ECLI:NL:RBNHO:2023:1767

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
C/15/329031 / FA RK 22-2766
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met verzoek om huurrecht van de echtelijke woning

In deze echtscheidingszaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 1 maart 2023, hebben beide partijen, de man en de vrouw, verzocht om het huurrecht van de echtelijke woning. De rechtbank heeft geoordeeld dat het huurrecht moet worden toegewezen aan de man, omdat de vrouw sinds oktober 2021 niet meer in de woning verblijft en inmiddels elders heeft gewoond. De man woont met hun twee meerderjarige dochters in de echtelijke woning en heeft onbetwist gesteld dat de dochters bij hem willen blijven wonen. De rechtbank heeft ook overwogen dat het belang van de dochters beter gediend is met de toewijzing van het huurrecht aan de man, omdat een toewijzing aan de vrouw zou betekenen dat de dochters zouden moeten verhuizen. De beslissing over de partnerbijdrage en de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap is aangehouden, en de rechtbank heeft bepaald dat de man huurder zal zijn van de woning met ingang van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om het huurrecht af te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/329031 / FA RK 22-2766 en C/15/331937 / FA RK 22-4310
Beschikking van 1 maart 2023 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M. Soytekin, gevestigd te Rotterdam,
tegen
[verweerster] ,
blijkens de huwelijksakte: [verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. T. Esen, gevestigd te Zaandam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 23 mei 2022;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, van de vrouw, ingekomen op 8 augustus 2022;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de man, ingekomen op 8 september 2022;
- het aanvullende verzoek, met bijlagen, van de man, ingekomen op 29 december 2022;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 31 december 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 januari 2023 in aanwezigheid van de man en de advocaten van partijen. De vrouw is opgeroepen maar niet verschenen.
1.3.
Na de zitting is het volgende stuk ingekomen:
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de man van 5 februari 2023.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] te [huwelijksplaats] . Zij hebben de Nederlandse en de Turkse nationaliteit.
Scheiding
2.2.
De man verzoekt de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Hij stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.3.
De vrouw betwist de gestelde duurzame ontwrichting niet.
2.4.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift beide partijen in ieder geval de Nederlandse nationaliteit bezaten, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding. Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.5.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
Huurrecht echtelijke woning
2.6.
De man verzoekt te bepalen dat hij exclusief huurder zal zijn van de woonruimte te ( [postcode] ) [woonplaats] aan het adres [adres] . Hij stelt hiertoe het volgende. Partijen zijn in oktober 2021 op vakantie naar Turkije gegaan. De man is kort daarna teruggekeerd, maar de vrouw wilde niet terug naar Nederland. Sindsdien verblijft de man met twee dochters van partijen in de echtelijke woning. Hij voldoet ook alle lasten van de woning. De inmiddels meerderjarige dochters van partijen willen bij de man wonen en niet bij de vrouw. Zij hebben hun vertrouwde omgeving bij de echtelijke woning en kunnen niet ergens anders wonen. De man heeft ook geen alternatieve woonruimte. Door zijn slechte gezondheid kan hij niet ergens anders wonen. De vrouw daarentegen heeft wel alternatieve woonruimte. Zij heeft kenbaar gemaakt dat zij zich in Turkije wil vestigen. Zij kan daar bij haar ouders of in de woning van partijen verblijven. Daarnaast had zij mogelijk al maanden geleden urgentie kunnen krijgen in Nederland, maar heeft zij geen inspanningen verricht om dat aan te vragen. De man en de twee dochters van partijen hebben daarom een groter belang bij het huurrecht dan de vrouw.
2.7.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de exclusieve huurrechten van de echtelijke woning aan haar zullen toekomen. Zij stelt hiertoe het volgende. De vrouw was in oktober 2021 genoodzaakt de echtelijke woning te verlaten, omdat zij bang was voor de man en er veel escalaties waren toen partijen nog samenwoonden. Het was niet haar bedoeling om haar aanspraak op het huurrecht prijs te geven. De vrouw heeft geen alternatieve woonruimte in Nederland. Zij heeft geen uitzicht op een sociale huurwoning en gezien haar lage inkomen kan zij niet huren in de vrije sector. Omdat er in Turkije wel woonruimte is waarin zij kan verblijven, is zij daar naartoe gegaan. Zij wil zich echter niet vestigen in Turkije. De vertrouwde omgeving van de vrouw is namelijk rond de echtelijke woning. Zij woont al veertig jaar in Nederland en heeft hier haar kinderen en kleinkinderen. Zij is dan ook van plan op korte termijn naar Nederland terug te komen. De man heeft wel alternatieve woonruimte in Nederland, nu hij bij zij stiefmoeder zou kunnen verblijven die alleen woont in een ruime woning. De twee dochters van partijen kunnen in de woning blijven als de vrouw het huurrecht krijgt.
2.8.
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het huurrecht van deze woning. De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
2.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Beide partijen verzoeken het huurrecht van de woning. De rechtbank zal daarom de belangen van partijen moeten afwegen om te bepalen aan wie het huurrecht wordt toegewezen. Gebleken is dat beide partijen een belang hebben bij het huurrecht van de woning. De woning bevindt zich namelijk in een omgeving die vertrouwd is voor hen beiden. Ook stelt de rechtbank vast dat beide partijen geen alternatieve woonruimte in Nederland hebben. Het is namelijk niet komen vast te staan dat de man bij zijn stiefmoeder kan wonen, nu hij dit betwist en aanvoert dat dit niet kan vanwege de gezondheid van de stiefmoeder. Wat voor de rechtbank bij haar belangenafweging doorslaggevend is, is dat de vrouw sinds oktober 2021 niet meer in echtelijke woning heeft verbleven en dat het haar sindsdien wel gelukt is om elders te verblijven. Vast staat immers dat zij voorheen bij de zoon van partijen in Nederland en bij haar ouders in Turkije heeft verbleven, en dat zij op dit moment in de woning van partijen in [plaats] verblijft. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de man een groter belang heeft bij het huurrecht van de woning dan de vrouw. Hier komt nog bij dat de man onbetwist heeft gesteld dat de twee dochters van partijen bij hem willen wonen en niet bij de vrouw. Indien het huurrecht aan de vrouw zou worden toegewezen, zou dit dus betekenen dat de dochters ook moeten verhuizen. Naar het oordeel van de rechtbank is het belang van de dochters daarom ook beter gediend met een toewijzing van het huurrecht aan de man. Het verzoek van de man zal daarom worden toegewezen, en het verzoek van de vrouw zal worden afgewezen.
Partnerbijdrage en afwikkeling huwelijksgoederengemeenschap
2.10.
De vrouw verzoekt een door de man aan haar te betalen partnerbijdrage vast te stellen. Beide partijen verzoeken voorzieningen te treffen voor de afwikkeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. Op de zitting is besproken dat partijen uiterlijk op 8 februari 2023 aan de rechtbank zullen berichten of zij afspraken hebben gemaakt over deze onderwerpen. Uit het bericht van de advocaat van de man van 5 februari 2023 blijkt dat partijen hierin niet zijn geslaagd. Zoals besproken op de zitting, zal de rechtbank op 8 maart 2023, dan wel zo spoedig mogelijk daarna, een beschikking gegeven waarin wordt beslist over de onderwerpen. De rechtbank zal daarom op dit moment de beslissing op deze verzoeken aanhouden.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [huwelijksplaats] , op [huwelijksdatum] ;
3.2.
bepaalt dat de man huurder zal zijn van de woning aan het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
3.3.
zal op 8 maart 2023, dan wel zo spoedig mogelijk daarna, een beslissing geven op de verzoeken ten aanzien van de partnerbijdrage en de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap;
3.4.
wijst het ten aanzien van het huurrecht van de echtelijke woning meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Leertouwer op 1 maart 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.