ECLI:NL:RBNHO:2023:1519
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing verzoek om dwangsom en immateriële schadevergoeding in WOZ-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van haar onroerende zaak, vastgesteld op 28 februari 2020. Na afwijzing van haar verzoek om een dwangsom door verweerder, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder ten onrechte het verzoek om toekenning van een dwangsom heeft afgewezen en heeft eiseres recht gegeven op een dwangsom van € 1.352. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder veroordeeld tot vergoeding van de dwangsom en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837. Eiseres had ook verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn niet was overschreden, omdat het geschil in de hoofdzaak binnen de termijn van twee jaar was beëindigd. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar van 13 april 2021 als eindpunt van de redelijke termijn aangemerkt, waardoor eiseres geen recht heeft op vergoeding van immateriële schade.