In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Duitse eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane over de oplegging van antidumpingrechten en compenserende rechten op zonnepanelen van oorsprong uit China. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen een uitnodiging tot betaling van € 154.644,74, die bestond uit antidumpingrechten, compenserende rechten en rente op achterstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Commissie en de Raad bevoegd waren om verbintenisfacturen ongeldig te verklaren en dat de antidumpingrechten en compenserende rechten alsnog geïnd konden worden. De rechtbank oordeelde dat de hoogte van de antidumpingrechten niet op basis van het voor alle overige ondernemingen geldende tarief van 53,4% moest worden berekend, maar op basis van het tarief van 36,2% dat van toepassing is op meewerkende ondernemingen zoals de verkoper van de zonnepanelen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de utb vastgesteld op een bedrag van € 113.660,31. Tevens is de Staat veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 2.000 en proceskosten van € 2.389. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.