ECLI:NL:RBNHO:2023:14183

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
C/15/343979 / KG ZA 23-485
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling bij verstek in kort geding over verdeling verkoopopbrengst en regresvorderingen tussen ex-echtgenoten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, heeft de voorzieningenrechter op 31 oktober 2023 een vonnis gewezen in een kort geding tussen twee ex-echtgenoten. De eiser, aangeduid als de man, heeft de vrouw, die in Argentinië verblijft, aangeklaagd om haar medewerking te verlenen aan de verdeling van de verkoopopbrengst van een woning die op 6 april 2023 aan derden is verkocht. De verkoopopbrengst staat in depot bij de notaris. De vrouw is niet verschenen op de zitting, ondanks dat haar advocaat, mr. R.H. Bouwman, een verzoek om aanhouding heeft ingediend, omdat de vrouw niet op de juiste wijze op de hoogte was gesteld van de procedure. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen en verstek verleend tegen de vrouw, omdat zij geacht wordt op de hoogte te zijn van de inhoud van de dagvaarding.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld en vastgesteld dat Nederlands recht van toepassing is. De man heeft drie regresvorderingen ingesteld, waaronder vorderingen met betrekking tot een spaarverzekering en huwelijkse schulden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw medewerking moet verlenen aan de uitkering van de verkoopopbrengst en aan het beëindigen van de spaarverzekering. Tevens is de vrouw veroordeeld tot betaling van bedragen aan de man ter zake van de regresvorderingen en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/343979 / KG ZA 23-485
Vonnis in kort geding van 31 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. Y. Bruin te Heerhugowaard,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- en verblijfplaats in Nederland,
verblijvende te [plaats 2] (Argentinië) ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R.H. Bouwman te Amsterdam,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 september 2023,
- de producties 1 t/m 22,
- de e-mail van mr. Bouwman van 17 oktober 2023, waarin hij vraagt om de zaak aan te houden omdat een exploot van de dagvaarding de vrouw niet via de Argentijnse autoriteiten of via de post op haar woonadres heeft bereikt, waardoor zij niet direct op de hoogte is gesteld van de lopende procedure en de daartoe ingestelde vorderingen,
- de mondelinge behandeling van 17 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ter zitting is de man verschenen, bijgestaan door mr. Bruin. Namens de vrouw is niemand verschenen.
1.3.
Mr. Bruin heeft ter zitting verzocht om verstek te verlenen. Zij stelt dat alle formaliteiten in acht zijn genomen en dat mr. Bouwman volgens de Gedragsregels voor Advocaten de op 26 september 2023 aan hem toegezonden dagvaarding behoort te hebben doorgestuurd aan zijn cliënte.
1.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er verstek kan worden verleend tegen de vrouw.
Dat oordeel is gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden:
  • mr. Bouwman is bij brief van 4 augustus 2023 op de hoogte gesteld van het standpunt van de man dat het depot bij de notaris verdeeld moet gaan worden en dat daarvoor de medewerking van de vrouw is vereist. Ook is aangekondigd dat bij gebreke van een reactie de man zal moeten overgaan tot het instellen van een vordering in kort geding,
  • mr. Bruin heeft aan mr. Bouwman half september 2023 verzocht om zijn verhinderdata op te geven voor het aangekondigde kort geding,
  • de dagvaarding is op 25 september 2023 betekend op de volgens artikel 55 Rv voorgeschreven wijze:
  • de dagvaarding is bij emailbericht van mr. Bruin op 26 september 2023 toegestuurd aan mr. Bouwman,
  • de griffier van de rechtbank heeft mr. Bouwman op 26 september 2023 meegedeeld dat de kort geding zitting in hybride vorm zal plaatsvinden om de vrouw in staat te stellen de zitting vanuit Argentinië bij te wonen. Mr. Bouwman ontving daarbij ook de link voor deelname aan de zitting, met verzoek deze zelf aan de vrouw door te sturen,
  • mr. Bouwman heeft op 17 oktober 2023 om 00:14, per e-mail aan de rechtbank meegedeeld dat hij telefonisch contact had gehad met zijn cliënte en verzocht om een aanhouding van de zaak. Mr. Bouwman deelde mee dat de vrouw niet op de juiste wijze op de hoogte is gesteld van de lopende procedure en de daartoe ingestelde vorderingen en dat de vrouw bij de zitting van 17 oktober 2023 om
13
uur niet vrijwillig zal verschijnen vanwege het niet juist betekenen van de dagvaarding aan haar persoon. De vrouw zou volgens de mededeling van mr. Bouwman niet kenbaar zijn met de inhoud van de dagvaarding. Daarom verzocht hij om behandeling van de zaak aan te houden.
1.5.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter het verzoek om aanhouding afgewezen. De vrouw moet geacht worden op de hoogte te zijn van de inhoud van de dagvaarding.
Het is kennelijk haar eigen keuze geweest om niet te verschijnen.
De voorzieningenrechter verleent verstek tegen de vrouw.

2.De uitgangspunten

2.1.
Partijen zijn ex-echtgenoten. Tot de huwelijksgemeenschap behoorde een woning aan [adres] (hierna: de woning). De woning is op
6 april 2023 geleverd aan derden. De, na aflossing van de hypothecaire geldlening en aan de verkoop verbonden kosten, resterende verkoopopbrengst staat sindsdien in depot bij de notaris.
2.2.
De spaarverzekering bij Interpolis is nog niet beëindigd, vanwege het ontbreken van de van de vrouw benodigde toestemming.

3.De gronden voor de beslissing

3.1.
Nu sprake is van een internationaalrechtelijk aspect dient de voorzieningenrechter ambtshalve de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te beoordelen en het toepasselijk recht vast te stellen. In het tussen partijen gewezen vonnis van 6 december 2022 [1] heeft de voorzieningenrechter al geoordeeld over de rechtsmacht en het toepasselijk recht.
De voorzieningenrechter is nog steeds van oordeel dat hem rechtsmacht toekomt en dat Nederlands recht van toepassing is.
3.2.
De man heeft drie regresvorderingen ingesteld en vordert verder, samengevat, de vrouw te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan de uitkering van de verkoopopbrengst van de woning, alsmede aan het afkopen c.q. beëindigen van de spaarverzekering en te bepalen dat indien de vrouw daaraan haar medewerking niet verleent, dit vonnis in de plaats treedt van haar medewerking, een en ander onder veroordeling van de vrouw in de kosten van dit geding.
Hypotheekschuld Rabobank
3.3.
Van de hypothecaire geldlening kan op basis van de overgelegde stukken niet worden geoordeeld dat de regresvordering niet onrechtmatig of ongegrond is. Onduidelijk is hoe het gevorderde bedrag zich verhoudt tot bijvoorbeeld een door de man verschuldigde gebruiksvergoeding. In het kader van dit verstekvonnis zal deze vordering daarom worden afgewezen.
Spaarverzekering Interpolis
3.4.
Ten aanzien van de spaarpolis zijn beide partijen verzekeringnemer en komt de einduitkering aan hen beiden bij helfte toe. De man heeft in de periode van november 2020 tot en met juni 2023 een bedrag van € 8.981,76 aan verzekeringspremie betaald, zodat de vrouw de helft van dit bedrag aan de man moet betalen. De vrouw dient haar medewerking te verlenen aan de beëindiging van de verzekering, die gekoppeld was aan de hypothecaire geldlening. Nu de vrouw ieder contact met de man uit de weg gaat en ook niet reageert op zijn voorstellen om tot een afwikkeling te komen, zal de voorzieningenrechter het verzoek van de man om dit vonnis in de plaats te stellen voor de medewerking van de vrouw ook toewijzen.
Huwelijkse schulden
3.5.
Ten aanzien van de huwelijke schulden heeft de man gemotiveerd onderbouwd dat de vrouw draagplichtig is voor de schulden, omdat deze ook ten behoeve van de vrouw zijn aangegaan. De vordering om de vrouw te veroordelen om de helft van de door de man betaalde bedragen aan hem te vergoeden, is daarom niet ongegrond of onrechtmatig en zal worden toegewezen.
Proceskosten
3.6.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt de proceskosten te compenseren in zaken waarin het geschil voortkomt uit het feit dat partijen gehuwd zijn geweest. De vrouw houdt zich onbereikbaar voor de man, waardoor hij genoodzaakt is om via een gerechtelijke procedure tot een afwikkeling van de verdeling en de te verrekenen bedragen te komen.
De vrouw zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van de man als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,86
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
697,00
- overige kosten
0,00
Totaal
1.140,86
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt de vrouw om een bedrag van € 4.490,88 aan de man te betalen uit hoofde van de regresvordering die de man heeft op de vrouw ter zake de premies van de spaarverzekering bij Interpolis,
4.2.
veroordeelt de vrouw om een bedrag van € 12.375,- aan de man te betalen uit hoofde van de regresvordering die de man op de vrouw heeft ter zake de huwelijkse schulden,
4.3.
bepaalt dat de vrouw binnen 14 dagen na dit vonnis alle medewerking dient te verlenen aan de uitkering van de verkoopopbrengst van de woning aan [adres] , op dit moment in depot bij de notaris, waarbij het deel van de overwaarde dat aan de vrouw toekomt, zal worden verrekend met de door haar aan de man te betalen bedragen, zoals hiervoor onder 4.1 en 4.2 is beslist,
4.4.
veroordeelt de vrouw om binnen 14 dagen na dit vonnis haar medewerking te verlenen aan het afkopen c.q. beëindigen van de SpaarZeker verzekering van partijen bij Interpolis met [polisnummer] , waarbij de waarde van de spaarverzekering bij gelijke helfte aan partijen wordt uitgekeerd,
4.5.
bepaalt dat indien de vrouw niet haar medewerking verleent aan de hiervoor onder 4.3 en 4.4 genoemde veroordelingen, dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als een door de vrouw ondertekende volmacht aan de man om de in de veroordeling omschreven rechtshandeling te verrichten,
4.6.
veroordeelt de vrouw in de proceskosten, aan de zijde van de man tot dit vonnis vastgesteld op € 1.140,86,
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.
LK/LJS