ECLI:NL:RBNHO:2023:13510

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
10707173 \ AO VERZ 23-107
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en verzoek tot vernietiging van het ontslag in verband met langdurig verlof

In deze zaak heeft een werknemer, [verzoeker], verzocht om vernietiging van haar ontslag op staande voet door Hago Airport Services B.V. De werknemer was op staande voet ontslagen omdat zij zonder toestemming te lang verlof had opgenomen. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de lange verlofaanvraag mocht weigeren vanwege gewichtige redenen, en dat de werknemer de achtergrond van haar verlofaanvraag niet voldoende aannemelijk had gemaakt. Het belang van de werkgever woog zwaarder dan dat van de werknemer. Het niet verschijnen op het werk na afloop van het verleende verlof werd als een dringende reden voor ontslag beschouwd. Het verzoek tot vernietiging van het ontslag werd afgewezen, maar de kantonrechter kende de werknemer wel een gedeeltelijke transitievergoeding toe op basis van redelijkheid en billijkheid. De zaak benadrukt de noodzaak voor werknemers om hun verlofaanvragen goed te onderbouwen en de gevolgen van het niet naleven van afspraken met de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10707173 \ AO VERZ 23-107
Uitspraakdatum: 1 december 2023
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. M. Booij
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Hago Airport Services B.V.,
gevestigd te Schiphol
verwerende partij
verder te noemen: Hago
gemachtigde: mr. R.M. Dessaur
De zaak in het kort
Werknemer is op staande voet ontslagen omdat zij zonder toestemming te lang verlof heeft opgenomen. Zij verzoekt vernietiging van het ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelt dat werkgever de lange verlofaanvraag mocht weigeren omdat sprake was van gewichtige redenen en werknemer de achtergrond van haar verlofaanvraag niet (voldoende) aannemelijk heeft gemaakt. Het belang van werkgever weegt daarom zwaarder dan het belang van werknemer. Tegen die achtergrond levert het niet op het werk verschijnen toen het verleende verlof was afgelopen een dringende reden op. Het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt daarom afgewezen. Op grond van de redelijkheid en billijkheid wijst de kantonrechter het verzoek om de transitievergoeding te betalen gedeeltelijk toe.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan, primair om onder meer een ontslag te vernietigen, en subsidiair om toekenning van onder meer een billijke vergoeding. Hago heeft een verweerschrift en een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 3 november 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Hago heeft ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.Feiten

2.1.
Hago verzorgt facilitaire diensten op Schiphol.
2.2.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1966, heeft de Ghanese nationaliteit. Zij is op 14 april 2010 in dienst getreden bij Hago in de functie van medewerker algemeen schoonmaakonderhoud. Laatstelijk genoot [verzoeker] een salaris van € 2.108,24 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van de Cao Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf van toepassing.
2.3.
Op 12 juni 2023 heeft [verzoeker] verlof aangevraagd bij Hago voor de periode van 30 juni 2023 tot 4 september 2023.
2.4.
Op 16 juni 2023 heeft Hago de verlofaanvraag van [verzoeker] mondeling afgewezen. [verzoeker] heeft aangegeven het hier niet mee eens te zijn.
2.5.
Op 23 juni 2023 hebben [betrokkene 1] , facility manager, en [betrokkene 2] , HR adviseur, gesproken met [verzoeker] . Daarbij is nogmaals tegen [verzoeker] gezegd dat haar verlofaanvraag wordt afgewezen, omdat: (1) de aanvraag te laat is ingediend, (2) de aanvraag betrekking heeft op een periode in het hoogseizoen, waardoor de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar komt en (3) [verzoeker] geen toereikend verlofsaldo heeft. [verzoeker] heeft toen aan Hago uitgelegd dat zij naar Ghana wil in verband met problemen van haar zwangere dochter die daar woont.
2.6.
Bij brief van 26 juni 2023 heeft Hago schriftelijk aan [verzoeker] bevestigd dat haar verlofaanvraag wordt afgewezen, met bijgevoegd een samenvatting van het gesprek van 23 juni 2023. Ook staat in de brief dat Hago aan [verzoeker] heeft aangeboden om verlof op te nemen van 26 juni 2023 tot 17 juli 2023 of vanaf week 38 in 2023 en dat [verzoeker] daarop heeft gereageerd dat zij haar plannen niet zal wijzigen. Verder is [verzoeker] er in deze brief voor gewaarschuwd dat het ernstige gevolgen voor haar arbeidsovereenkomst kan hebben als zij toch verlof opneemt, waaronder ontslag op staande voet.
2.7.
Bij brief van 28 juni 2023 heeft dr. [betrokkene 3] , Ag.Medical Director van het Living Waters Hospital in Ghana, geschreven:

TO WHOM IT MAY CONCERN
MEDICAL REPORT
[betrokkene 4](…)
She is currently at a gestational age of 35weeks and 5days, which implies that, she has may be able to deliver within the next 4weeks. She has been diagnosed with elderly primip because of her age and subsequently managing Pregnancy induced Hypertension. She is been managed for both conditioned diagnosed above.
However, due to these conditions, [betrokkene 4] would need support especially after her delivery which has been scheduled for the week ending 8thJuly, 2023. The decision to deliver her by elective cesarean section is in the best interest of both mother and child.
We seek your indulgence in giving her any assistance possible during the period before and after her delivery.
We are counting on your cooperation on this important subject. (…)
2.8.
Bij brief van 29 juni 2023 heeft Hago aan [verzoeker] geschreven dat haar verlofaanvraag wordt afgewezen, maar dat het aanbod van Hago om verlof op te nemen van 26 juni 2023 tot 17 juli 2023 nog steeds staat. In deze brief is [verzoeker] ervoor gewaarschuwd dat zij op staande voet wordt ontslagen als zij op 17 juli 2023 niet op het werk verschijnt.
2.9.
Op 30 juni 2023 is [verzoeker] naar Ghana vertrokken.
2.10.
Op 17 juli 2023 is [verzoeker] op staande voet ontslagen, omdat zij die dag zonder bericht niet op het werk is verschenen terwijl aan haar nadrukkelijk geen verlof is toegekend vanaf 17 juli 2023.

3.Het verzoek (na wijziging op de zitting)

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter – na intrekking van het subsidiaire verzoek op de zitting - het ontslag op staande voet te vernietigen. Daaraan legt zij ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, omdat een dringende reden ontbreekt.
3.2.
Voor het geval het ontslag op staande voet niet wordt vernietigd, verzoekt [verzoeker] veroordeling van Hago tot betaling van de transitievergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente. Daaraan legt [verzoeker] ten grondslag dat geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan haar kant.

4.Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

4.1.
Hago verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – kort weergegeven – dat het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig is gegeven en dat sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de kant van [verzoeker] .
4.2.
Voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd, verzoekt Hago de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst op de eerst mogelijke datum, te ontbinden, primair op grond van verwijtbaar handelen (e-grond), subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), meer subsidiair op grond van andere omstandigheden die zodanig zijn dat van Hago niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (h-grond) en uiterst subsidiair op grond van een combinatie van ontslaggronden (i-grond).
4.3.
[verzoeker] heeft daartegen verweer gevoerd en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen.
4.4.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna onder de beoordeling nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

het verzoek
Is het ontslag op staande voet rechtsgeldig?
5.1.
[verzoeker] verzoekt om vernietiging van het ontslag op staande voet. Ter beantwoording ligt de vraag voor of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Volgens artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet een ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, met gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag. De onverwijldheid staat tussen partijen niet ter discussie. Het bestaan van een dringende reden wel.
5.2.
De kantonrechter is met Hago van oordeel dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Daarover wordt het volgende overwogen.
Dringende reden
5.3.
Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
5.4.
Vast staat dat [verzoeker] op 17 juli 2023 zonder bericht niet op het werk is verschenen. Volgens Hago levert dat een dringende reden op, omdat aan [verzoeker] nadrukkelijk geen verlof was toegekend vanaf 17 juli 2023. [verzoeker] vindt dat geen sprake is van een dringende reden, omdat Hago haar verlofaanvraag van 12 juni 2023 onterecht had afgewezen. Hago betwist dat en voert aan dat zij gewichtige redenen had om de verlofaanvraag af te wijzen. Voor de beoordeling van de vraag of sprake was van een dringende reden moet de kantonrechter beoordelen of Hago het aangevraagde verlof mocht weigeren en in dat kader een belangenafweging maken. De kantonrechter is van oordeel dat deze afweging in het voordeel van Hago uitvalt en overweegt daartoe als volgt.
Hago mocht verlofaanvraag weigeren
5.5.
Uit artikel 7:638 lid 2 BW volgt dat de werkgever een vakantieverzoek van een werknemer mag afwijzen als daartoe ‘gewichtige redenen’ bestaan. Van gewichtige redenen is sprake wanneer het inwilligen van een vakantieverzoek tot een ernstige verstoring van de bedrijfsvoering leidt. [1]
5.6.
Daarvan is in dit geval sprake. Er is voldoende komen vast te staan dat Hago een gewichtige reden had voor de afwijzing van de verlofaanvraag van [verzoeker] , omdat de door [verzoeker] verzochte langdurige afwezigheid ernstige problemen zou opleveren voor de bedrijfsvoering van Hago. Vast staat dat de verlofaanvraag negen weken betrof en betrekking had op de drukste periode van het jaar waarin alle beschikbare medewerkers nodig waren om de werkzaamheden uit te kunnen voeren. [verzoeker] heeft weliswaar aangevoerd dat haar werkzaamheden eenvoudig van aard waren en door iemand anders konden worden opgepakt, maar dat betoog wordt niet gevolgd. [verzoeker] heeft namelijk niet betwist dat er al een uitgedunde bezetting was in verband met vakanties van medewerkers en dat het inwerken van nieuwe medewerkers en het verkrijgen van een Schipholpas tenminste acht weken duurt. Gelet daarop is voorstelbaar dat Hago in de problemen zou komen met haar klant, Schiphol, als zij bij gebrek aan medewerkers niet kon voldoen aan haar schoonmaakverplichtingen.
5.7.
[verzoeker] meent dat haar belang bij toewijzing van de verlofaanvraag desondanks zwaarder woog dan het belang van Hago bij afwijzing daarvan. [verzoeker] heeft de aanvraag namelijk gedaan om naar haar hoogzwangere dochter in Ghana te gaan, omdat sprake was van ernstige problemen rondom haar zwangerschap. [verzoeker] ’s dochter kon niemand anders om hulp vragen, aldus [verzoeker] .
5.8.
De kantonrechter begrijpt, net als Hago, dat [verzoeker] graag naar haar dochter in Ghana wilde om haar te helpen, maar [verzoeker] heeft onvoldoende aangevoerd voor de conclusie dat haar belang daarbij zwaarder woog dan het belang van Hago om de verlofaanvraag af te wijzen.
5.9.
Zo heeft [verzoeker] – ondanks verzoeken daartoe van Hago – niet uitgelegd waarom zij de verzochte negen weken vrij moest zijn, in plaats van de door Hago uit coulance als alternatief aangeboden drie weken, tot 17 juli 2023. [verzoeker] stelt alleen dat sprake was van een noodsituatie in Ghana die het niet toeliet dat zij eerder dan op 3 september 2023 kon terugkeren naar Nederland. [verzoeker] heeft de gestelde noodsituatie echter volstrekt onvoldoende onderbouwd. [verzoeker] verwijst slechts naar de brief van het Ghanese ziekenhuis van 28 juni 2023 (zie 2.7). Daaruit blijkt weliswaar dat [verzoeker] ’s dochter voor en na de bevalling verzorging nodig had, maar niet dat het een noodsituatie betrof waarvoor zij meerdere weken na de bevalling (die was gepland in de week eindigend op 8 juli 2023) verzorging nodig zou hebben. Het feit dat [verzoeker] al op 12 juni 2023 verlof heeft gevraagd terwijl zij pas op 30 juni 2023 naar Ghana is vertrokken duidt ook niet op een noodsituatie.
5.10.
Het standpunt van [verzoeker] dat haar dochter niemand anders om hulp kon vragen, is ook niet onderbouwd. Sterker nog, op de zitting verklaarde [verzoeker] , in tegenstelling tot haar eerdere stellingname daaromtrent, dat ook haar zoon in Ghana woont en dat haar dochter momenteel wordt verzorgd door een vrouw die [verzoeker] inhuurt. [verzoeker] had daarom moeten toelichten waarom haar zoon en/of deze vrouw de verzorging van [verzoeker] ’s dochter niet (eerder) op zich kon(den) nemen, in ieder geval zodat [verzoeker] op 17 juli 2023 weer op haar werk kon zijn. [verzoeker] heeft dat niet gedaan. Dat zij de enige was die haar dochter kon helpen is, mede daarom, niet komen vast te staan. Op de zitting heeft [verzoeker] nog wel verklaard dat haar kleinkind uiteindelijk pas op 15 juli 2023 is geboren en haar dochter door de operatie niet kon lopen en medische problemen heeft waarvoor zij vaak naar het ziekenhuis moet worden gebracht. Nog daargelaten dat [verzoeker] ook dit alles niet heeft onderbouwd, doen deze omstandigheden niet ter zake voor de belangenafweging ten aanzien van de verlofaanvraag. Deze omstandigheden waren op het moment van de aanvraag immers nog niet bekend.
5.11.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat Hago het verlofverzoek van [verzoeker] voor de periode 30 juni tot 4 september 2023 terecht heeft afgewezen.
Dringende reden
5.12.
Uit de brief van Hago van 29 juni 2023 volgt dat [verzoeker] wel verlof had gekregen tot 17 juli 2023. Dat betekent dat [verzoeker] op 17 juli 2023 weer op het werk had moeten zijn. Door desondanks niet te komen heeft zij het gezag van Hago op ernstige wijze ondermijnd en het vertrouwen in haar beschaamd en dit levert een dringende reden op. Temeer omdat [verzoeker] in de brief van 29 juni 2023 zelfs expliciet is gewaarschuwd voor een ontslag op staande voet als zij op 17 juli 2023 niet op het werk zou verschijnen. Ook het feit dat [verzoeker] vanaf het moment dat zij naar Ghana was vertrokken niet één keer contact heeft opgenomen met Hago draagt bij aan het oordeel dat sprake was van een dringende reden. [verzoeker] had als goed werknemer moeten begrijpen dat in deze situatie waarbij zij beperkt verlof heeft gekregen van haar tenminste verwacht mocht worden dat zij via een bericht (telefonisch, per Whatsapp of per e-mail) aan Hago had laten weten dat zij niet op 17 juli 2023 op het werk zou zijn. Dat heeft zij nagelaten en de poging van Hago zelf om die dag telefonisch contact te krijgen met [verzoeker] heeft zij onbeantwoord gelaten. De verklaring van [verzoeker] op de zitting dat zij haar telefoon in Ghana niet kan gebruiken is ongeloofwaardig en maakt het gebrek aan contact niet minder verwijtbaar.
5.13.
Het standpunt van [verzoeker] dat Hago gelet op haar persoonlijke omstandigheden voor een minder vergaande maatregel had moeten kiezen, volgt de kantonrechter niet. [verzoeker] , 57 jaar, heeft weliswaar lang bij Hago gewerkt, maar Hago heeft zich in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter als zeer redelijk werkgeefster opgesteld. Hago heeft [verzoeker] immers tot 17 juli 2023 vrijgegeven in verband met de situatie van haar dochter, ondanks de gewichtige reden die Hago had voor afwijzing van het verlofverzoek. Op 17 juli 2023 is [verzoeker] vervolgens zonder enig bericht aan Hago niet op het werk verschenen, ondanks uitdrukkelijk te zijn gewaarschuwd voor het gevolg daarvan. Om dat te voorkomen heeft Hago ook nog (tevergeefs) geprobeerd telefonisch contact op te nemen met [verzoeker] . Gelet op deze omstandigheden is de kantonrechter met Hago van oordeel dat zij terecht heeft gekozen voor de maatregel van ontslag op staande voet. Daarbij heeft Hago ook terecht laten meewegen dat richting haar andere werknemers (die ongeveer 43 verschillende nationaliteiten hebben en waarvan het merendeel familie in het buitenland heeft) niet valt te rechtvaardigen dat een minder vergaande maatregel zou worden opgelegd.
5.14.
De kantonrechter concludeert dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
Geen vernietiging van het ontslag
5.15.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van dat ontslag worden afgewezen. Er is immers geen sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er ook geen grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW.
Transitievergoeding
5.16.
[verzoeker] heeft verzocht om Hago te veroordelen een transitievergoeding te betalen van € 11.703,04 bruto. Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Hago heeft met een beroep op dit artikel betaling van de transitievergoeding geweigerd. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, is daar in dit geval wel sprake van. [verzoeker] heeft immers welbewust het ontbreken van toestemming voor het verlof genegeerd en is zonder bericht niet op komen dagen op haar werk. In beginsel heeft [verzoeker] dus geen recht op de transitievergoeding.
5.17.
[verzoeker] heeft ter zitting nog aangevoerd dat het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarom verzoekt [verzoeker] de kantonrechter om de transitievergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:673 lid 8 BW. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat bij een onredelijke situatie bij het niet toekennen van de transitievergoeding wordt gedacht aan ‘
een relatief kleine misstap na een heel lang dienstverband’ [2] . In dit geval is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van een relatief kleine misstap. De stelling van [verzoeker] dat zij haar verlofaanvragen gedurende haar hele dienstverband bij Hago verder altijd tijdig heeft ingediend en eerder nooit vakantie heeft opgenomen in het hoogseizoen, doet daar niet aan af. De kantonrechter zal het verzoek van [verzoeker] om aan haar de volledige transitievergoeding toe te kennen dan ook afwijzen. Gelet echter op de onweersproken omstandigheden dat [verzoeker] zich ruim 13 jaar met hart en ziel heeft ingezet voor Hago, haar werkzaamheden altijd goed heeft uitgevoerd en [verzoeker] een groot verantwoordelijkheidsgevoel jegens Hago heeft getoond gedurende haar dienstverband, acht de kantonrechter het in dit geval billijk om aan haar een gedeelte van de transitievergoeding toe te kennen, te weten een bedrag van € 5.000,00 bruto. De wettelijke rente hierover zal worden toegewezen zoals verzocht.
5.18.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.
het voorwaardelijk tegenverzoek
5.19.
Hiervoor is geoordeeld dat het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt afgewezen. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder Hago het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan, niet is vervuld. Het verzoek hoeft daarom niet te worden beoordeeld en er hoeft ook niet op te worden beslist.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
veroordeelt Hago om aan [verzoeker] een gedeeltelijke transitievergoeding te betalen van € 5.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Hago tot en met vandaag vaststelt op € 793,00 aan salaris gemachtigde;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
het tegenverzoek
6.5.
verstaat dat de voorwaarde waaronder het verzoek is ingediend niet is vervuld.
Deze beschikking is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en op 1 december 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter