In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen ING Bank N.V. en een consument. ING heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. ING vordert betaling van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van een overeenkomst tot het openen van een bankrekening. De gedaagde partij heeft de overeenkomst niet nageleefd, wat heeft geleid tot een roodstand op de rekening.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij een natuurlijk persoon is en in beginsel als consument wordt aangemerkt. Dit betekent dat de rechter ambtshalve de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht moet toepassen. De kantonrechter heeft ING opgedragen om de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten, met specifieke vragen over de eventuele kredietfaciliteiten en de relatie tussen de roodstand en deze faciliteiten.
Daarnaast moet de kantonrechter ambtshalve toetsen of de algemene voorwaarden van toepassing zijn en of daarin geen oneerlijke bedingen zijn opgenomen. De kantonrechter heeft ook aandacht besteed aan de rente die ING vordert en de voorwaarden waaronder deze wordt berekend. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het rentebeding vermoedelijk oneerlijk is, omdat het niet duidelijk is hoe het rentepercentage wordt vastgesteld en wanneer deze in rekening wordt gebracht.
De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij ING de gelegenheid krijgt om de gevraagde informatie te verstrekken. De volgende zitting is gepland op 17 januari 2024, waar ING de gelegenheid krijgt om op de vragen van de kantonrechter te reageren.