat de onduidelijkheid in het studiekostenbeding voor rekening van de werkgever komt, aangezien deze het beding zelf had opgesteld. De vordering van de werkgever werd afgewezen en de tegenvordering van de werknemer tot terugbetaling van € 178,09 werd toegewezen. De proceskosten werden aan de werkgever opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10612752 \ CV EXPL 23-4478
Uitspraakdatum: 13 december 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Consolid Openbaar Vervoer B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie
verder te noemen: Consolid
gemachtigde: LAVG BV (Groningen)
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: [gemachtigde], [gemachtigde]
De zaak in het kort
Werkgever vordert terugbetaling van opleidingskosten op grond van een studiekostenbeding. De kantonrechter vindt het studiekostenbeding niet duidelijk en legt dit daarom uit in het voordeel van werknemer. Werknemer voert terecht aan dat de verplichting tot terugbetaling van de opleidingskosten is komen te vervallen. Na het eindigen van de tweede uitzend/arbeidsovereenkomst is een termijn van 14 weken gaan lopen, omdat werkgever geen nieuwe uitzend/arbeidsovereenkomst heeft aangeboden. Werkgever heeft werknemer vervolgens niet binnen die termijn een uitzend/arbeidsovereenkomst aangeboden. Daardoor is de terugbetalingsverplichting komen te vervallen. De vordering wordt afgewezen. De tegenvordering van werknemer tot terugbetaling van ten onrechte verrekende bedragen wordt toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Consolid heeft bij dagvaarding van 20 juni 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 14 november 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.Feiten

2.1.
Consolid detacheert personeel en verzorgt beroepsopleidingen in de vervoerssector.
2.2.
Consolid en [gedaagde] hebben op 20 januari 2020 een opleidingsovereenkomst gesloten, waarop het ‘Reglement opleidingen Consolid Openbaar vervoer individueel (hierna: het Reglement) van toepassing is verklaard.
2.3.
Op grond van de opleidingsovereenkomst heeft [gedaagde] de opleiding tot buschauffeur (cursus CCV Vakbekwaamheid Personenvervoer en opleiding rijbewijs D) gevolgd en heeft Consolid de daarmee gemoeide kosten van in totaal € 4.538,00 voorgeschoten. In de opleidingsovereenkomst is bepaald dat na succesvolle afronding van de opleidingsovereenkomst een uitzend-/arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt aangegaan, in welk geval per verloonde week een netto bedrag van (in geval van [gedaagde]) € 25,- wordt ingehouden op het door [gedaagde] te ontvangen salaris. Daarnaast wordt na het aangaan van een uitzendovereenkomst een netto bedrag van (in geval van [gedaagde]) € 0,70 per gewerkt uur in mindering gebracht op de opleidingskosten.
2.4.
In de opleidingsovereenkomst staat, voor zover relevant, het volgende:
‘Artikel 2 Aangaan uitzendovereenkomst
Consolid Openbaar Vervoer zal met Cursist opeenvolgende uitzend/ arbeidsovereenkomsten aangaan, indien Cursist alle hierna genoemde examens t.b.v. het Rijbewijs D heeft behaald:
• Vakbekwaamheid Personenvervoer;
• Praktijk (inclusief praktijktoetsen);
Artikel 3 Opleidingskosten
d.1 Consolid Openbaar Vervoer voldoet de kosten van de opleiding, vermeerderd met de kosten van eventuele extra lessen en/of herexamens van Cursist. Cursist is gehouden om de opleidingskosten volledig aan Consolid Openbaar Vervoer terug te betalen. Verwezen wordt naar het bepaalde in artikel 4 van deze opleidingsovereenkomst en artikel 6 van het Reglement.d.2 (…)
Artikel 4 Verrekening opleidingskosten
d.1 Cursist is gehouden om de opleidingskosten volledig aan Consolid Openbaar Vervoer terug te betalen/verdienen. De volgende regeling is hierbij van toepassing:
a. Na het aangaan van een uitzend/ arbeidsovereenkomst wordt per verloonde week een netto bedrag van € 25,- ingehouden op het door de Cursist te ontvangen salaris; en
b. Krachtens de gewerkte uren voor Consolid Openbaar Vervoer, voortvloeiend uit de uitzend/arbeidsovereenkomst, wordt een bedrag van C 0,70 per uur in mindering gebracht op de opleidingskosten van Cursist (dus niet ingehouden op salaris). Uren betaald als loonbetaling bij ziekte en verlof worden niet aangemerkt als gewerkte uren.
c. Zodra Cursist 78 weken via Consolid heeft gewerkt en op deze wijze C 1.950,­ (conform het gestelde in 4.1.a) heeft terugbetaald, wordt de restschuld van de opleiding kwijtgescholden.
d. De kosten van eventuele extra lessen en/of herexamens worden uitgesloten van de in
4.lc genoemde regeling.
e. Indien bij beëindiging van de uitzend/ arbeidsovereenkomst door Cursist nog geen 78 weken zijn gewerkt, dient Cursist de nog resterende opleidingskosten terug te betalen. Deze bestaan uit de volledige opleidingskosten minus de opgebouwde bedragen conform het gestelde in 4.1.a en 4.1.b.
De te betalen opleidingskosten worden binnen 60 dagen na beëindiging van de uitzendovereenkomst in rekening gebracht bij Cursist.
(…)
g.2 Indien Consolid Cursist binnen de terugbetalingstermijn geen uitzend/ arbeidsovereenkomst kan aanbieden en Cursist daardoor niet in staat is de wekelijkse € 25,- af te betalen conform 4.la, komt de terugbetalingsverplichting te vervallen indien Consolid de Cursist binnen 14 opeenvolgende weken niet alsnog een uitzend/ arbeidsovereenkomst aanbiedt.
g.3 In het Reglement wordt in artikel 6 beschreven onder welke omstandigheden de opleidingskosten direct opeisbaar zijn.(…)’
2.5.
In het Reglement staan, voor zover relevant, de volgende bepalingen:
Artikel 6 Verrekening opleidingskosten
a. (…)
c. Cursist dient de volledige danwel resterende aan Consolid Openbaar Vervoer in rekening gebrachte opleidingskosten aan Consolid Openbaar Vervoer terstond terug te betalen:
• (…)
• (…)
• (…)
• bij beëindiging van de uitzendovereenkomst;
• (…)’
2.5.
Nadat [gedaagde] de opleiding tot buschauffeur succesvol had afgerond, zijn partijen met ingang van 14 augustus 2020 een uitzendovereenkomst aangegaan voor de duur van een maand, op basis waarvan [gedaagde] voor 96 uur per vier weken als buschauffeur bij Connexxion tewerkgesteld is. Met ingang van 14 december 2020 zijn partijen een tweede uitzendovereenkomst aangegaan ten behoeve van de terbeschikkingstelling van [gedaagde] bij Connexxion. In deze uitzendovereenkomst is een uitzendbeding in de zin van artikel 7:691 lid 2 BW opgenomen.
2.6.
Bij brief van 29 december 2020 heeft Consolid [gedaagde] laten weten dat Connexxion de tewerkstelling van [gedaagde] wegens de Covid-19 crisis zal beëindigen, als gevolg waarvan de uitzendovereenkomst op basis van het uitzendbeding per 2 januari 2021 van rechtswege eindigt. Op 2 januari 2021 is de uitzendovereenkomst van rechtswege geëindigd.
2.7.
Bij e-mail van 16 februari 2021 heeft [gedaagde] Consolid geschreven: ‘
Ik ben benaderd door [betrokkene]. Omtrent de functie buschauffeur. Onlangs ben ik ontslagen wegens de Corona virus. In mijn voicemail hoorde ik dat er van de zomer weer plek is. Graag wil ik daar voor in aanmerking komen’.
2.8.
Op 29 april 2021 heeft Consolid [gedaagde] telefonisch een aanbod gedaan voor herplaatsing als buschauffeur bij Connexxion Alkmaar, met het verzoek 30 april 2021 te laten weten of [gedaagde] dat aanbod accepteert. Bij brief van 3 mei 2021 heeft Consolid geschreven dat ze een factuur voor de opleidingskosten zal sturen, omdat ze 30 april 2021 niet meer van [gedaagde] heeft vernomen. Bij e-mail van 10 mei 2021 heeft [gedaagde] hiertegen geprotesteerd. In de daaropvolgende periode hebben partijen veelvuldig gecorrespondeerd over de verschuldigdheid van de opleidingskosten. Consolid heeft zich in die correspondentie op het standpunt gesteld dat zij meerdere malen passende arbeid aan [gedaagde] heeft aangeboden, die [gedaagde] heeft geweigerd. [gedaagde] betwist in de correspondentie dat haar passende arbeid is aangeboden.
2.9.
Op 18 juni 2021 heeft Consolid [gedaagde] een factuur voor de resterende opleidingskosten gestuurd.
2.10.
Daarna zijn partijen in 9 augustus 2021 een volgende uitzendovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan op basis waarvan [gedaagde] als buschauffeur bij Connexxion tewerkgesteld is voor 12 uur per vier weken. Die uitzendovereenkomst is van rechtswege geëindigd. Tussen partijen is vervolgens gecorrespondeerd over de vraag of [gedaagde] de resterende opleidingskosten moet betalen en op welke grond.
2.11.
Op 20 januari 2022 heeft Consolid [gedaagde] een factuur gestuurd van € 3.490,19 voor de resterende opleidingskosten met een betalingstermijn tot en met 3 februari 2022. Op 6 en 23 mei 2022 zijn betalingsaanmaningen gestuurd waarin tevens aanspraak is gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten. Op 5 augustus 2022 is een 14-dagenbrief gestuurd. Op 26 augustus 2022 is een laatste sommatie aan [gedaagde] gestuurd en zijn rechtsmaatregelen aangekondigd.

3.De vordering

3.1.
Consolid vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 4091,58, bestaande uit een hoofdsom van € 3.490,19 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2023), een bedrag van € 127,37 aan rente over de periode van 4 februari 2022 tot en met 14 juni 2023 en een bedrag van € 474,02 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] op 4 februari 2022 in verzuim is geraakt, omdat zij de factuur van 20 januari 2022 onbetaald heeft gelaten.
De wettelijke rente is vanaf 4 februari 2022 verschuldigd, omdat [gedaagde] de factuur niet uiterlijk op 3 februari 2022 heeft betaald. De incassokosten zijn verschuldigd, omdat [gedaagde] diverse malen (onder andere met een 14-dagenbrief) tevergeefs tot betaling is gesommeerd.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat geen opleidingskosten verschuldigd zijn, primair omdat de opleidingskosten op grond van artikel 4.g.2 van de opleidingsovereenkomst zijn vervallen. Nadat de uitzendovereenkomst op 2 januari 2021 was geëindigd, heeft Consolid namelijk niet binnen 14 weken een uitzend- of arbeidsovereenkomst aangeboden.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter Consolid veroordeelt tot betaling van € 178,09. Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij dit bedrag onverschuldigd aan Consolid heeft terugbetaald. Het betreft de inhoudingen die Consolid ten behoeve van de opleidingskosten heeft gedaan op het salaris van [gedaagde] dat zij in de periode vanaf 9 augustus 2021 bij Consolid heeft verdiend. De inhoudingen zijn gedaan nadat de terugbetalingsplicht op grond van artikel 4.2 van de opleidingsovereenkomst was komen te vervallen.
4.3.
Consolid betwist de tegenvordering en stelt dat de inhoudingen niet onverschuldigd zijn gedaan, omdat de terugbetalingsverplichting niet is komen te vervallen.

5.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
De kern van het geschil is of [gedaagde] de resterende opleidingskosten van € 3.490,19 aan Consolid moet betalen, of dat [gedaagde] een bedrag van € 178,09 teveel aan opleidingskosten aan Consolid heeft terugbetaald.
Nadere duiding van de grondslag van de vordering
5.3.
Consolid stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] de resterende opleidingskosten verschuldigd is op grond van het bepaalde in het Reglement. De kantonrechter stelt vast dat uit de dagvaarding niet duidelijk wordt op welke bepaling(en) uit het Reglement door Consolid een beroep wordt gedaan. Ter zitting heeft Consolid toegelicht dat [gedaagde] de opleidingskosten verschuldigd is, omdat [gedaagde] de door Consolid aangeboden passende arbeid heeft geweigerd nadat de terbeschikkingstelling bij Connexxion was geëindigd. Volgens Consolid is daarmee sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6 lid c vierde bullit van het Reglement.
Studiekostenbeding
5.4.
Hoewel tussen partijen op het moment van het sluiten van de opleidingsovereenkomst nog geen dienstbetrekking bestond, volgt uit die overeenkomst wel dat partijen een dienstbetrekking voor ogen hadden. Zo is daarin overeengekomen dat Consolid met [gedaagde] opeenvolgende uitzend/arbeidsovereenkomsten aan zal gaan als zij alle examens ten behoeve van rijbewijs D heeft behaald (artikel 2 (2.4)) en zijn partijen uiteindelijk ook uitzendovereenkomsten aangegaan. Hierdoor bestaat er tussen de opleidingsovereenkomst en de uitzendovereenkomsten dusdanige verbinding dat artikel 4 van de opleidingsovereenkomst in samenhang met artikel 6 van het Reglement moet worden gekwalificeerd als studiekostenbeding.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet het beding aan de door de Hoge Raad gestelde criteria [1] . Het studiekostenbeding bepaalt onder welke voorwaarden [gedaagde] gehouden is de kosten terug te betalen. Daarnaast vermindert de terugbetalingsverplichting naar evenredigheid van het voortduren van de dienstbetrekking omdat per gewerkt uur € 0,70 op de kosten in mindering wordt gebracht. Hierdoor stelt het beding ook impliciet de tijdspanne vast gedurende welke Consolid geacht wordt baat te hebben van de door [gedaagde] tijdens de opleiding verworven kennis en vaardigheden.
5.6.
De Hoge Raad heeft bijkomende voorwaarden gesteld voor een geslaagd beroep op een (op zichzelf rechtsgeldig) studiekostenbeding. Een van die voorwaarden is dat de terugbetalingsregeling, met de voor werknemer ernstige consequenties, duidelijk aan de werknemer uiteengezet moet zijn. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat de kans op nadelige effecten van een studiekostenbeding voor een werknemer groter is als een werkgever, zoals in dit geval Consolid, steeds (korte) uitzend/arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aanbiedt. Dan mogen extra eisen worden gesteld aan de helderheid en begrijpelijkheid van het studiekostenbeding en worden onduidelijkheden uitgelegd in het voordeel van de werknemer. Ook kunnen de redelijkheid en billijkheid eraan in de weg staan dat een werknemer wordt gehouden aan de plicht om studiekosten terug te betalen, bijvoorbeeld wanneer de werkgever zelf besluit een arbeidsovereenkomst te beëindigen of niet te verlengen.
Terugbetalingsverplichting is komen te vervallen
5.7.
Eerst moet het primaire verweer van [gedaagde] worden beoordeeld dat de terugbetalingsverplichting is komen te vervallen op grond van artikel 4.g.2 van de opleidingsovereenkomst. In dat artikel is bepaald dat de terugbetalingsverplichting komt te vervallen als Consolid binnen de terugbetalingstermijn geen uitzend/arbeidsovereenkomst kan aanbieden en de cursist daardoor niet in staat is de wekelijkse € 25,- af te betalen én Consolid de cursist niet binnen 14 opeenvolgende weken alsnog een uitzendovereenkomst aanbiedt. Partijen zijn het niet eens over de uitleg van dit artikel. De kantonrechter is van oordeel dat dit beding niet duidelijk is en ziet aanleiding om de uitleg te volgen die [gedaagde] aan dit beding heeft gegeven. Dat leidt tot de conclusie dat de terugbetalingsverplichting van [gedaagde] is komen te vervallen. Dat licht zij hieronder toe.
Uitleg artikel 4.g.2 van de opleidingsovereenkomst
5.8.
Volgens Consolid staat artikel 4.g.2 in elke opleidingsovereenkomst sinds de kredietcrisis van 2008. In die periode was sprake van hoge werkloosheid en daardoor kon het voorkomen dat Consolid gedurende 78 weken geen mensen kon plaatsen. Na afloop van die termijn werd daar dan nog een periode van 14 weken aan vastgeplakt om te bekijken of iemand alsnog kon worden geplaatst. Volgens Consolid vloeit uit artikel 4.g.2 van de opleidingsovereenkomst geen verplichting voort om gedurende de gehele terugbetalingsperiode van 78 weken aansluitende uitzendovereenkomsten aan te bieden.
5.9.
In de opleidingsovereenkomst staat niet wanneer de termijn van 78 weken begint. Desgevraagd heeft Consolid op de zitting toegelicht dat die termijn gaat lopen op de datum van de eerste uitzendovereenkomst. Deze toelichting strookt echter niet met de uitleg die Consolid geeft aan artikel 4.g.2 van de opleidingsovereenkomst, die onder meer inhoudt dat de termijn van 78 weken gaat lopen na afronding van de opleiding. De kantonrechter begrijpt uit de toelichting van Consolid zoals weergegeven onder r.o. 5.8. dat de cursist volgens Consolid slechts een beroep kan doen op artikel 4.g.2 van de opleidingsovereenkomst in de situatie dat er gedurende 78 weken na afronding van de opleiding geen enkele uitzendovereenkomst wordt aangeboden en dat de termijn van 14 weken pas na afloop van die 78 weken ingaat. Die uitleg volgt de kantonrechter niet.
5.10.
De tekst van artikel 4.g.2 van de opleidingsovereenkomst biedt geen aanknopingspunten voor de uitleg van Consolid. Er staat immers ‘binnen de terugbetalingstermijn geen uitzend/arbeidsovereenkomst kan aanbieden’ waardoor de cursist ‘niet in staat is de wekelijkse € 25,- af te betalen’. Dat ‘binnen de terugbetalingstermijn’ betekent dat de werknemer pas een beroep op deze bepaling zou kunnen doen na afloop van de gehele termijn van 78 weken zoals Consolid stelt volgt daar niet uit. Met name het tweede onderdeel - dat de cursist bij gebrek aan een uitzendovereenkomst de wekelijkse € 25,- niet kan afbetalen - duidt er juist op dat, wanneer de cursist op enig moment tijdens de gehele periode van 78 weken geen inkomen heeft om af te lossen omdat er geen uitzendovereenkomst is (aangeboden), er niet terugbetaald hoeft te worden.
5.11.
Bovendien zou de uitleg van Consolid met zich brengen dat artikel 4.g.2 zijn werking al verliest zodra binnen de genoemde periode slechts één uitzendovereenkomst (ook van korte duur) is aangeboden. Een dergelijke uitleg heeft verstrekkende gevolgen voor de cursist. Immers, in een situatie als bij Consolid waar steeds uitzendcontracten van zeer korte duur (met soms zelfs een uitzendbeding) aan de cursist worden aangeboden, zijn de mogelijkheden voor Consolid om de arbeidsrelatie te beëindigen, zeer ruim. Daarmee is het risico voor de cursist dat hij met een forse terugbetalingsplicht blijft zitten zonder dat hij een baan/inkomsten heeft om terug te verdienen aanzienlijk. Dat geldt temeer voor de situatie dat de cursist, zoals Consolid stelt, pas na 78 weken zonder dat een uitzend/arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen vermeerderd met nog 14 weken, een beroep zou kunnen doen op artikel 4.g.2 van de opleidingsovereenkomst. Zou de lezing van Consolid juist zijn, dan zou dit betekenen dat Consolid gedurende een periode van 78 weken plus 14 weken de tijd heeft om de cursist een uitzendovereenkomst aan te bieden, waarbij de cursist gedurende die gehele periode niet weet of/wanneer er iets wordt aangeboden en ook geen zekerheid heeft over wát er dan wordt aangeboden (voor welke duur, hoeveel contracturen, uurloon etc). De cursist wordt in die periode in feite ‘aan het lijntje gehouden’ en wordt daardoor beperkt bij het (in de tussentijd) aangaan van andere arbeidsrelaties, terwijl de terugbetalingsverplichting steeds in stand blijft. Dit risico zou daarom uitdrukkelijk en ondubbelzinnig uit de tekst van het beding moeten blijken, zodat de cursist bij het aangaan van de opleidingsovereenkomst - goed geïnformeerd over de risico’s - een weloverwogen keuze kan maken. Dat is hier nu juist niet het geval.
5.12.
De uitleg die Consolid aan deze bepaling geeft verhoudt zich bovendien niet goed met het uitgangspunt dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid kan zijn om opleidingskosten terug te vorderen als de werkgever niet (opnieuw) een uitzend/arbeidsovereenkomst aanbiedt. In dat geval is het redelijk dat de werkgever de kosten van de opleiding draagt, omdat het niet de keuze van de werknemer is geweest om te stoppen met werken.
5.13.
Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter in artikel 4.g.2. van de opleidingsovereenkomst onvoldoende aanknopingspunten ziet voor de uitleg die Consolid hieraan geeft. De onduidelijkheid van de tekst dient voor rekening en risico van Consolid te blijven, nu zij de opleidingsovereenkomst en het Reglement zelf heeft opgesteld, terwijl het risico op nadelige effecten van dit studiekostenbeding groter is voor [gedaagde] als werknemer. De kantonrechter ziet dan ook aanleiding om de bepaling uit te leggen in het voordeel van [gedaagde] als werknemer. Gelet daarop en omdat de kantonrechter vindt dat de uitleg die [gedaagde] aan de bepaling geeft méér voor de hand ligt, zal zij de lezing van [gedaagde] volgen. Die houdt in dat de terugbetalingstermijn van 78 weken begint op de datum van de eerste uitzendovereenkomst. Vervolgens komt de terugbetalingsverplichting te vervallen als Consolid na het eindigen van een uitzend/arbeidsovereenkomst binnen die terugbetalingstermijn van 78 weken niet binnen 14 weken nadat de laatste uitzendovereenkomst (op initiatief van Consolid) is geëindigd, een (nieuwe) uitzendovereenkomst kan aanbieden en de cursist daardoor niet in staat is de wekelijkse € 25,- af te betalen.
Toepassing artikel 4.g.2 van de opleidingsovereenkomst
5.14.
In dit geval is sprake van een dergelijke situatie. De termijn van 78 weken is gaan lopen op 12 augustus 2020, de dag van de eerste uitzendovereenkomst. De tweede uitzendovereenkomst is binnen de 78 weken op 2 januari 2021 van rechtswege geëindigd door het uitzendbeding, waarna de termijn van 14 weken is gaan lopen op 3 januari 2021 en is afgelopen op 11 april 2021. Nu Consolid niet binnen die termijn een volgende uitzend/arbeidsovereenkomst aan [gedaagde] heeft aangeboden, is de terugbetalingsverplichting op 11 april 2021 komen te vervallen. Consolid voert weliswaar aan dat zij in februari 2021 nog twee keer een nieuwe uitzendovereenkomst aan [gedaagde] heeft aangeboden maar dat is niet komen vast te staan. [gedaagde] heeft dat betwist en de e-mail van 16 februari 2021 (2.7.) wijst er alleen op dat Consolid contact met [gedaagde] heeft gezocht voor de functie van buschauffeur in de zomer van 2021 maar bevat geen (concreet) aanbod voor het aangaan van een nieuwe uitzendovereenkomst. Consolid heeft haar stelling ook niet onderbouwd en geen concreet bewijsaanbod gedaan, zodat de kantonrechter daaraan verder voorbij gaat. Het aanbod van Consolid van 29 april 2021 valt buiten de termijn van 14 weken. [gedaagde] hoeft de opleidingskosten dus niet terug te betalen.
5.15.
Het beroep van Consolid op artikel 6 lid c vierde bullit van het Reglement gaat niet op. Daarin is geregeld in welke gevallen de opleidingskosten direct opeisbaar zijn. Daar komt de kantonrechter echter niet aan toe omdat de opleidingskosten in dit geval sowieso niet opeisbaar zijn op grond van artikel 4.g.2 van de opleidingsovereenkomst. Het argument van Consolid dat het niet zo kan zijn dat zij nu met de opleidingskosten blijft zitten, slaagt gelet op het voorgaande niet.
5.16.
De conclusie luidt dat de vordering van Consolid zal worden afgewezen.
Tegenvordering
5.17.
De tegenvordering van [gedaagde] tot terugbetaling van € 178,09 zal worden toegewezen. Consolid heeft niet betwist dat zij dit bedrag heeft ingehouden op de loonbetalingen aan [gedaagde] na 11 april 2021. Nu de terugbetalingsverplichting die dag is komen te vervallen, heeft [gedaagde] dit bedrag onverschuldigd aan Consolid betaald.
Conclusie
5.18.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Consolid zal afwijzen en de vordering van [gedaagde] zal toewijzen.
Proceskosten
5.19.
De proceskosten komen voor rekening van Consolid, omdat zij ongelijk krijgt. Omdat [gedaagde] niet met een professioneel gemachtigde procedeert, is het Liquidatietarief niet van toepassing maar zal, op grond van artikel 238 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een bedrag van € 50,- aan reis-, verblijf- en verletkosten worden toegekend. De proceskosten terzake het tegenverzoek worden op nihil gesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Consolid tot betaling van de proceskosten aan [gedaagde], die de kantonrechter aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag vaststelt op € 50,-;
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
de tegenvordering
6.4.
veroordeelt Consolid tot betaling aan [gedaagde] van € 178,09;
6.5.
veroordeelt Consolid tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [gedaagde] vaststelt op nihil;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 1983, ECLI:NL:HR:1983:AC2816, Muller/Van Opzeeland