Op 3 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een rekestprocedure met parketnummer 96-198734-22. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker had een verzoek ingediend tot vergoeding van in totaal € 594,10, bestaande uit kosten voor een juridisch adviseur in de strafzaak en kosten voor het opstellen en indienen van het verzoek. De officier van justitie verzet zich tegen het toekennen van deze vergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet verder is vervolgd en dat de aan hem opgelegde strafbeschikking is ingetrokken, waardoor de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker zich heeft laten bijstaan door een juridisch adviseur die niet is ingeschreven in het landelijk advocatentableau van de Nederlandse Orde van Advocaten. Hierdoor kunnen de kosten voor zijn rechtsbijstand niet worden aangemerkt als kosten van een raadsman zoals bedoeld in artikel 530 Sv.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de werkzaamheden van de juridisch adviseur niet in aanmerking komen voor vergoeding, omdat de wetgever in artikel 530 Sv expliciet spreekt over 'kosten van een raadsman'. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding dan ook afgewezen. Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter, in tegenwoordigheid van J.J.M. Smolders, griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 maart 2023. Tegen deze beslissing staat voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand hoger beroep open bij het gerechtshof.