ECLI:NL:RBNHO:2023:1741

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
10305657
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een overeenkomst op afstand en schending van het herroepingsrecht in een civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Kinderopvang Waterland en twee gedaagden die niet verschenen zijn. De eisende partij vorderde betaling van € 2.529,98, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van een overeenkomst die volgens hen niet kwalificeerde als een overeenkomst op afstand. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de overeenkomst wel degelijk als een overeenkomst op afstand moet worden gekwalificeerd, omdat de communicatie uitsluitend via digitale middelen heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat de eisende partij verplicht was om te voldoen aan de wettelijke informatieplichten die zijn vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan. Er was geen bewijs dat de gedaagden voorafgaand aan de overeenkomst op de herroepingsrechten en de kosten van de kinderopvang zijn gewezen. Dit leidde tot de conclusie dat de herroepingstermijn van veertien dagen was verlengd tot maximaal twaalf maanden, en dat de gedaagden de overeenkomst tijdig hebben herroepen. Hierdoor kon de eisende partij geen betalingsverplichting voor de geleverde diensten vaststellen.

De vordering van de eisende partij is afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op nihil. Dit vonnis benadrukt het belang van het naleven van de informatieplichten bij overeenkomsten op afstand, ter bescherming van consumenten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10305657 \ CV EXPL 23-315
Uitspraakdatum: 2 maart 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Kinderopvang Waterland
gevestigd te Monnickendam
de eisende partij
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
tegen

1.[gedaagden]

2. [gedaagden]
beiden wonende te [woonplaats]
de gedaagde partijen
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partijen gedagvaard. Tegen de gedaagde partijen is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partijen tot betaling van
€ 2.529,98, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partijen in de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
De eisende partij heeft gesteld dat de ouder van een kind via haar website een aanvraag kan doen voor een opvangplek voor zijn/haar kind. Nadat de eisende partij die aanvraag heeft ontvangen en heeft bekeken of er plaats is op de aangevraagde dagen, ontvangt de ouder een offerte/concept contract. Nadat de ouder het contract getekend heeft geretourneerd, kan de kinderopvang van start. Volgens de eisende partij is sprake van een overeenkomst die is gesloten anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten, in de zin van artikel 6:230l BW.
2.4.
Anders dan de eisende partij is de kantonrechter van oordeel dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst op afstand in de zin van artikel 6:230g lid 1 sub e BW . Vanaf de aanvraag tot en met het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten, wordt immers uitsluitend gebruik gemaakt van één of meer middelen voor communicatie op afstand, in dit geval de website van de eisende partij en post of e-mail. Dit betekent dat de eisende partij gemotiveerd moet stellen en onderbouwen dat is voldaan aan de bepalingen van artikel 6:230m lid 1 en artikel 6:230v BW.
2.5.
De eisende partij vindt dat zij heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafdrukken van haar website en de (twee) kinderopvangovereenkomsten van 13 augustus 2020 overgelegd.
2.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de stukken en toelichting niet (voldoende) dat de eisende partij heeft voldaan aan de informatieplichten als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 sub e en sub h en artikel 6:230v BW. Er is niet gebleken dat de eisende partij de gedaagde partijen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft gewezen op het herroepingsrecht en de kosten van de kinderopvang. Ook worden de gedaagde partijen in de overeenkomst niet gewezen op het herroepingsrecht, zodat niet is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW.
2.7.
Gelet op de jurisprudentie van het HvJ EU en het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677) moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.8.
Ten aanzien van de in artikel 6:230m lid 1 onder h BW opgenomen precontractuele informatieplicht heeft de Nederlandse wetgever in een sanctie voorzien. Deze is neergelegd in artikel 6:230o lid 2 BW. De schending van het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, doch met ten hoogste twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Nu in dit geval de overeenkomsten op 13 augustus 2020 tot stand zijn gekomen en niet gesteld of gebleken is dat de eisende partij de gedaagde partijen tussentijds alsnog op juiste wijze (dat wil zeggen duidelijk en in het oog springend) op de wettelijke bedenktijd heeft gewezen, moet worden aangenomen dat de bedenktijd in ieder geval tot en met 13 augustus 2021 heeft gelopen. Uit productie E6 maakt de kantonrechter op dat de gedaagde partijen de overeenkomsten op 18 mei 2021 hebben herroepen. Nu de gedaagde partijen de overeenkomsten binnen de voornoemde verlengde periode van de wettelijke bedenktijd hebben herroepen, kan een betalingsverplichting voor de aan hen geleverde diensten ingevolge 6:230s lid 5 sub a onder 1 en 2 BW niet worden vastgesteld.
2.9.
Gelet op het vorenstaande wordt de vordering afgewezen.
2.10.
De eisende partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de gedaagde partijen tot en met vandaag vaststelt op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter