Op 24 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een rekestprocedure met parketnummer 15-870919-17. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding op grond van artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, die op 10 juli 2017 werd aangehouden op verdenking van opruiing en deelname aan een criminele organisatie, heeft een verzoek ingediend voor een schadevergoeding van in totaal € 9.050,-. Dit bedrag is opgebouwd uit immateriële schade door ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, en de kosten van een advocaat voor het indienen van het verzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 6 oktober 2020 door de meervoudige kamer van deze rechtbank is vrijgesproken. Het Openbaar Ministerie heeft het hoger beroep tegen deze vrijspraak ingetrokken, waardoor het vonnis onherroepelijk is geworden. De rechtbank oordeelt dat de verzoeker recht heeft op schadevergoeding, aangezien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
De rechtbank kent de verzoeker een vergoeding toe van € 9.050,-, bestaande uit € 390,- voor drie dagen verblijf op een politiebureau, € 6.400,- voor 64 dagen in een huis van bewaring, € 1.920,- voor verblijf op de terroristenafdeling, en € 340,- voor de kosten van de raadsman. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor de officier van justitie en de gewezen verdachte.