ECLI:NL:RBNHO:2023:1466

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
9913581 \ CV EXPL 22-3210
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over proceskosten na doorhalingsverzoek in luchtvaartclaim

In deze zaak heeft de passagier, vertegenwoordigd door DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., een vordering ingesteld tegen Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) wegens compensatie na de annulering van een vlucht. De passagier vorderde een bedrag van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De procedure begon met een dagvaarding op 19 mei 2022, maar de passagier heeft op 31 augustus 2022 aangegeven de procedure te willen intrekken. De vervoerder heeft echter niet ingestemd met deze intrekking, wat leidde tot een geschil over de proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet akkoord ging met de doorhaling van de procedure, wat betekent dat er een vonnis moest worden gewezen. De passagier stelde dat de vervoerder verantwoordelijk was voor de proceskosten, omdat deze pas bij de conclusie van antwoord verweer had gevoerd. De vervoerder betwistte dit en stelde dat de passagier niet tijdig om informatie had gevraagd.

De kantonrechter oordeelde dat de proceskosten voor rekening van de vervoerder moesten komen, omdat deze niet eerder had voldaan aan de informatieplicht. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, inclusief nakosten, en heeft de wettelijke rente toegewezen vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis. Het vonnis is uitgesproken op 15 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9913581 \ CV EXPL 22-3210
Uitspraakdatum: 15 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.
tegen
de naamloze vennootschap
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
gevestigd te Amstelveen
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. R.L.S.M. Pessers en mr. J.I.J. van Pelt

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 19 mei 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop voor de rol van 31 augustus 2022 aangegeven te procedure te willen intrekken. De vervoerder heeft voor de rol van 28 september 2022 aangegeven niet in te stemmen met het verzoek van de passagier.

2.De vordering bij inleidende dagvaarding

2.1.
De passagier vordert, bij inleidende dagvaarding, dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

3.De beoordeling

3.1.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat een procedure alleen op verzoek van beide partijen wordt doorgehaald. Dit is in deze procedure niet het geval. De vervoerder heeft bij akte aangegeven niet akkoord te gaan met doorhaling, onder de voorwaarde van de passagier dat iedere partij de eigen kosten draagt. De vervoerder heeft immers werkzaamheden verricht in het kader van een conclusie van antwoord. Hierna heeft de passagier besloten de procedure in te trekken. De kosten die de vervoerder heeft gemaakt dienen voor rekening te komen van de passagier, aldus de vervoerder.
3.2.
Gelet op bovenstaande kan geen doorhaling plaatsvinden, maar dient vonnis te worden gewezen.
3.3.
De passagier stelt dat niet zij maar de vervoerder moet worden veroordeeld in de proceskosten, omdat de vervoerder niet eerder dan bij conclusie van antwoord (gemotiveerd) verweer heeft gevoerd tegen de vordering. Door pas in de procedure verweer te voeren en bewijsstukken over te leggen – waar buiten rechte veelvuldig om is verzocht – heeft de vervoerder in strijd met de goede procesorde gehandeld en de passagier onnodig op kosten gejaagd, aldus de passagier.
3.4.
De vervoerder heeft dit weersproken en daartoe aangevoerd dat de passagier bij schrijven van 7 april 2022 is geïnformeerd over de oorzaak van de annulering van de vlucht. Vervolgens heeft de passagier niet verzocht om concrete informatie. Daarnaast heeft de passagier bij akte niet toegelicht op basis van welke specifieke stukken, die pas na het starten van de procedure zijn verstrekt, zij haar vordering niet meer handhaaft.
3.5.
Anders dan de vervoerder aanvoert blijkt echter uit de bijgevoegde correspondentie dat de passagier wel degelijk heeft verzocht om bewijsstukken die het standpunt van de vervoerder onderschrijven. De vervoerder beroept zich nog op een vonnis van deze rechtbank (ECLI:NL:RBNHO:2022:7853) maar dit kan hem niet baten. Uit dit vonnis volgt immers dat de passagier haar vordering ook na ontvangst van bewijsstukken heeft gehandhaafd. Er was daarom in die zaak onvoldoende grond voor de stelling dat de procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.
3.6.
Voorts heeft de passagier niet verzocht om bewijsstukken van omstandigheden waarvan zij zelfstandig kennis had kunnen nemen, zoals bijvoorbeeld in het geval van slechte weersomstandigheden, dan wel om bewijsstukken die de vervoerder niet kan of mag verstrekken. In onderhavige geval is de vlucht niet uitgevoerd omdat zes bemanningsleden vanwege nauw contact met een piloot die positief is getest op corona, kort voor uitvoering van de vlucht, in quarantaine moesten. Dit heeft de vervoerder bij conclusie van antwoord aangetoond met een wachtrapport van KLM. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder in de voorfase niet in staat was om deze over te leggen.
3.7.
De kantonrechter is gelet op bovenstaande van oordeel dat de proceskosten in de onderhavige procedure voor rekening van de vervoerder dienen te komen. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 131,18;
griffierecht € 214,00;
salaris gemachtigde € 132,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
4.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter