ECLI:NL:RBNHO:2023:12909

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
C/15/345928 / KG ZA 23-614
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van koopovereenkomst en medewerking aan verkoop van woning in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde, beiden eigenaren van een woning. Eiser vorderde dat gedaagde zou meewerken aan de verkoop van de woning aan Kammenga Holding B.V. en de ontbinding van een eerdere koopovereenkomst met een andere koper, [betrokkene 1]. De achtergrond van de zaak betreft een gezamenlijke eigendom van de woning, die door beide partijen is aangekocht voor beleggingsdoeleinden. Eiser heeft een schikkingsaanbod van het Openbaar Ministerie (OM) geaccepteerd, waarbij hij een deel van de opbrengst van de woning moet gebruiken om een openstaande schuld aan het OM te voldoen. Gedaagde was echter niet bereid om mee te werken aan de verkoop aan Kammenga, omdat zij een hogere opbrengst voor de woning wilde realiseren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van eiser bij een spoedige verkoop van de woning, om zijn verplichtingen jegens het OM na te komen, zwaarder weegt dan het belang van gedaagde om te wachten op een hogere verkoopprijs. De rechter wees de vorderingen van eiser toe, inclusief de ontbinding van de koopovereenkomst met [betrokkene 1] en de verplichting voor gedaagde om mee te werken aan de verkoop aan Kammenga. De rechter benadrukte dat de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten worden beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid, en dat de voorzieningenrechter in kort geding kan anticiperen op de verdeling van de gemeenschap.

De uitspraak bevatte ook een veroordeling van gedaagde in de proceskosten, die door eiser zijn gemaakt in het kader van deze procedure. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ook al kan zij in hoger beroep gaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/345928 / KG ZA 23-614
Vonnis in kort geding van 12 december 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
eiser,
advocaat mr. T.V.M. ten Berge te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. R. Gardeslen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 november 2023 met de producties 1 tot en met 28,
  • de producties 1 tot en met 5 van de zijde van [gedaagde],
  • de akte houdende eiswijziging met de producties 29 en 30 van de zijde van [eiser],
  • de mondelinge behandeling van 30 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van [gedaagde],
  • de na de zitting door mr. Ten Berge bij akte ingebrachte correspondentie tussen (de advocaten van) partijen en het Openbaar Ministerie,
1.2.
Ter zitting van 30 november 2023 zijn verschenen:
- mr. Ten Berge voornoemd namens [eiser] ([eiser] zelf was afwezig),
- [gedaagde], bijgestaan door mr. Gardeslen voornoemd.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft mr. Ten Berge tijdens de zitting verzocht om de correspondentie in het geding te brengen met betrekking tot de afspraken van partijen met het Openbaar Ministerie. Mr. Gardeslen heeft naar aanleiding daarvan gelegenheid gekregen om per akte op die correspondentie te reageren.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 3 december 2015 zijn [eiser] en [gedaagde] gezamenlijk eigenaar geworden van de woning aan de [adres] te ([postcode]) [plaats 3] (hierna: de woning).
2.2.
De woning hebben zij omwille van beleggingsmotieven aangekocht.
2.3.
[eiser] en [gedaagde] zijn op een zeker moment in aanraking gekomen met justitie. Het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) heeft ten laste van beide partijen strafrechtelijke beslagen op de woning gelegd. De behandelend officier van justitie in de zaak van [eiser] heeft hem een schikkingsaanbod gedaan om daarmee een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te voorkomen. Dat heeft geleid tot een schikking tussen [eiser] en het OM waarbij onder meer is afgesproken dat [eiser] een geldsom ter hoogte van € 241.817,71 zou betalen. [eiser] heeft een deel van dit bedrag voldaan. Hij dient nog (afgerond) € 213.000,- aan het OM te betalen. [eiser] is voornemens dat bedrag te betalen uit de opbrengst van de verkoop van zijn aandeel in de woning. Hij heeft hiervoor toestemming van het OM verkregen, zodat de woning beslagvrij zou kunnen worden geleverd.
2.4.
Het is [eiser] – onder meer vanwege zijn verblijf in detentie – niet gelukt om de woning voor afloop van de eerste met het OM overeengekomen betaaltermijn te verkopen.
2.5.
In nauw overleg met en na uitgebreide onderhandeling tussen het OM (Functioneel Parket) en de beide toenmalige raadslieden in de strafrechtelijke procedures van zowel [eiser] als [gedaagde] (mr. Groenhuijsen, en later mr. De Wit, namens [gedaagde] en mr. Van Wijk namens [eiser]) is de afspraak tot stand gekomen om de woning te verkopen voor een koopsom van € 437.750,- De advocaat van [gedaagde] nam daartoe het initiatief omdat de diverse kandidaat-kopers (waaronder in een later stadium [betrokkene 1]) door [gedaagde] waren aangedragen.
Het OM heeft telkens aangegeven enkel bereid te zijn om mee te werken aan een beslagvrije levering van de woning als beide partijen ermee zouden instemmen dat de netto verkoopopbrengst van de woning aan het OM zou toekomen. Dat gold niet alleen voor het ten laste van [eiser] gelegde beslag, maar ook voor het strafrechtelijk beslag ten laste van [gedaagde]. Dat blijkt uit een e-mail van 26 oktober 2021 van het Functioneel Parket Leeuwarden, gericht aan mrs. Groenhuijsen en Van Wijk met in het onderwerp de parketnummers van de strafrechtelijke onderzoeken tegen zowel [eiser] als [gedaagde] (“
onderhandse verkoop [adres] [plaats 3] inzake [eiser] en [gedaagde]/parketnummers 01/993306‐15 en 10‐960046‐15”):
“In bovengenoemde zaken heeft u het openbaar Ministerie benaderd met het verzoek in te stemmen met de verkoop (…) Het OM is bereid mee te werken aan de verkoop en beslagvrije levering van het pand onder de voorwaarde dat verkopers er beide mee instemmen dat de netto verkoopopbrengst door de notaris naar het OM wordt overgemaakt en dat het strafrechtelijk beslag uit de zaak Mentz alsmede het conservatoir beslag uit de zaak [eiser] overgaat op die verkoopopbrengst.”
2.6.
[gedaagde] heeft vervolgens [betrokkene 1] als potentiële koper aangedragen. Op 25 mei 2022 hebben [eiser] en [gedaagde] met [betrokkene 1] een koopovereenkomst ten aanzien van de woning gesloten. Het contact over de verkoop van de woning verliep tussen [gedaagde] en [betrokkene 1]. [betrokkene 1] zou een koopsom van € 350.000,- betalen en de woning zou op 1 september 2022 aan hem geleverd worden.
2.7.
De koopovereenkomst met [betrokkene 1] is vervolgens ter goedkeuring aan het OM voorgelegd. Na onderhandeling heeft het OM (dat wil zeggen de beide officieren van justitie, in zowel de zaak van [eiser] als in de zaak van [gedaagde]) laten weten te kunnen instemmen met een verkoopbedrag van € 437.750,- (ondanks de hogere taxatie- en WOZ-waarde) waarbij gold dat het aan [eiser] toekomende deel van de opbrengst, inhoudende een bedrag van € 213.559,16, door de notaris ten behoeve van [eiser] aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) moest worden overgemaakt.
2.8.
In het kader van deze onderhandelingen hebben partijen onder meer de volgende e-mail correspondentie met het OM uitgewisseld:
E-mail van mr. Groenhuijsen namens [gedaagde] aan het Functioneel Parket van 9 juni 2022:
“Onder verwijzing naar onderstaande e-mail van 26 oktober 2021 stuur ik hierbij op verzoek van cliënte, mevrouw [gedaagde], de verzochte stukken die samenhangen met de voorgenomen verkoop van het pand aan de Rijksstraatweg. (…) Ik verneem graag of het OM akkoord is met de doorgang van de verkoop en hoe u een en ander vervolgens praktisch wenst af te handelen. In navolging van uw bericht heb ik gemakshalve eveneens de raadsman van dhr. [eiser] in deze e-mailwisseling betrokken. ”
E-mail van de heer [betrokkene 2] van het Functioneel Parket aan mrs. Groenhuijsen en Van Wijk (in reactie op de e-mailwisseling die vanuit mr. Groenhuijsen werd gevoerd) van 11 augustus 2022:
“Als reactie (…) deel ik u mede dat de kwestie onlangs is besproken met de Advocaat-Generaal, de officier van justitie van het Landelijk Parket en het CJIB. Mij is verzocht om te onderzoeken of er op korte termijn alsnog overeenstemming kan worden bereikt over de door uw cliënten gewenste onderhandse verkoop (…).Ten gunste van uw cliënten is het OM bereid om ten behoeve van een te bereiken compromis niet de vrije verkoopwaarde als uitgangspunt te nemen maar een geschatte actuele WOZ-waarde van EUR 600.000,-. (..) Per saldo wil het OM uitgaan van (afgerond) EUR 105.000,- voor noodzakelijke onderhoudskosten. (…) mijn wens is om de onderhandelingen nog deze maand af te ronden (…) Dat kan ook het belang van de heer [eiser] ten goede komen (…) Als bij een onderhandse verkoop uit zijn helft van de eigendom die restschuld kan worden voldaan (…).
E-mail van de heer [betrokkene 2] van het Functioneel Parket aan mrs. De Wit en Van Wijk van 2 september 2022:
“Per saldo kan het OM dus akkoord gaan met een onderhandse verkoop voor EUR 437.750,-. Daarbij geldt de voorwaarde dat na aftrek van de gebruikelijke notariskosten het deel dat Mentz Pluim toekomt door de notaris als zekerheidsstelling ex art 118a Sv wordt overgemaakt naar het OM, waar het in bewaring zal blijven in afwachting van een onherroepelijke uitspraak van het Gerechtshof Den Haag in haar strafzaak. Uit de helft die [eiser] toekomt dient de notaris het voor de schikking 511c Sv verschuldigde restbedrag van EUR 213.559,16 naar het CJIB over te maken. Uw cliënten dienen ten behoeve van de overboekingen opdrachten aan de notaris te ondertekenen die door de LBA zullen worden opgemaakt.”
E-mail van de heer [betrokkene 2] van het Functioneel Parket aan mr. De Wit (cc mrs. Groenhuijsen en Van Wijk) van 8 september 2022:
“Het is juist dat de advocaat-generaal eerder instemming heeft gegeven om uw cliënte een koper te
laten zoeken voor het pand. Het OM is nog steeds bereid om een acceptabel bod (van welke koper dan ook) in overweging te nemen. De mededeling dat ik mijn rol als onderhandelaar zal beëindigen moet u daarom ook uitsluitend zien in relatie met het finale bod dat door de heer [betrokkene 1] is uitgebracht. Indien er zich een andere koper meldt die wel aan de eisen van het OM wil voldoen dan kunt u zich dus nog steeds tot mij wenden.
Met betrekking tot uw opmerking over de verbeurdverklaring door de Rechtbank hieronder de passage uit het vonnis daarover: (…)Daarin is door de Rechtbank een toevoeging opgenomen dat het pand voor 50% eigendom is van uw cliënte en dat betekent dat in geval van een eventuele onderhandse verkoop vanuit de strafzaak tegen uw cliënte de helft van de koopsom zal worden geclaimd als vervangende zekerheid bij doorhaling van het beslag dat ten laste van haar is gelegd. De heer [eiser] is voor de andere 50% eigenaar van het pand en in zijn schikkingsovereenkomst zijn al eerder afspraken opgenomen over de aanwending van gelden uit zijn eigendomshelft ten behoeve van die schikking.”
E-mail van de heer [betrokkene 2] van het Functioneel Parket van 13 september 2022 aan mr. De Wit:
“Ik zal de zaak verder bespreken met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de Belastingdienst die naast het OM ook beide ten laste van mevrouw Mentz Pluim beslag op de woning hebben gelegd. (…) Daarnaast ontvang ik graag zo spoedig mogelijk de nieuwe koopovereenkomst van EUR 437.750,- en een concept eindafrekening van de notaris.”
E-mail van de heer [betrokkene 2] van het Functioneel Parket van 21 oktober 2022:
“Met betrekking tot mevrouw [gedaagde] deel ik u mede dat contact met de Belastingdienst heeft geleid tot een akkoord waarbij de fiscus bereid is de beslagen ten laste van haar door te halen onder de voorwaarde dat de beslagrechten overgaan van de onroerende zaak op de aan het OM af te dragen zekerheidsstelling. Die voorwaarde is in de tekst van de betalingsopdracht van [gedaagde] opgenomen.”
2.9.
In aansluiting op voorgaande onderhandelingen hebben [eiser], [gedaagde] en [betrokkene 1] op 11 oktober 2022 een allonge getekend, opgesteld door de behandelend notaris, waarbij de koopsom is verhoogd tot € 437.750,-.
2.10.
Op 21 oktober 2022 hebben partijen ieder afzonderlijk een verklaring getekend waarin zij een onherroepelijke volmacht en opdracht geven aan de notaris om de als gevolg van de verkoop van de woning aan hen toekomende helft van de verkoopopbrengst ter hoogte van € 437.750,- over te maken op de bankrekening van het OM (Functioneel Parket). In het geval van [gedaagde] is daarbij verzocht te vermelden “
zekerheidstelling verbeurdverklaring [gedaagde] (...)”. In haar verklaring staat tevens:
“De betaling wordt gedaan als zekerheidstelling ten behoeve van de uitspraak tot verbeurdverklaring welke thans nog in hoger beroep in behandeling is bij het Gerechtshof te Den Haag.”
2.11.
De woning is niet aan [betrokkene 1] geleverd op de afgesproken datum, en ook niet op de naderhand geplande leveringsdata. [betrokkene 1] reageerde aldoor niet op verzoeken van de notaris. De geplande leveringsdata werden telkens door hem afgezegd. [betrokkene 1] heeft uiteindelijk niet afgenomen.
2.12.
[eiser] heeft inmiddels een partij gevonden (Kammenga Holding B.V., hierna: Kammenga) die bereid is de woning onder dezelfde voorwaarden af te nemen als die via het hiervoor geschetste proces, door het OM geaccordeerd, met [betrokkene 1] zijn overeengekomen. [gedaagde] wilde levering van de woning aan [betrokkene 1] doorzetten. [eiser] heeft haar meerdere malen (o.a. op 13 juli 2023 en op 31 augustus 2023) laten weten dat het voor hem van het grootste belang is dat de woning spoedig wordt verkocht zodat hij de afspraken met het OM kan nakomen (en daarmee een ontnemingsprocedure kan voorkomen). Hij heeft [gedaagde] verzocht aan hem te bevestigen dat de levering aan [betrokkene 1] op korte termijn geëffectueerd zal worden dan wel in te stemmen met ontbinding van de koopovereenkomst met [betrokkene 1] en mee te werken aan de verkoop en levering aan de nieuwe kandidaat-koper. Ook heeft hij aan [gedaagde] de optie voorgehouden dat zij of een derde zijn aandeel in de woning overneemt voor een bedrag ter hoogte van € 235.000,-.
2.13.
Het OM heeft aangegeven weinig vertrouwen meer te hebben in de verkoop van de woning aan [betrokkene 1]. De officier van justitie heeft na onderzoek laten weten akkoord te kunnen gaan met verkoop van de woning aan Kammenga, maar uitsluitend als deze overdracht niet ook weer maanden in beslag zal nemen. Het OM is bereid de uitkomst van de onderhavige procedure af te wachten.
2.14.
Bij e-mailbericht van 10 oktober 2023 heeft [eiser] [gedaagde] de mogelijkheid geboden om dit kort geding te voorkomen door alsnog in te stemmen met ontbinding van de koopovereenkomst met [betrokkene 1] en verkoop en levering van de woning aan Kammenga. [gedaagde] is daartoe niet bereid gebleken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na eiswijziging – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde te veroordelen om binnen 5 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de ontbinding van de koopovereenkomst van 25 mei 2022 met de heer [betrokkene 1] betreffende verkoop van de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [plaats 3];
II. PRIMAIR: gedaagde te veroordelen om binnen 5 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan verkoop en levering van de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [plaats 3], aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kammenga Holding B.V., waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. a) gedaagde moet de concept-koopovereenkomst die als productie 26 in het geding is gebracht, tussen eiser en gedaagde als verkopers en Kammenga Holding B.V. als koper, ondertekenen, althans een soortgelijke koopovereenkomst tussen eiser en gedaagde als verkopers en Kammenga Holding B.V. als koper;
b) gedaagde moet alles nalaten wat aan de totstandkoming van de koopovereenkomst met Kammenga Holding B.V. in de weg staat;
c) gedaagde moet een onherroepelijke en onvoorwaardelijke volmacht ten behoeve van de notaris afgeven/verzorgen, welke volmacht strekt tot eigendomsoverdracht / goederenrechtelijke levering van de woning aan de [adres] te [plaats 3].
SUBSIDIAIR:gedaagde te veroordelen om binnen 5 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan verkoop en levering van de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [plaats 3], waaronder in elk geval wordt begrepen:
a. a) het verlenen van medewerking aan een opdracht tot bemiddeling aan een erkende NVM Makelaar met betrekking tot de verkoop van de woning;
b) het verlenen van volledige medewerking aan de verkoop en levering van de woning, tegen een zo hoog mogelijke opbrengst, één en ander te bepalen door de desbetreffende makelaar;
c) het verlenen van vrijelijke toegang tot de woning aan eiser, de makelaar en/of (een) geïnteresseerde koper(s) in het kader van de verkoop, al dan niet door afgifte van een sleutel aan de makelaar, teneinde de woning te kunnen (ver)kopen en/of te bezichtigen;
III. te bepalen, dat indien gedaagde niet aan de veroordeling onder I en II voldoet, het vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en medewerking aan ontbinding, verkoop en levering als onder 1. en ll. vermeld,
IV. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling vanaf 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
V. met veroordeling van gedaagde in de nakosten, te begroten op een bedrag van € 173,- zonder betekening, te verhogen met € 90,- ingeval dit vonnis wel is betekend, te
vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten vanaf 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eiser] dat tussen partijen sprake is van een eenvoudige gemeenschap in de zin van artikel 3:166 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Op grond van artikel 3:178 BW kan ieder van de deelgenoten te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk goed vorderen. Niemand is genoodzaakt om in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Als de deelgenoten het over een verkoop van een gemeenschappelijk goed niet eens zijn, kan op grond van art. 3:174 BW machtiging aan de rechter worden gevraagd voor die verkoop. Dat kan ook in kort geding, aldus [eiser]. De voorzieningenrechter kan op de voet van art. 3:300 lid 2 BW bepalen dat de uitspraak in de plaats zal treden van (een deel van) een akte tot het verrichten van een rechtshandeling zoals in die bepaling bedoeld.
3.3.
[eiser] stelt voorts een groot belang bij eigendomsoverdracht van de woning te hebben. Zonder eigendomsoverdracht van de woning (danwel overdracht van het aandeel van [eiser] in de woning) en verdeling van de opbrengst ervan, is hij namelijk niet in staat om de tussen hem en het OM overeengekomen betalingen aan het OM te voldoen. Aan [betrokkene 1] zijn volgens [eiser] inmiddels meer dan genoeg mogelijkheden gegeven om de woning af te nemen. Voor [eiser] is de maat nu vol. Verkoop van de woning aan Kammenga biedt een realistisch alternatief. [eiser] begrijpt dan ook niet waarom [gedaagde] niet wil meewerken aan de verkoop aan Kammenga. Kammenga is namelijk bereid om de woning onder dezelfde voorwaarden te kopen als [betrokkene 1] en heeft dat in een schriftelijke verklaring bevestigd.
3.4.
[gedaagde] voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
De rechtbank stelt vast dat het spoedeisend belang voortvloeit uit het gegeven dat de voorzieningen nodig zijn om de tussen [eiser] enerzijds en het OM anderzijds gemaakte afspraken te kunnen nakomen. Indien deze afspraken niet tijdig worden nagekomen door [eiser], zal het OM uitvoering geven aan een ontnemingsprocedure.
Oordeel ten gronde
4.2.
Ter zitting heeft [gedaagde] aangegeven zich niet te verzetten tegen de vordering van [eiser] onder I (de gevorderde ontbinding van de koopovereenkomst van 25 mei 2022 met [betrokkene 1]). De voorzieningenrechter zal daarom dit deel van de vordering zonder verdere bespreking ervan toewijzen.
4.3.
Met betrekking tot de overige vorderingen van [eiser], voert [gedaagde] het volgende aan. Volgens haar kan geen sprake zijn van een fifty-fifty verdeling van de verkoopopbrengst van de woning omdat zij een vordering op [eiser] heeft die eerst uit de verkoopopbrengst van [eiser]’s aandeel in de woning aan haar zal moeten worden voldaan. Die vordering vloeit volgens [gedaagde] voort uit de door haar in 2015 betaalde koopsom voor de woning en de door haar betaalde kosten in verband met de verbouwing van de woning. [eiser] heeft geheel tegen de (mondelinge) afspraken in beperkt bijgedragen aan de kosten van de verbouwing. Hij verwacht minimaal € 213.559,16 uit de verkoopopbrengst te kunnen halen en aan het OM te kunnen betalen, maar die verwachting zal [eiser] vanwege de vordering van [gedaagde] op hem niet kunnen waarmaken, aldus [gedaagde]. Haar vordering op [eiser] bedraagt volgens [gedaagde] in totaal € 182.892,14 (bestaande uit de volledige koopsom van de in 2015 gekochte woning ter hoogte van € 163.033,06 die van de rekening van [gedaagde] is afgeschreven en de door [gedaagde] gefinancierde verbouwingskosten ter hoogte van € 19.859,08).
4.4.
[gedaagde] stelt zich verder op het standpunt dat de afspraken die [eiser] met het OM heeft gemaakt haar niet regarderen en dat zij belang heeft bij verkoop van de woning aan de hoogste bieder. Volgens [gedaagde] ligt de WOZ-waarde van de woning vele malen hoger dan de koopsom die [eiser] met het OM heeft afgesproken. Bovendien is er sinds die afspraken ruim een jaar verstreken en verwacht [gedaagde] inmiddels een veel hoger bedrag voor de woning te kunnen krijgen. [gedaagde] voert aan dat zij nooit heeft ingestemd met het overmaken van een bedrag ter hoogte van € 213.559,16 aan het CJIB namens [eiser]. Zij wordt benadeeld door deze afspraken en acht zich daaraan dan ook niet gebonden. Uit de verkoopopbrengst van [eiser]’s aandeel in de woning, dient hij eerst de vordering van [gedaagde] te voldoen. Of hij daarna nog aanspraak kan maken op een deel van de opbrengst, is een vraag die aan de bodemrechter voorgelegd dient te worden, aldus [gedaagde].
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten op grond van artikel 3:166 lid 3 BW worden beheerst door de eisen van de redelijkheid en de billijkheid. Indien de deelgenoten in een gemeenschap geen overeenstemming over de verdeling van een gemeenschap kunnen bereiken, kan de rechter de verdeling daarvan op de voet van artikel 3:185 lid 1 BW vaststellen. Daarbij dient, zoals in dat artikel is bepaald, naar billijkheid rekening te worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet daarbij een grote mate van vrijheid, is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en behoeft ook niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren (zie ook HR 17 april 1998, NJ 1999, 550). In kort geding kan op die verdeling worden geanticipeerd.
4.6.
De voorzieningenrechter zal, het voorgaande in aanmerking nemende, de primaire vordering van [eiser] onder II toewijzen. Hiervoor is het volgende redengevend.
4.7.
Uit de door [eiser] na de zitting overgelegde correspondentie (zie 2.8) volgt dat het OM tevens strafrechtelijk beslag heeft gelegd op het aandeel van [gedaagde] in de woning en dat de rechtbank in haar uitspraak (waartegen [gedaagde] hoger beroep heeft ingesteld) de woning verbeurd heeft verklaard (hetgeen uiteraard ook de eigendom van [gedaagde] raakt). Tevens volgt uit die correspondentie dat via de betrokken strafadvocaten uitvoerige onderhandelingen tussen enerzijds [eiser] en [gedaagde] en anderzijds het OM hebben plaatsgevonden en dat die onderhandelingen hebben geleid tot instemming van het OM met de onderhandse verkoop van de woning aan de door partijen aangedragen koper ([betrokkene 1]).
4.8.
In het licht hiervan is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende rechtens te respecteren belang heeft om zich tegen de door [eiser] voorgestelde verkoop van de woning aan Kammenga te verzetten. Blijkens de door [eiser] overgelegde correspondentie heeft zij eerder met de verkoop van de woning aan [betrokkene 1] voor een bedrag van € 437.750,- (het bedrag dat het OM minimaal wilde ontvangen voor de woning) ingestemd. De daartoe strekkende afspraken zijn in nauwe betrokkenheid van beide deelgenoten gemaakt, het OM heeft zich in het gehele proces telkens tot beide deelgenoten gericht en beide deelgenoten waren van elkanders betrokkenheid en positie op de hoogte.
De thans in beeld zijnde koper zal het pand ook voor het met het OM afgesproken bedrag afnemen.
Zowel [gedaagde], als [eiser] als het OM hebben blijkens de inhoud van de correspondentie en de afgegeven volmacht en betalingsopdracht aangenomen dat aan ieder van partijen de helft van de verkoopopbrengst toekwam en dat beide delen aan het OM zouden worden overgemaakt, dat van [eiser] ter fine van afwikkeling, dat van [gedaagde] tot zekerheid. Laatstgenoemde heeft tijdens de ruim anderhalf jaar durende onderhandelingen met het OM op geen enkel moment richting het OM dan wel [eiser] kenbaar gemaakt dat die delen niet gelijk waren c.q. dat zij als deelgenoot aanspraken ten laste van [eiser] uit het aan [eiser] toekomende deel van de verkoopopbrengst te gelde wilde maken, hetgeen zou meebrengen dat [eiser] zijn afspraak met het OM niet zou kunnen nakomen.
Bij die stand van zaken moet worden geoordeeld dat het belang van [eiser] bij een spoedige verkoop van de woning teneinde zijn verplichtingen jegens het OM na te komen op grond van de redelijkheid en billijkheid dient te prevaleren boven het belang van [gedaagde] bij het verkrijgen van de vrijheid om het pand op de markt te brengen om een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst te realiseren.
4.9.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat zij geen belang had bij een spoedige verkoop, dat die verkoop voor haar niet dringend noodzakelijk was en dat zij daarmee min of meer onder druk van [eiser] heeft ingestemd.
Dit is echter geen reden voor een ander oordeel. De voorzieningenrechter neemt aan dat [gedaagde] destijds heeft gehandeld op basis van het uitgangspunt dat ook zij belang had bij de totstandkoming van de afspraken.
De voorzieningenrechter heeft dit niet verder kunnen onderzoeken omdat [gedaagde] ervoor heeft gekozen om het hiervoor besproken deel van de historie niet vóór of op de zitting onder de aandacht van de voorzieningenrechter te brengen. Van druk van [eiser] die verder is gegaan dan aansporingen om tot uitvoering van de al gemaakte afspraken te komen is niet gebleken.
4.10.
Dat de woning inmiddels (substantieel) meer waard zou zijn geworden is door [gedaagde] niet onderbouwd. Verder is het nog maar zeer de vraag of een eventueel hogere verkoopopbrengst überhaupt ooit ten voordele van [gedaagde] zal komen, gelet op de in de uitspraak van de rechtbank in eerste aanleg opgenomen verbeurdverklaring van de woning.
Kosten
4.11.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- betekening oproeping € 129,85
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.522,85
4.12.
[eiser] vordert tevens veroordeling van [gedaagde] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De voorzieningenrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na dagtekening van dit vonnis volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de ontbinding van de koopovereenkomst van 25 mei 2022 met de heer [betrokkene 1] betreffende verkoop van de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [plaats 3],
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [plaats 3], aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kammenga Holding B.V., waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. a) [gedaagde] moet de concept-koopovereenkomst die als productie 26 in het geding is gebracht, tussen [eiser] en [gedaagde] als verkopers en Kammenga Holding B.V. als koper, ondertekenen, dan wel een soortgelijke koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] als verkopers en Kammenga Holding B.V. als koper;
b) [gedaagde] moet alles nalaten wat aan de totstandkoming van de koopovereenkomst met Kammenga Holding B.V. in de weg staat;
c) [gedaagde] moet een onherroepelijke en onvoorwaardelijke volmacht ten behoeve van de notaris afgeven, welke volmacht strekt tot eigendomsoverdracht en goederenrechtelijke levering van de woning aan de [adres] te [plaats 3],
5.3.
bepaalt dat, indien de hiervoor onder 5.1 en 5.2 omschreven veroordeling door [gedaagde] niet wordt nagekomen, deze uitspraak op grond van art 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en medewerking van [gedaagde] aan de ontbinding, verkoop en levering zoals in onderdeel 5.1 en 5.2 van dit vonnis is vermeld,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.522,85, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 12 december 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1422