ECLI:NL:RBNHO:2023:224

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
HAA - 21/6291
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot onregelmatigheidstoeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die langdurig ziek is geweest, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser ontving een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor het jaar 2020, waarbij hij een bedrag van € 1.055 moest betalen. Eiser had in 2020, na een periode van ziekte, weer 20 uur per week gewerkt in de beveiliging en ontving een onregelmatigheids(toeslag) op zijn salaris. De rechtbank moest beoordelen of deze toeslag tot het loon van eiser behoort.

Eiser stelde dat de onregelmatigheids(toeslag) niet tot zijn loon behoort en dat hij door deze toeslag in de schulden is gekomen. Hij had nooit schulden gehad, maar door het werken na zijn ziekte en de ontvangen toeslagen van de Belastingdienst/Toeslagen was hij in een financiële klem geraakt. De Belastingdienst stelde echter dat de toeslag wel degelijk tot het loon behoort en dat de aanslag correct was vastgesteld.

De rechtbank oordeelde dat de onregelmatigheids(toeslag) een vergoeding is voor het werk op onregelmatige tijdstippen en daarmee als loon moet worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij zij begrip toonde voor de vervelende situatie van eiser, maar geen wettelijke grondslag vond om de toeslag niet als loon te beschouwen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6291

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [plaats] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2020 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.901.
Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2022 te Haarlem. Eiser is verschenen, samen met zijn vriendin [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 3] en [naam 4] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is in 2020 al langer dan twee jaar ziek en kan daardoor niet fulltime werken. In mei 2020 heeft eiser één week voor [werkgever 1] B.V. gewerkt. Vanaf 31 augustus 2020 is eiser 20 uren in de week gaan werken voor [werkgever 2] B.V. (de werkgever). Hij werkt in de beveiliging en draait onregelmatige diensten, waaronder nacht- en weekenddiensten. Voor het onregelmatige werken ontvangt hij een toeslag op zijn salaris. Omdat eiser langdurig ziek is en niet meer volledig kan werken, ontvangt hij in het gehele jaar 2020 ook een WIA-uitkering (op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).
2. Eiser heeft voor zijn inkomsten in 2020 als volgt aangifte ib/pvv gedaan:
Naam werkgever(s)
Tijdvak
Ingehouden loonheffing
Loon
[werkgever 1] B.V.
1 mei – 7 mei 2020
€ 89
€ 479
[werkgever 2] B.V.
31 augustus – 31 december 2020
€ 1.245
€ 8.701
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
1 januari – 31 december 2020
€ 358
€ 7.986
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
1 januari – 31 december 2020
€ 2.042
€ 5.735
Totaal:
€ 3.734
€ 22.901
3. De aanslag ib/pvv 2020 is overeenkomstig de aangifte opgelegd. Volgens die aanslag moet eiser een bedrag van € 1.055 betalen. Het te betalen bedrag wordt veroorzaakt doordat er te weinig loonheffing is ingehouden, omdat bij de inhouding van loonheffing tweemaal de heffingskorting (arbeidskorting) is toegepast.
4. Daarnaast heeft eiser in 2020 een te hoge WIA-uitkering ontvangen, omdat hij door onregelmatige diensten meer uren maakte dan hij had ingeschat en daar een extra (onregelmatigheids)toeslag op kreeg. Daarom heeft eiser in 2021 een bedrag van € 1.396 aan het UWV terugbetaald. De Belastingdienst heeft deze terugbetaling conform de aanvullende aangifte van eiser, in het jaar 2021 in aftrek op het inkomen toegelaten.
5. De belastingschuld over het belastingjaar 2020 is door eiser betaald. Voor de belastingschuld die is ontstaan over het belastingjaar 2021 is een betalingsregeling getroffen, waar eiser blij mee is. Eiser kwam niet in aanmerking voor kwijtschelding van zijn belastingschulden.
6. Voor het jaar 2022 is eiser door de Belastingdienst geïnformeerd om de heffingskorting (arbeidskorting) door één werkgever te laten toepassen, zodat er in 2022 niet te weinig loonheffing wordt ingehouden. De voornaamste reden waardoor belastingschulden bij eiser zijn ontstaan zal dan worden weggenomen.

Geschil7.Ter zitting is vast komen te staan dat tussen partijen alleen nog in geschil is of de (onregelmatigheids)toeslag tot het loon van eiser behoort.

8. Eiser stelt zich op het standpunt dat de (onregelmatigheids)toeslag niet tot het loon behoort. Hij is nadat hij langdurig ziek is geweest vanwege een ijzervergiftiging, vanaf augustus 2020 weer voor 20 uur gaan werken in de beveiliging. Dit werd ook van hem verlangd om zijn WIA-uitkering te behouden. In de beveiligingsbranche hebben werknemers te maken met onregelmatige werktijden, zoals nacht– en weekenddiensten. Door de onregelmatigheidstoeslag is eiser in de schulden gekomen, omdat hij teveel verdiende. Van te voren wist hij niet hoeveel hij ging verdienen, omdat hij niet wist hoeveel onregelmatige diensten hij zou draaien. De door eiser ontvangen toeslagen van de Belastingdienst/Toeslagen moest hij terugbetalen en hij had opeens ook een (inkomsten)belastingschuld. Eiser heeft ter zitting verklaard nooit schulden te hebben gehad, maar dat hij door te gaan werken, na langdurig ziek te zijn geweest, in de schulden is gekomen. De verschillende overheidsinstanties zoals het UWV, de Dienst Toeslagen en de Belastingdienst communiceren niet met elkaar. Eiser is in een klem gekomen, terwijl hij alleen maar heeft gedaan wat van hem verlangd werd.
9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat ook de (onregelmatigheids)toeslag tot het loon van eiser behoort en de aanslag naar de juiste hoogte is vastgesteld. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven de (schuld)situatie bijzonder vervelend te vinden voor eiser.
10. De rechtbank verwijst voor het overige naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
11. Op grond van artikel 3.81 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in verbinding met artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964 moet onder loon worden verstaan “al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking”.
12. In het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5026, BNB 1993/19 oordeelt de Hoge Raad dat onder loon moet worden verstaan “de voordelen die de werkgever aan de werknemer als zodanig in welke vorm of onder welke benaming ook verstrekt”.
13. De (onregelmatigheids)toeslag die eiser in 2020 heeft ontvangen voor zijn werkzaamheden in de nacht en het weekend ziet niet op door eiser gemaakte kosten. Het vormt een vergoeding voor zijn werk op onregelmatige tijdstippen, is verstrekt door zijn werkgever in het kader van zijn dienstbetrekking en is daarmee loon. Hoe vervelend de rechtbank de door eiser geschetste (schuld)situatie ook vindt en hoeveel eiser zich ook heeft ingezet om weer te gaan werken, er bestaat in de wet geen grondslag om het niet als loon aan te merken. De rechtbank begrijpt ook dat veel van de problemen waarover eiser heeft verteld voorkomen zouden zijn als de toeslag niet zou meetellen als loon, maar deze toeslag vormt een draagkrachtverhogende financiële vergoeding uit zijn dienstbetrekking en daarom is het wel gepast om dit voordeel als loon te belasten.
Slotsom
14. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
15. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ferrier, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Berkhof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.