ECLI:NL:RBNHO:2023:13554

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
C/15/336559 / HA ZA 23-85
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van bomen en schadevergoeding tussen buren

In deze civiele zaak tussen buren vordert eiser de verwijdering van bomen in de voortuin en achtertuin van gedaagde, die te dicht op de erfgrens staan. Gedaagde vordert op haar beurt schadevergoeding voor de schade die is ontstaan door het snoeien van haar bomen door eiser. De rechtbank oordeelt dat de bomen in de voortuin van gedaagde moeten worden verwijderd, omdat deze hinder veroorzaken voor eiser. De bomen in de achtertuin hoeven niet te worden verwijderd, omdat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat deze onrechtmatige hinder veroorzaken. Eiser wordt veroordeeld tot het vergoeden van de kosten voor het verwijderen van de esdoorn en het opnieuw snoeien van de andere bomen, omdat de rechtbank concludeert dat de esdoorn door het handelen van eiser is afgestorven. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/336559 / HA ZA 23-85
Vonnis van 4 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. P. Tijsterman te Uithoorn,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. B. Altena te Groningen.
De zaak in het kort
Partijen zijn buren. [eiser] wil dat de bomen in de voor- en achtertuin van [gedaagde] die te dicht op de erfgrens staan worden verwijderd. Op haar beurt vordert [gedaagde] vergoeding voor schade ontstaan door het snoeien van haar bomen door [eiser].
De rechtbank komt tot de conclusie dat de bomen in de voortuin van [gedaagde] moeten worden verwijderd; de bomen in de achtertuin hoeven niet weg. [eiser] dient de kosten van het afvoeren van de esdoorn uit de achtertuin van [gedaagde], het opnieuw snoeien van twee bomen en het planten van een nieuwe boom te vergoeden; dit laatste omdat de rechtbank op grond van een rapport van een deskundige aanneemt dat de esdoorn door zijn handelen is afgestorven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 juni 2023
- de correspondentie van mr. Altena met de griffie met betrekking tot een eerder geschil
- het proces-verbaal van 29 september 2023 van de plaatsopneming met aansluitend de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[gedaagde] is sinds 1966 eigenaar van het perceel met woning gelegen aan de [adres 1] in [plaats]. [eiser] is sinds 2018 eigenaar van het naastgelegen perceel met woning gelegen aan de [adres 2].
2.2.
In de voortuin van [gedaagde] bevinden zich twee grote naaldbomen op minder dan twee meter van de erfgrens met het perceel van [eiser]. De naaldbomen zijn meer dan 15 meter hoog en reiken hoog boven de daken van de woningen van partijen. Takken van de naaldboom het dichtst bij het huis raken het dak van [eiser].
2.3.
In de achtertuin van [gedaagde] bevinden zich een sierkers en een meidoorn op minder dan twee meter van de erfgrens met het perceel van [eiser]. Tot voor kort stonden daar ook een larix en een esdoorn, beide ook op minder dan twee meter van de erfgrens.
2.4.
In 2020 heeft [eiser] de overhangende takken van de sierkers en meidoorn gesnoeid alsook van de esdoorn en de larix die daar toen nog stonden. Verder heeft [eiser] een naar zijn perceel doorgeschoten wortel van de esdoorn weggehakt.
2.5.
Naar aanleiding van deze snoei heeft [gedaagde] Pius Floris Boomverzorging (verder ‘Pius Floris’) opdracht gegeven de bomen in de achtertuin te onderzoeken. Het daaropvolgend rapport van 27 januari 2021 concludeert onder meer:

De bomen zijn allemaal ouder dan 20 jaar.
(…)
Boom 1[esdoorn, toev. rb]
is afgestorven, de bomen 2 t/m 4[larix, sierkers, meidoorn, toev. rb]
hebben een matig tot redelijke conditie meer een achterstallig onderhoudsbeeld. Door de beperkte afstand tot de erfgrens was er sprake van overhangende takken.
Bij alle vier de bomen zijn de overhangende takken allemaal onprofessioneel verwijderd. Takken zijn slecht gesnoeid, er zijn te grote en rafelige wonden ontstaan. Dit snoeibeeld zorgt voor gevaar van insporing door zwammen en bacteriën. Teveel blad(naald)verlies zorgt verder voor conditieverlies bij de bomen.
Tevens hebben de buren de achtertuin aangepast en daarbij alle oppervlakkige wortels verwijderd. Met name de esdoorn heeft enorm onder de verwijdering van de oppervlakkige wortels geleden. Zeker in combinatie met het slechte snoeiwerk is de boom daar zeer waarschijnlijk door afgestorven.
(…)
3. Conclusie
Doordat alle takken bij de erfgrens onprofessioneel zijn afgezaagd, zijn vele slechte wonden ontstaan. De bomen dienen (…) vakkundig worden gesnoeid, zodat de bomen geen verdere nadelige gevolgen van het slechte snoeiwerk zullen ondervinden.
2.6.
Pius heeft de kosten voor het verwijderen van de esdoorn inclusief vergunningaanvraag begroot op € 1.745, het opnieuw snoeien van de andere drie bomen op € 600 en het leveren en aanplanten van een nieuwe boom op € 565; in totaal € 2.910.
2.7.
[gedaagde] heeft tegen betaling de esdoorn en larix uit haar achtertuin laten afvoeren door Versteeg Boomverzorging.
2.8.
[eiser] heeft [gedaagde] verzocht de overige bomen te kappen dan wel fors te snoeien, waartoe [gedaagde] niet bereid is.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert - samengevat – bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
primair
a. om de in haar voortuin en achtertuin binnen twee meter van de erfgrens staande bomen te verwijderen en eventueel tijdens het verwijderen ontstane schade aan en in de tuin van [eiser] te herstellen,
subsidiair
om de in haar voortuin en achtertuin binnen twee meter van de erfgrens staande bomen te snoeien en/of te laten snoeien tot een normale hoogte van maximaal 2 meter hoog, althans op een door de rechtbank te bepalen hoogte,
primair en subsidiair
tot het verbeuren van een boete van € 200 per dag dat zij in verzuim is met de uitvoering van de door de rechtbank te bepalen werkzaamheden,
in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert - samengevat - [eiser] te veroordelen:
tot betaling van een bedrag van € 2.910, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijftien dagen na het te wijzen vonnis tot een de dag volledige betaling,
in de proceskosten, daaronder begrepen de nakosten te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf vijftien dagen na het te wijzen vonnis tot aan de dag van volledige betaling.
3.5.
[eiser] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde], met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure waaronder de nakosten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Beplanting binnen strook van twee meter
4.1.
[eiser] vordert primair veroordeling van [gedaagde] tot verwijdering van de in haar voor- en achtertuin binnen twee meter van de erfgrens staande bomen. Op vraag van de rechtbank heeft [eiser] toegelicht dat deze vordering nu nog ziet op de twee naaldbomen in de voortuin en de sierkers en meidoorn in de achtertuin (verder gezamenlijk: de bomen).
4.2.
[gedaagde] voert verweer. Zij beroept zich primair op de verjaring van de vordering tot verwijdering van de bomen. [gedaagde] voert aan dat de bomen er al in 1966 stonden en daarmee ouder dan twintig jaar zijn. Zij legt hiertoe het rapport van Pius Floris over. De leeftijd van de bomen leidt ertoe dat de vordering van [eiser] tot verwijdering is verjaard.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil, hetgeen de rechter bij de plaatsopneming ook heeft geconstateerd, dat de bomen in zowel de voortuin als de achtertuin binnen twee meter van de erfgrens staan. Op grond van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek (BW) is het [gedaagde] niet toegestaan om binnen deze strook bomen te hebben. Echter, [gedaagde] beroept zich op verjaring, omdat de bomen er in 1966 al stonden. Dit is door [eiser] niet bestreden, zodat de rechtbank hiervan zal uitgaan. Dit betekent dat het verjaringsverweer slaagt en de vordering van [eiser] tot verwijdering van de bomen niet kan worden toegewezen op grond van het feit dat zij te dicht op de erfgrens staan.
4.4.
[eiser] stelt echter ook dat er sprake is van enorme overlast van de bomen en de bomen om die reden moeten worden verwijderd. Dit beroep slaagt wat betreft de naaldbomen in de voortuin, maar faalt voor de bomen in de achtertuin. De rechtbank licht dit hieronder toe.
Onrechtmatige hinder
4.5.
[eiser] stelt dat er door de bomen zowel in de voor- en achtertuin als in de woning weinig licht is. Door de schaduwval van de hoge bomen in de voortuin loont het ook niet zonnepanelen op het dak te plaatsen. Daarnaast geven de takken van de bomen in de voortuin die tegen zijn dak waaien een irritant tikgeluid in de woning. Van de bomen in de voortuin vallen ook veel naalden in zijn dakgoot. Tot slot veroorzaken vallende takken en kieren tussen de tegels in de voortuin, ontstaan door wortels van de bomen die steeds meer omhoogkomen, gevaarlijke situaties.
4.6.
[gedaagde] betwist dat er sprake is van onrechtmatige hinder. Op het moment dat [eiser] zijn woning kocht stonden de bomen er al. [eiser] moet daarom een zekere mate van hinder dulden. Voor zover [eiser] een recht zou hebben de bomen te verwijderen zou dit, als hij daaraan gevolg geeft, een misbruik van recht opleveren, omdat de bomen het groene straatbeeld bepalen en het verwijderen ervan ingrijpend zou zijn voor [gedaagde] en andere buurtbewoners die eraan gehecht zijn.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 5:37 BW bepaalt dat een eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder mag toebrengen, zoals door het onthouden van licht. Het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, is blijkens vaste rechtspraak van de Hoge Raad afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder plaatselijke omstandigheden (zie HR 3 mei 1991, NJ 1991, 476). Daarbij is van belang of degene die zich beklaagt over hinder, zich ter plaatse heeft gevestigd vóór dan wel ná het tijdstip waarop de hinder veroorzakende activiteiten een aanvang hebben genomen. In dat laatste geval zal hij een zekere mate van hinder eerder hebben te dulden (HR 18 september 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2704, bijenspat II). Niet iedere vorm van hinder of ondervonden overlast is onrechtmatig.
4.8.
De rechtbank heeft tijdens de schouw vast kunnen stellen dat de sierkers en de meidoorn in de achtertuin wel in enige mate (zon)licht tegenhouden, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat daar in een dusdanige mate sprake van is dat dit als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Dit geldt te minder nu de esdoorn en larix inmiddels zijn weggehaald, wat de achtertuin – ook volgens [eiser] zelf – een stuk lichter heeft gemaakt. Daar komt bij dat [eiser] de woning in 2018 heeft gekocht toen deze bomen al meer dan twintig jaar aanwezig waren en hij dus enige overlast c.q. hinder van deze bomen moet dulden. Ook de subsidiaire vordering zal worden afgewezen, omdat toewijzing daarvan feitelijk ook neerkomt op kap van de bomen, gelet op de ter plekke waargenomen grootte en de vorm van de bomen.
4.9.
Dit is anders wat betreft de naaldbomen in de voortuin. Tijdens de plaatsopneming heeft de rechtbank geconstateerd dat deze bomen zodanig fors in omvang en zo gigantisch hoog zijn, dat zij nagenoeg geen (zon)licht doorlaten naar de woon- en voorslaapkamer van [eiser], met name gelet op de zuidoostelijke ligging van de voortuinen en de plaats van de bomen daarin. Een aanmerkelijk deel van de dag belemmeren zij de inval van zonlicht in de woning van [eiser], met als gevolg dat de voorzijde van de woonkamer en de voorslaapkamer overdag grotendeels donker zijn. Recht uit het raam van de voorslaapkamer van [eiser] gezien, zijn de stammen en takken van de naaldbomen breeduit zichtbaar. Ook tikken de takken hinderlijk op het dak van de woning van [eiser] als het waait. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] de hinder die hij van de bomen ondervindt in redelijkheid niet behoeft te dulden, ook niet nu hij er later is komen wonen.
4.10.
Het meer subsidiaire verweer van [gedaagde] dat [eiser] misbruik maakt van zijn bevoegdheid, faalt. Gelet op artikel 3:13 BW is sprake van misbruik van bevoegdheid wanneer [eiser], in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van de bevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, in redelijkheid niet tot de uitoefening van zijn bevoegdheid had kunnen komen. Daarvan is in dit geval geen sprake. [gedaagde] voert aan dat de naaldbomen in haar voortuin het groene straatbeeld bepalen, maar dat argument weegt niet op tegen het belang van [eiser] bij verwijdering van de naaldbomen, zoals hiervoor beschreven. De vordering tot verwijdering van de naaldbomen in de voortuin zal worden toegewezen.
4.11.
Het verzoek van [gedaagde] een termijn van twaalf maanden gegund te krijgen voor het verwijderen van de bomen zal worden gepasseerd. De uit te spreken veroordeling ziet alleen op de naaldbomen in de voortuin die voor een hovenier goed te bereiken zijn. De rechtbank ziet wel aanleiding de gevorderde termijn voor het verwijderen van de bomen te verlengen naar vier maanden. Naar inschatting van de rechtbank heeft [gedaagde] dan voldoende gelegenheid verschillende offertes op te vragen en het verwijderen van de naaldbomen te plannen op een moment dat haar past.
4.12.
Bij het opleggen van een gevorderde dwangsom geldt als uitgangspunt dat de dwangsom een voldoende prikkel vormt om aan de hoofdveroordeling te voldoen. De rechtbank zal daarom de gevorderde dwangsom toewijzen, maar wel gemaximeerd tot € 10.000, mede gelet op de ter zitting gebleken beperkte draagkracht van [gedaagde].
4.13.
De vordering van [eiser] tot vergoeding van eventuele tijdens het verwijderen van de bomen aan of in de tuin van [eiser] te ontstane schade wordt afgewezen. Immers, niet aannemelijk is dat [eiser] daadwerkelijk schade zal lijden door het verwijderen van de naaldbomen in de voortuin door [gedaagde].
4.14.
Omdat partijen over en weer gedeeltelijk in het gelijk respectievelijk ongelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
4.15.
In reconventie staat de vraag centraal of [eiser] door het snoeien respectievelijk weghakken van in zijn achtertuin overhangende takken en doorschietende wortels van bomen van [gedaagde], deze bomen zodanig heeft beschadigd dat dit kan worden aangemerkt als misbruik van recht waarvoor hij schadeplichtig is.
4.16.
[gedaagde] vordert op grond van het rapport van Pius Floris vergoeding van de kosten voor het verwijderen van de esdoorn voor € 1.745, het opnieuw snoeien van de larix, sierkers en meidoorn voor € 600 en het leveren en het aanplanten van een nieuwe boom voor € 565.
4.17.
[eiser] erkent dat hij over zijn erf overhangende takken van voornoemde bomen heeft gesnoeid en een wortel heeft weggehakt, maar voert kort gezegd aan hij op grond van artikel 5:44 BW het recht had dit te doen.
4.18.
De rechtbank overweegt dat iemand over wiens erf de takken van bomen van zijn buurman hangen, die buurman kan aanmanen om die takken te snoeien en dat, als die buurman dan nalaat, hij het zelf mag doen (art. 5:44 lid 1 BW). Ter zitting heeft [betrokkene], de werkgever van [eiser], verklaard dat hij heeft aangebeld bij [gedaagde] en namens [eiser] heeft gevraagd de overhangende takken te snoeien. De dochter van [gedaagde] heeft daarop gezegd dat haar moeder toen net uit het ziekenhuis kwam en moest revalideren en zij zelf ook ziek was geweest en de meidoorn daarom niet is gesnoeid. De rechtbank stelt op basis daarvan vast dat [eiser] het toen zelf mocht doen. Voor het weghakken van doorschietende wortels is geen aanmaning nodig. Daarbij geldt wel dat er geen misbruik van deze rechten mag worden gemaakt. Van misbruik van recht kan bijvoorbeeld sprake zijn als er door het snoeien van de takken onevenredig grote schade wordt toegebracht.
4.19.
Pius Floris heeft geconcludeerd dat met name de esdoorn zodanig onder het snoeiwerk en de verwijdering van oppervlakkige wortels heeft geleden, dat die zeer waarschijnlijk daardoor is afgestorven. [eiser] heeft deze bevindingen noch de gestelde schade (voldoende gemotiveerd) bestreden.
4.20.
Bij deze stand van zaken gaat de rechtbank ervan uit dat het (ondeskundig) terugsnoeien en weghakken van wortels tot gevolg heeft gehad dat de esdoorn is afgestorven. Onder deze omstandigheden levert het snoeien van de esdoorn misbruik van recht op wat [eiser] schadeplichtig maakt.
4.21.
De rechtbank zal de vordering wat betreft een vergoeding voor het verwijderen van de esdoorn, het aanplanten van een nieuwe boom en twee derde van het gevorderde snoeiwerk – de larix is niet meer – toewijzen, zijnde een totaalbedrag van € 2.710.
4.22.
De over de vergoeding gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen.
4.23.
[eiser] is de partij die in reconventie grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 762 (3 punten × factor 0,5 × € 508) voor salaris advocaat. De over de proceskosten gevorderde wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar, want er is geen sprake van een handelsovereenkomst. Wel zal als onweersproken de rentevordering op grond van artikel 6:119 BW worden toegewezen.
4.24.
Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot het verwijderen van de twee in haar voortuin staande naaldbomen, binnen vier maanden na betekening van dit vonnis,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 200,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de onder de 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
compenseert de proceskosten tussen [gedaagde] en [eiser], in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 2.710,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 762,00, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.
1680