Bedrijfsactiviteiten
Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel bestaan de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 2] uit het geven van advies op het gebied van de horeca. In de praktijk betekent dit dat [eiser] potentiële kopers van horecaondernemingen helpt bij de selectie, bezichtigingen, onderzoek en analyse van de omzet en kosten, prognoses, overleggen en onderhandelingen. [eiser] begeleidt, bemiddelt en adviseert. [eiser] geeft aan dat met de potentiële kopers een afspraak is gemaakt dat, indien zijn hulp zou leiden tot de koop van een onderneming, de vergoeding voor de diensten van [eiser] 5% van de koopsom zou bedragen. [eiser] zegt in het jaar 2018 zes tot zeven potentiële kopers als klant te hebben gehad, maar dat of de bemiddeling niet heeft geleid tot de koop van een onderneming of de klanten niet hebben betaald. [eiser] heeft verklaard dat er geen schriftelijke overeenkomsten zijn opgesteld en ondertekend, maar dat er alleen mondelinge afspraken zijn gemaakt. Door het uitblijven van verdiensten is [eiser] inmiddels met deze activiteiten gestopt. Ondertussen probeert [eiser] zelf ook weer een horecaonderneming te exploiteren, hetzij op eigen kracht, hetzij met de (financiële) hulp van een zakenpartner. Het was [eiser] in de laatste maanden van 2018 bijna gelukt een horecaonderneming op het Thorbeckeplein in Amsterdam over te nemen, maar de verhuurder lag op het laatste moment dwars door geen verhuurovereenkomst overeen te willen komen. Naast bovengenoemde activiteiten was [eiser] in 2018 ook nog druk bezig met de afwikkeling van zijn voormalige horecaonderneming [bedrijf 1] . [eiser] heeft de exploitatie van deze horecaonderneming door een geweldsincident in 2015 noodgedwongen moeten staken. In januari 2016 heeft [eiser] een koper voor deze horecaonderneming gevonden, maar deze koper heeft tot op heden niet de koopsom betaald. Om alsnog de koopsom te ontvangen, was [eiser] genoodzaakt gerechtelijke stappen te ondernemen. Verder heeft [eiser] ook een gerechtelijke procedure moeten voeren om een uitkering van de gemeente [woonplaats] te verkrijgen. Met de hulp van de adviseur, de heer [naam 1] , die [eiser] ook met juridische hulp terzijde staat, is het uiteindelijk gelukt met terugwerkende kracht tot medio 2017, een (bijstands)uitkering te bemachtigen.
(…)
3.2.3MKB-winstvrijstelling
(…)
Nu ik tot de conclusie ben gekomen dat de kosten met betrekking tot de vordering van de koopsom van de verkoop van “ [bedrijf 1] ” niet als zakelijke kosten in aanmerking mogen worden genomen (…), zal ik ook de MKB-winstvrijstelling corrigeren.
6. Met dagtekening 5 juni 2020 heeft verweerder eiser de onderhavige aanslag opgelegd. Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder het door eiser aangegeven ondernemingsverlies niet in aanmerking genomen en de aanslag daarom vastgestelde naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.721 (€ 6.792 + € 11.929).
7. Op 11 juli 2020 heeft eiser tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Daarop hebben partijen intensief met elkaar gecommuniceerd. Per e-mailbericht van 28 september 2020 heeft verweerder aan eiser het volgende voorstel gedaan:
“Naar aanleiding van uw e-mail en bezwaar heb ik het jaar 2018 intern besproken. lk heb het gehad over de aftrek advocaatkosten ad € 4.467, het uit te keren bedrag i.v.m. verkoop onderneming en toewijzing van de rechtbank en tot slot de staking en zelfstandigenaftrek.
1. Aftrek advocaatkosten ad € 4.467. Uit het vonnis van 18 juli 2018 van de rechtbank valt te lezen dat de volgende kosten worden vergoed:
Buitengerechtelijke kosten € 2.726,67
Beslagkosten € 3.352,80
Proceskosten
€ 3.774 01+
Totaal € 9.853,48
Naar aanleiding van het controlerapport met dagtekening 12 mei 2020 zijn de eerdere aangegeven advocaatkosten gecorrigeerd. lk heb dit intern besproken en alsnog besloten dat deze kosten vergoed kunnen worden, echter rekening houdend met de te vergoeden kosten door de rechtbank van € 9.853,48. Dit betekent dat ondanks ik akkoord ga met de aftrek advocaatkosten het verminderingsbedrag nihil is, omdat de te vergoeden kosten die de rechtbank heeft toegewezen hoger zijn dan de advocaatkosten van uw client.
2. De toewijzing van € 195.167 is volgens u nog niet door cliënt ontvangen. Ook dit heb ik intern besproken en omdat hiervoor een navorderingsaanslag moet worden opgelegd voor 2018 maar het bedrag van € 195.167 nog niet is ontvangen, is het voorstel om uw cliënt hierin tegemoet te komen. Dit bedrag kan als dubieuze debiteuren op de balans worden opgenomen in de jaarrekening totdat het ontvangen is. U kunt mij daarover dan inlichten. Echter de navorderingsaanslag dient uiterlijk in het jaar 2023 te worden opgelegd, dit in verband met verjaring. Uw cliënt houdt wel recht op de stakingsaftrek.
3. Zelfstandigenaftrek wordt verder niet geaccepteerd omdat er per 1 januari 2018 is gestaakt (eigenlijk al eerder).
Dit is wat ik intern heb besproken. Als u zich hierin kunt vinden dan hoor ik dit graag. Tevens verzoek ik u om toestemming het bezwaarschrift in te trekken. Ook als u hier niet mee akkoord gaat hoor ik dat graag van u.
In afwachting van uw reactie alvast bedankt voor uw terugkoppeling.”
8. Op het hierboven geciteerde voorstel van verweerder heeft eiser gereageerd per emailbericht van 16 oktober 2020. De reactie van eiser luidt, voor zover hier van belang als volgt:
“lk heb uw voorstel met cliënt besproken en kan u als volgt informeren. 1) De advocaatkosten 2018 ad EUR 4.467,-- worden dus niet gecorrigeerd en als zakelijke aftrekbare kosten van de onderneming geaccepteerd. Met uw voorstel om deze kosten te verrekenen met de kostenveroordeling van de koper (de heer [naam 4] ) van het cafe/de nachtclub van client kan cliënt niet instemmen. Net als de te betalen koopsom, waartoe deze koper is veroordeeld, kunnen deze buitengerechtelijke-, beslag- en proceskosten immers tot op heden niet worden geïncasseerd van koper. Gelegd executoriaal beslag in 2018 op de bankrekeningen van de heer [naam 4] en een conservatoir derdenbeslag (vooruitlopend op het vonnis van de rechtbank) troffen geen doel.
Dit betekent dat, net als uw voorstel met betrekking tot de aan client toekomende koopsom, de kostenveroordeling ook op de balans als dubieuze debiteuren zal worden opgenomen tot feitelijke incasso heeft plaatsgevonden. Gelijk u bekend is daartoe een executoriaal derdenbeslag gelegd op de tzt aan [naam 4] toekomende gelden. De betreffende derde heeft de rechtmatigheid van het door cliënt gevestigde beslag betwist, maar inmiddels heeft de rechtbank bij vonnis dit executoriale derdenbeslag bestendigd.
2) Met uw voorstel vervat onder 2 waar het betreft de fiscale behandeling van de koopsom, kan cliënt zich verenigen. Tot het moment van feitelijke incasso van de koopsom wordt de koopsom aldus op de balans opgenomen als dubieuze debiteuren, en houdt cliënt recht op stakingsaftrek.
3) Het is weliswaar juist dat door de verkoop van zijn cafe/nachtclub in 2018 defacto geen horecagelegenheid heeft geëxploiteerd, maar dat betekent natuurlijk geenszins, zoals u ten onrechte suggereert, dat hij zijn onderneming heeft gestaakt. Integendeel. Cliënt heeft, zoals wij al in een eerder stadium hebben besproken, een reeks van onderhandelingen en overleggen gevoerd om een andere horecagelegenheid over te nemen in 2018, al dan niet met de aan hem verschuldigde gelden c.q. BBZ-kapitaal/uitkering, en onder meer heel veel tijd moeten spenderen om de aan hem verschuldigde koopsom zo mogelijk te kunnen incasseren. Op grond daarvan waren het wij het al eens dat cliënt zijn onderneming in 2018 heeft voortgezet, de zelfstandigenaftrek in 2018 zou worden geaccepteerd, en
geenrecht had op de startersaftrek.
Op grond van het bovenstaande zou het verzamelinkomen 2018 nader en hoger kunnen worden vastgesteld op EUR 8.619 in plaats van de aangegeven EUR 6.792. Vertrouwend dat hiermee het bezwaarschrift kan worden afgedaan.”
9. Per brief van 22 oktober 2021 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij voornemens was het bezwaar af te wijzen maar eiser nog de gelegenheid kreeg zijn bezwaar mondeling toe te lichten. Op 14 september 2022 is eiser door verweerder gehoord. Van het horen is een verslag opgemaakt dat in kopie tot de gedingstukken behoort. Per emailbericht van 5 augustus 2022 heeft eiser daarop gereageerd. Op 6 oktober 2022 heeft verweerder uitspraak op het bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.