ECLI:NL:RBNHO:2023:13412

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
10780343 \ CV EXPL 23-7200
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake zakelijk krediet en borgtocht met betrekking tot niet-nakoming van verplichtingen

In deze zaak heeft de eisende partij, een stichting, gedaagde partijen gedagvaard in verband met een kredietovereenkomst die gedaagde sub 1 heeft gesloten. Gedaagde sub 2 heeft zich als borg gesteld voor deze overeenkomst. De eisende partij vordert hoofdelijke veroordeling van beide gedaagde partijen tot betaling van een bedrag van € 18.378,96, vermeerderd met contractuele rente en proceskosten. De kantonrechter heeft verstek verleend tegen de gedaagde partijen, die niet zijn verschenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde sub 1 zijn verplichtingen uit de kredietovereenkomst niet is nagekomen. De eisende partij heeft gedaagde sub 1 op 14 juli 2023 in gebreke gesteld en het gehele kredietsaldo opgeëist. De kantonrechter oordeelt dat de kredietovereenkomst een zakelijk krediet betreft, waarop Titel 2A van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is. Hierdoor is er geen ambtshalve toetsing van de overeenkomst nodig.

De vordering van de eisende partij wordt toegewezen jegens gedaagde sub 1, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De kantonrechter wijst echter de vordering tegen gedaagde sub 2 af, omdat niet is komen vast te staan dat gedaagde sub 2 is aangesproken tot nakoming van haar verplichtingen als borg. De eisende partij heeft gedaagde sub 2 niet correct aangesproken, waardoor er geen sprake is van een opeisbare verbintenis tot betaling uit hoofde van de borgstelling. Gedaagde sub 1 wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten, terwijl de eisende partij in het ongelijk wordt gesteld ten aanzien van gedaagde sub 2.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10780343 \ CV EXPL 23-7200
Uitspraakdatum: 20 december 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
[eiser], handelend onder de naam
[eiser]
gevestigd te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder A.F. de Boer
tegen

1.[gedaagde 1], handelend onder de naam [bedrijf]

wonende en zaakdoende te [plaats 2];
hierna afzonderlijk te noemen: gedaagde sub 1
2. [gedaagde 2], wonende te [plaats 2]
hierna afzonderlijk te noemen: gedaagde sub 2
de gedaagde partijen
hierna gezamenlijk te noemen: de gedaagde partijen
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partijen gedagvaard. Tegen de gedaagde partijen is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert hoofdelijke veroordeling van de gedaagde partijen, dat wil zeggen dat als de ene partij betaalt de andere partij zal zijn bevrijd, tot betaling van
€ 18.378,96, te vermeerderen met de contractuele rente van 8,75% per jaar over € 16.991,23 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partijen in de proceskosten.
2.2.
De eisende partij heeft gesteld dat gedaagde sub 1 in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf met haar een kredietovereenkomst heeft gesloten en dat gedaagde sub 2 zich ten aanzien van deze kredietovereenkomst borg heeft gesteld. Gedaagde sub 1 is zijn verplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst niet nagekomen. De eisende partij heeft gedaagde sub 1 op 14 juni 2022 in gebreke gesteld en op 3 augustus 2022 het gehele kredietsaldo vervroegd opgeëist. In deze procedure vordert de eisende partij van de gedaagde partijen het restantbedrag van € 16.991,23.
Gedaagde sub 1
2.3.
Met de eisende partij is de kantonrechter van oordeel dat de kredietovereenkomst tussen gedaagde sub 1 en de eisende partij een zakelijk krediet betreft waarop titel 2A van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet van toepassing is. De kantonrechter zal dus niet overgaan tot ambtshalve toetsing van de overeenkomst.
2.4.
De vordering zal worden toegewezen jegens gedaagde sub 1, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Dit geldt ook voor de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Voor wat betreft de contractuele rente merkt de kantonrechter op dat de ingebrekestelling dateert van 5 juli 2023 (productie 5) en de e-mail waarbij het gehele krediet wordt opgeëist van 14 juli 2023 om 11.37 uur (productie 6) en niet van 14 juni 2022 respectievelijk 3 augustus 2022 zoals de eisende partij stelt. Het verzuim is dus pas ingetreden op 14 juli 2023, zodat rente slechts toewijsbaar is vanaf dat moment. Gezien het gevorderde bedrag van € 244,39 vordert de eisende partij geen rente vanaf een eerder moment. Dat bedrag aan rente is dus toewijsbaar.
Gedaagde sub 2
2.5.
De kantonrechter begrijpt dat de eisende partij stelt dat de borgtocht de grondslag is van de vordering ten aanzien van gedaagde sub 2. Die vordering is echter niet toewijsbaar vanwege het volgende.
2.6.
Op grond van artikel 7:855 BW is de borg niet gehouden tot nakoming voordat de hoofdschuldenaar in de nakoming van zijn verbintenis is tekort geschoten. Uit productie 6 blijkt dat gedaagde sub 1 op 14 juli 2023 tekort is geschoten in de nakoming van de kredietovereenkomst. Gedaagde sub 2 was dus pas vanaf dat moment gehouden tot nakoming van haar verplichting als borg. De eisende partij heeft echter niets overgelegd waaruit blijkt dat zij gedaagde sub 2 heeft aangesproken tot betaling als borg. Sterker, de eisende partij lijkt gedaagde sub 2 te hebben aangesproken tot nakoming van de kredietovereenkomst, waarbij gedaagde sub 2 geen partij is.
Zo heeft de eisende partij heeft op 14 juli 2023 om 11.49 uur een e-mail aan gedaagde sub 2 gestuurd (productie 6) waarin staat:

Onderwerp: (…) Belangrijke informatie: je bent in verzuim
Geachte mevrouw [gedaagde 2],
Diverse malen hebben wij u verzocht over te gaan tot het betalen van de rente en/of de verschuldigde termijnen.
Zelfs onze ingebrekestelling heeft niet geleid tot het nakomen van uw verplichtingen. U bent dan ook in verzuim. Hiermee zeggen wij de onderhavige overeenkomst op en als gevolg daarvan wordt het volledige openstaand bedrag van € 16.943,97 hierbij volledig opgeëist. (…)
Verder heeft de gemachtigde van de eisende partij op 31 juli 2023 zowel aan gedaagde sub 1 als aan gedaagde sub 2 een aparte sommatiebrief gestuurd (productie 7) met dezelfde tekst en hetzelfde dossiernummer om “
een openstaande schuld te incasseren” waarbij is toegelicht dat de openstaande schuld betreft “
aan u in bruikleen verstrekte gelden”. Gedaagde sub 2 is echter geen partij bij de kredietovereenkomst en in de brief staat geen woord over de door haar verstrekte borgtocht.
2.7.
Nu niet is komen vast te staan dat gedaagde sub 2 is aangesproken om te voldoen aan haar betalingsverplichting als borg, is ook niet gebleken dat zij als zodanig in verzuim is komen te verkeren. Er is dus nog geen sprake van een opeisbare verbintenis tot betaling uit hoofde van de borgstelling. De vordering uit hoofde van de borgstelling jegens gedaagde sub 2 zal daarom worden afgewezen.
2.8.
Gedaagde sub 1 wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten van de eisende partij worden veroordeeld. Ten aanzien van gedaagde sub 2 is de eisende partij in het ongelijk gesteld en zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, die worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagde sub 1 tot betaling aan de eisende partij van € 18.378,96, te vermeerderen met de contractuele rente van 8,75% per jaar over € 16.991,23 vanaf 11 oktober 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt gedaagde sub 1 tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 135,10 wegens dagvaardingskosten,
€ 1.384,00 wegens griffierecht en
€ 396,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten van gedaagde sub 2 die worden begroot op nihil;
3.4.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter