In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa A.G., gevestigd in Keulen, Duitsland, wegens compensatie na de annulering van een vlucht. De annulering vond plaats op 4 februari 2020, waarbij de passagiers van Amsterdam-Schiphol naar München zouden worden vervoerd met vluchtnummer LH2301. AirHelp heeft de vordering ingesteld op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder, Lufthansa, heeft de annulering verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden in München, die de uitvoering van de vlucht verhinderden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht inderdaad is geannuleerd, maar dat Lufthansa niet voldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de vervoerder niet kon bewijzen dat de weersomstandigheden zodanig waren dat de annulering gerechtvaardigd was. AirHelp heeft betwist dat er sprake was van slechte weersomstandigheden en heeft bewijs geleverd dat andere vluchten wel zijn uitgevoerd. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat Lufthansa niet heeft aangetoond dat de annulering noodzakelijk was en heeft de vordering van AirHelp toegewezen.
De kantonrechter heeft Lufthansa veroordeeld tot betaling van € 500,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van AirHelp toegewezen, omdat Lufthansa ongelijk kreeg in deze zaak. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.