ECLI:NL:RBNHO:2023:1563

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
15-870919-17 rekest 22-018721
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na vrijspraak in strafzaak met verblijf op terroristenafdeling

Op 24 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een rekestprocedure met parketnummer 15-870919-17. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding op grond van artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, die op 10 juli 2017 werd aangehouden op verdenking van opruiing en deelname aan een criminele organisatie, heeft een verzoek ingediend voor een schadevergoeding van in totaal € 9.050,-. Dit bedrag is opgebouwd uit immateriële schade door ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, en de kosten van een advocaat voor het indienen van het verzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 6 oktober 2020 door de meervoudige kamer van deze rechtbank is vrijgesproken. Het Openbaar Ministerie heeft het hoger beroep tegen deze vrijspraak ingetrokken, waardoor het vonnis onherroepelijk is geworden. De rechtbank oordeelt dat de verzoeker recht heeft op schadevergoeding, aangezien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.

De rechtbank kent de verzoeker een vergoeding toe van € 9.050,-, bestaande uit € 390,- voor drie dagen verblijf op een politiebureau, € 6.400,- voor 64 dagen in een huis van bewaring, € 1.920,- voor verblijf op de terroristenafdeling, en € 340,- voor de kosten van de raadsman. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor de officier van justitie en de gewezen verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Locatie Haarlem
parketnummer : 15-870919-17
raadkamernummer : 22-018721, 22-018722
datum : 24 februari 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker]

[geboortedatum]
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. F.T.C. Dölle,
advocaat te Amsterdam (Linnaeusstraat 2A, 1092 CK Amsterdam),
hierna te noemen: de verzoeker.

Feiten

De verzoeker is op 10 juli 2017 aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van opruiing en deelname aan een criminele (terroristische) organisatie.
Vanaf 13 juli 2017 is de bewaring bevolen en op 16 augustus 2017 is de voorlopige hechtenis geschorst. Na hoger beroep door het OM heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2017 de beschikking van de rechtbank vernietigd en is de schorsing opgeheven. Op 27 september 2017 heeft de rechtbank de vordering verlenging gevangenhouding afgewezen. Het door het OM ingestelde hoger beroep hiertegen is op 25 oktober 2017 door het gerechtshof Amsterdam afgewezen.
De verzoeker is op 6 oktober 2020 door de meervoudige kamer van deze rechtbank vrijgesproken. Het OM is hiertegen in hoger beroep gegaan en heeft dit ingetrokken op 30 mei 2022. Het vonnis is daarmee onherroepelijk geworden. De strafzaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en artikel 9a Wetboek van Strafrecht is niet toegepast.

Procedure

Het verzoekschrift is op 19 augustus 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 9.050,- wegens:
  • de immateriële schade die verzoeker als gevolg van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis heeft geleden tot een bedrag van in totaal € 8.710,-
  • de kosten van een raadsvrouw voor het opstellen en indienen van dit verzoek tot een bedrag van € 340,-

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich niet tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
Op de voet van het bepaalde in de artikelen 533, 534 en 530 van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – aanspraak maken op vergoeding van de door deze ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis geleden schade, respectievelijk de gemaakte kosten van een advocaat, zo daartoe althans gronden van billijkheid aanwezig zijn, alle omstandigheden in aanmerking genomen.
De rechtbank acht die gronden aanwezig en zal het verzoekschrift als volgt toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 9.050,-
(zegge: negenduizend vijftig euro), welk bedrag als volgt is samengesteld:
€ 390,- wegens een verblijf van drie dagen op een politiebureau;
€ 6.400,- wegens een verblijf van 64 dagen in een huis van bewaring;
€ 1.920,- verhoging wegens verblijf in de terroristenafdeling [1] ;
€ 340,- wegens de kosten van een raadsman/raadsvrouw voor de indiening van het verzoekschrift.
Deze beslissing is gegeven door
mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van J.J.M. Smolders, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2023
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.
BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING
De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van:
€ 9.050,- (zegge: negenduizend vijftig euro), ten gunste van verzoeker, door overmaking van voornoemd bedrag op rekeningnummer NL02 ABNA 0522020380 ten name van Stichting Beheer Derdengelden Prakken d ' Oliveira Human Rights Lawyers te Amsterdam onder vermelding van ‘D20221139.FD’.

Voetnoten

1.Het regime waarin verzoeker zich bevond is vergelijkbaar met de EBI, zie ECLI:NL:RBROT:2019:10398.