ECLI:NL:RBNHO:2023:1632

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
9583512 \ CV EXPL 21-8415
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie na annulering van vlucht door slechte weersomstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa A.G., gevestigd in Keulen, Duitsland, wegens compensatie na de annulering van een vlucht. De annulering vond plaats op 4 februari 2020, waarbij de passagiers van Amsterdam-Schiphol naar München zouden worden vervoerd met vluchtnummer LH2301. AirHelp heeft de vordering ingesteld op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder, Lufthansa, heeft de annulering verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden in München, die de uitvoering van de vlucht verhinderden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht inderdaad is geannuleerd, maar dat Lufthansa niet voldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de vervoerder niet kon bewijzen dat de weersomstandigheden zodanig waren dat de annulering gerechtvaardigd was. AirHelp heeft betwist dat er sprake was van slechte weersomstandigheden en heeft bewijs geleverd dat andere vluchten wel zijn uitgevoerd. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat Lufthansa niet heeft aangetoond dat de annulering noodzakelijk was en heeft de vordering van AirHelp toegewezen.

De kantonrechter heeft Lufthansa veroordeeld tot betaling van € 500,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van AirHelp toegewezen, omdat Lufthansa ongelijk kreeg in deze zaak. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9583512 \ CV EXPL 21-8415 (RH)
Uitspraakdatum: 18 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong (China)
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa A.G.
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 16 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 4 februari 2020 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Franz Josef Strauss Airport, München (Duitsland), met vluchtnummer LH2301 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben hun gepretendeerde vordering middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de annulering werd veroorzaakt door de slechte weersomstandigheden te München. Rond de geplande aankomsttijd van de vlucht was er volgens de vervoerder sprake van storm(achtige) wind met harde windstoten, gevaarlijke bewolking en natte sneeuw. Hierbij verwijst de vervoerder naar het METAR-rapport (productie 2 bij conclusie van antwoord). Door de slechte weersomstandigheden kon enerzijds de grondafhandeling niet worden uitgevoerd en anderzijds konden de cateringservices hun werk niet verrichten. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat de luchtverkeersleiding vanwege de slechte weersomstandigheden een capaciteitsreductie had uitgevaardigd, waarmee werd bewerkstelligd dat minder vluchten mochten vertrekken van en landen op de luchthaven van München (productie 3 bij conclusie van antwoord).
5.4.
AirHelp betwist dat sprake was van slechte weersomstandigheden waardoor de vervoerder de vlucht heeft moeten annuleren. AirHelp heeft als productie 1 bij repliek een schema overgelegd waaruit blijkt dat rond de geplande aankomsttijd van de vlucht wel andere vluchten zijn geland op München. AirHelp heeft voorts bij conclusie van repliek de vraag gesteld of een luchtvaartmaatschappij een beroep kan doen op artikel 5 lid 3 van de Verordening wanneer zij vluchten annuleert op basis van een capaciteitsreductie waarbij de luchtvaartmaatschappij zelf kiest of en, zo ja, wanneer en hoeveel vluchten er geannuleerd worden. AirHelp heeft verzocht om hierover prejudiciële vragen aan het Hof te stellen. De kantonrechter ziet hier geen aanleiding toe, nu de vordering zal worden toegewezen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
5.5.
Een capaciteitsreductie kan naar het oordeel van de kantonrechter een buitengewone omstandigheid vormen indien de vervoerder aantoont dat hij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop niet in is geslaagd. De vervoerder heeft onvoldoende toegelicht dan wel aangetoond in welke mate de luchtverkeersleiding vanwege de voorspelde weersomstandigheden de capaciteit van de luchthaven heeft aangepast. Tevens is onvoldoende duidelijk geworden in welke mate de capaciteitsreductie invloed heeft gehad op het aantal uit te voeren vluchten, noch is onderbouwd welke afwegingen de vervoerder heeft gemaakt bij het annuleren van de onderhavige vlucht. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden waarom de vervoerder ervoor heeft gekozen om specifiek de vlucht in kwestie te annuleren in plaats van, bijvoorbeeld, de weersomstandigheden af te wachten en de vlucht (al dan niet vertraagd) uit te voeren. Daar komt bij dat de vervoerder heeft aangegeven dat sprake was van een SLOT-vertraging van meer dan drie uur, maar uit de overgelegde stukken (zoals het Daily Traffic Report) blijkt niet dat bij de vlucht in kwestie ook sprake was van een dergelijke vertraging. De vervoerder heeft herhaald dat hij vanwege de slechte weersomstandigheden in verband met de vliegveiligheid en de dientengevolge afgekondigde capaciteitsreductie de vlucht heeft geannuleerd, maar hij heeft hiermee de stelling van AirHelp dat er wel andere vluchten van Amsterdam naar München en van München naar Amsterdam vlogen onvoldoende gemotiveerd weersproken. Hierdoor staat niet vast dat de vervoerder vanwege de slechte weersomstandigheden te München en de afgekondigde capaciteitsreductie genoodzaakt was de vlucht te annuleren.
5.6.
De vervoerder verwijst nog naar een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 oktober 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:9039), maar dit maakt het oordeel niet anders. In het onderhavige geval is namelijk niet onderbouwd dat de SLOT-vertraging meer dan drie uur bedroeg. Uit het Daily Traffic Report blijkt immers dat bij 12 vluchten de SLOT-vertraging meer dan drie uur bedroeg, maar de vervoerder heeft niet onderbouwd dat de vlucht in kwestie tot die 12 vluchten behoorde.
5.7.
Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder niet aangetoond dat sprake was van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan de vlucht in kwestie is geannuleerd. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen dan wel de vertraging ten gevolge van de annulering te beperken. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal worden toegewezen.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 februari 2020 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 128,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter