ECLI:NL:RBNHO:2023:13092

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
22/6132
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor verplaatsen erfafscheiding

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres, een inwoner van Den Helder, tegen de omgevingsvergunning die op 20 mei 2022 aan derde-partij is verleend voor het verplaatsen van de erfafscheiding bij de woning op het perceel [adres 1] in Den Helder. Eiseres, die op het naastgelegen perceel woont, stelt dat de vergunning onterecht is verleend omdat dit zou leiden tot een privaatrechtelijke belemmering en onevenredige aantasting van haar gebruiksmogelijkheden. De rechtbank heeft het beroep op 7 september 2023 behandeld, waarbij eiseres, de gemachtigde van verweerder en derde-partij aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat er geen evident privaatrechtelijke belemmering is, aangezien de verkoop van het perceel aan derde-partij niet evident onrechtmatig is. Eiseres kan zich in dat geval wenden tot de civiele rechter. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de vergunde erfafscheiding geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van eiseres met zich meebrengt. De rechtbank stelt vast dat het verlies van zonlicht dat eiseres ervaart, niet onevenredig is in vergelijking met wat vergunningvrij is toegestaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/6132

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Den Helder, eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, verweerder
(gemachtigde: mr. D.A.E. van der Gragt).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam 1] en [naam 2], uit Den Helder.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door verweerder aan derde-partij op 20 mei 2022 verleende omgevingsvergunning voor het verplaatsen van de erfafscheiding bij de woning op het perceel [adres 1] in Den Helder.
1.2
Met het bestreden besluit van 25 oktober 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 7 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van verweerder en derde-partij.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank beoordeelt of verweerder de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Eiseres heeft – samengevat en juridisch vertaalt – aangevoerd dat een privaatrechtelijke belemmering en onevenredige gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van haar perceel, in de weg staan aan het verlenen van de omgevingsvergunning.
2.2
Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
3.1
Derde-partij is woonachtig op de [adres 1] in Den Helder. Eiseres woont op het naastgelegen perceel [adres 2] (kadasternummer [nummer 1] ), in die zin dat de achterzijde van het perceel aan de [adres 1] grenst aan het perceel van eiseres. Derde-partij heeft de woning aan de [adres 1] enige jaren geleden gekocht. De woning staat op het perceel met kadasternummer [nummer 2] . Op een later moment (medio 2020) heeft derde-partij het perceel met kadasternummer [nummer 3] gekocht van de gemeente. Dit perceel is gelegen naast het perceel met nummer [nummer 2] . Eiseres is het niet eens met deze verkoop.
3.2
Bij de aankoop van de woning door derde-partij was er een erfafscheiding aanwezig op de grens tussen perceel [nummer 2] en [nummer 3] . Deze erfafscheiding is weggehaald en derde-partij heeft een nieuwe erfafscheiding geplaatst op een meter vanaf de grens tussen perceel [nummer 3] en het openbaar gebied. Met de verleende omgevingsvergunning wordt toegestaan dat deze erfafscheiding, bestaande uit een houten gesloten schutting, 1 meter wordt verplaatst zodat deze op de erfgrens komt te staan. Het bouwplan is inmiddels gerealiseerd. De vergunning is verleend voor de activiteiten bouwen van een bouwwerk [1] en voor het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan Stadshart West 2016 (het bestemmingsplan) [2] . Op het perceel ( [nummer 3] ) waar de erfafscheiding moet komen, rust de enkelbestemming ‘verkeer – verblijf’.
3.3
Het plan is in strijd met het bestemmingsplan omdat gronden met de bestemming ‘Verkeer – verblijf’ alleen één van de verkeersgerelateerde functies (genoemd in artikel 17 lid 1 van het bestemmingsplan) mogen dienen. De erfafscheiding past niet binnen deze functies, omdat de erfafscheiding wordt gerealiseerd ten behoeve van de bestemming ‘Tuin’ dan wel ‘Wonen’. Verweerder heeft met toepassing van artikel 4, derde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (het Bor) besloten mee te werken aan afwijking van het bestemmingsplan. Voor afwijkingen van het bestemmingsplan heeft verweerder beleid opgesteld, te weten de Beleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden 2015 (het beleid). Onder punt 3 van het beleid staat dat het bouwplan voor afwijking van het bestemmingsplan moet voldoen aan een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld niet wordt aangetast en als de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast. Het bouwplan is daartoe ter beoordeling voorgelegd aan een stedenbouwkundige en na aanpassing (50% open schutting in combinatie met groen) akkoord bevonden.
Is sprake van een evident privaatrechtelijke belemmering?
4.1
Eiseres voert aan dat op het perceel waar de vergunde erfafscheiding nu staat (perceel [nummer 3] ) niet gebouwd mag worden, omdat de verkoop van dit perceel onrechtmatig is geweest. Verweerder had haar, als eigenaar van het aangrenzende perceel, ook moeten laten meedingen in de verkoop.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat als eiseres van mening is dat de verkoop en levering van het perceel niet op juiste wijze zou hebben plaatsgevonden, zij zich dan kan wenden tot de civiele rechter. Dit speelt geen rol binnen het toetsingskader dat in dit geval aan de orde is.
4.3
De rechtbank stelt vast dat het perceel met kadasternummer [nummer 3] verkocht is aan derde-partij en hun eigendom is. Of deze verkoop onrechtmatig is geweest, is een vraag van privaatrechtelijke aard. Voor het oordeel door de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan in de weg staat, bestaat slechts aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit. [3] Uit de processtukken valt niet zonder meer op te maken dat de verkoop evident op onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden. Daarom is dit een kwestie die is voorbehouden aan de civiele rechter en zal de rechtbank voor het vervolg van deze uitspraak als uitgangspunt nemen dat het perceel eigendom is van derde-partij. De beroepsgrond slaagt niet.
Is sprake van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van het perceel van eiseres als gevolg van de vergunde erfafscheiding?5.1 Eiseres voert aan dat het verplaatsen van de erfafscheiding onevenredige gevolgen voor haar heeft. Door het verplaatsen wordt de lichtinval in haar zijraam belemmerd. Zij heeft in totaal 80 dagen minder zonlicht dan voorheen. De zon zorgde eerst ook voor warmte in haar woning. Dit heeft ook financiële gevolgen, omdat zij door de verminderde inval als gevolg van de erfafscheiding een stuk meer moet stoken. Door deze onevenredige gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van haar perceel, had verweerder de aanvraag moeten weigeren.
5.2
Verweerder acht de stelling van eiseres dat zij door de vergunde erfafscheiding een totaal van 80 uur minder zonlicht heeft onwaarschijnlijk. Dit, gelet op de bestaande feitelijke situatie met betrekking tot de ligging van haar perceel, de bestaande bebouwing, een boom in de nabijheid van het zijraam, de plaats van de vorige erfscheiding en de stand van de zon. Mocht er al sprake zijn van enig verlies van zonlicht door het bouwplan, dan zal deze gelet op de stand van de zon en de bestaande bebouwing niet onevenredig zijn.
5.3.1
De rechtbank stelt het volgende voorop. Om te bepalen of in de huidige situatie sprake is van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van het perceel van eiseres, moet een vergelijking worden gemaakt met wat er vergunningvrij is toegestaan en niet met de oorspronkelijke situatie waarin er op het verkochte perceel ( [nummer 3] ) niets stond.
Op het door derde-partij in 2020 gekochte perceel is het vergunningvrij toegestaan om een erfafscheiding te plaatsen tot 1 meter van de erfgrens [4] . De onderhavige vergunning voorziet in het opschuiven van de erfafscheiding met 1 meter, tot op de erfgrens.
5.3.2
Ter zitting heeft eiseres desgevraagd verklaard dat het verlies van zonlicht het gevolg is van het opschuiven van de erfafscheiding van de oorspronkelijke erfgrens tussen perceel [nummer 2] en [nummer 3] , naar de huidige erfgrens. Zoals al is geoordeeld door de rechtbank is dit geen juiste vergelijking. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het verlies van zonlicht op het perceel van eiseres als gevolg van de verleende omgevingsvergunning, geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van haar perceel oplevert. Het effect is, zeker in vergelijking met wat er vergunningsvrij is toegestaan, niet zodanig dat verweerder de aanvraag op grond daarvan had moeten weigeren. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verleende omgevingsvergunning voor in stand kan blijven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.Artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
3.Zie bijvoorbeeld: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 28 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3981.
4.Dit volgt uit artikel 2, twaalfde lid van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.