ECLI:NL:RBNHO:2023:2350

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 6073
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afvalstoffenheffing en milieubewust gedrag van belastingplichtige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de afvalstoffenheffing. Eiser, een milieubewuste belastingplichtige, heeft bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag van € 121,44 voor het jaar 2020, omdat hij geen gebruik maakt van een rolemmer voor restafval en zijn afval gescheiden aanlevert. De heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer heeft de aanslag gehandhaafd, ondanks het bezwaar van eiser. Eiser stelt dat hij onterecht meer moet betalen dan andere bewoners die wel een rolemmer gebruiken, en roept de gemeente op om een tariefstelling te hanteren die het scheiden van afval stimuleert.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 januari 2023, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank overweegt dat de afvalstoffenheffing is bedoeld om de kosten van het beheer van huishoudelijke afvalstoffen te verhalen op alle gebruikers van percelen. De heffingsambtenaar heeft aangegeven dat de gemeente niet verplicht is om een tariefdifferentiatie te hanteren op basis van de hoeveelheid aangeboden afvalstoffen. De rechtbank concludeert dat de aanslag overeenkomstig de regels is berekend en dat er geen verboden differentiatie naar inkomen of vermogen plaatsvindt. Eiser's beroep wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank wijst erop dat de gemeente niet verplicht is om het tarief te verlagen voor belastingplichtigen die geen restafval aanbieden.

De uitspraak benadrukt dat de gemeente de vrijheid heeft om het tarief van de afvalstoffenheffing te differentiëren en dat de heffing in overeenstemming is met de wetgeving. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6073

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser(gemachtigde: [gemachtigde])

en

de heffingsambtenaar van Cocensus, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 31 maart 2021 ten aanzien van het perceel [adres] te [woonplaats] voor het jaar 2020 een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd ten bedrage van € 121,44.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren bij de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard en daarbij de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2023 op zitting behandeld. Namens eiser is zijn gemachtigde, tevens medebewoner en echtgenote, verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [inspecteur].

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is sedert 1 juli 2020 gebruiker van het perceel [adres] te [woonplaats].
2. Aan eiser is voor het gebruikmaken van dit perceel een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd van 6/12e x € 242,88 = € 121,44. Eiser heeft geen rolemmers in gebruik en heeft geen afvalpas voor een ondergrondse afvalbak. Hij scheidt zijn afval en produceert geen restafval in een rolemmer. Eiser levert wel gescheiden huishoudelijk afval zoals papier, plastic, glas en textiel in.
3. De Tarieventabel bij de Verordening afvalstoffenheffing 2020 van de gemeente Haarlemmermeer luidt:
“1.1 De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 242,88.
1.2 In afwijking van het onder 1.1 bepaalde, bedraagt de belasting per belastingjaar voor het ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen ter beschikking stellen van:
1.2.1 een rolemmer met een inhoud van 120/140 liter voor groente-, fruit- en tuinafval en/of
a. een rolemmer met een inhoud van 80-liter voor restafval, € 242,88
b. een rolemmer met een inhoud van 120-liter voor restafval, 266,88;
c. een rolemmer met een inhoud van 240-liter voor restafval, 338,88 per rolemmer;
1.2.2 een volgende rolemmer met een inhoud van [… ]
1.3 In afwijking van het onder 1.1 bepaalde bedraagt de belasting per belastingjaar per perceel ter zake waarvan is voorgeschreven dat het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen geschiedt door middel van ondergrondse verzamelcontainers, € 284,64.”
4. Eiser heeft naast deze procedure ook beroep ingesteld tegen de aanslag voor het jaar 2022 (HAA 22/3249). In die zaak heeft eiser geen griffierecht betaald. Partijen hebben ter zitting besproken dat hetgeen in deze beroepszaak (belastingjaar 2020) door de rechtbank wordt overwogen en geoordeeld, evenzeer geldt voor de situatie in het jaar 2022. Per 2021 en in de volgende jaren is de situatie anders in die zin dat het tarief voor belastingplichtigen zonder rolemmers hoger is dan voor belastingplichtigen met de kleinste rolemmer; in 2021 is dat € 182 versus € 198, een verschil van € 16.
Geschil en standpunten van partijen
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de onderhavige aanslag overeenkomstig de regels is berekend en opgelegd. Eiser wil een oproep doen aan de gemeente om via de tariefstelling te bevorderen dat mensen gestimuleerd worden afval te scheiden en helemaal geen gebruik te maken van rolemmers zoals eiser doet.
6. Eiser is zeer milieubewust en vraagt zich af waarom hij per 2021 meer moet betalen dan alle andere bewoners in dezelfde woning en in dezelfde straat die wel een rolemmer aan de weg zetten met restafval. Eiser is van mening dat hij ten onrechte wordt gestraft voor zijn ijver. De gemeente zal op deze wijze de afvaldoelen niet halen. Meewerken en meedenken zouden moeten worden beloond. In ieder geval dient in een geval als het onderhavige niet méér te worden betaald dan het tarief voor de kleinste rolemmer.
7. De heffingsambtenaar stelt dat de gemeente niet verplicht is om een dergelijke tariefstelling te hanteren. Dit is een oproep die aan de regelgever gedaan moet worden, de heffingsambtenaar is een uitvoerder van de regels. In het onderhavige jaar 2020 betaalt eiser net zoveel als de mensen met de kleinste rolemmer en per 2021 is dat inderdaad iets meer. De oplossing daarvoor is om een rolemmer te bestellen, aldus de heffingsambtenaar.
Beoordeling van het geschil
8. Artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Wmb) luidt, voor zover van belang:
“De gemeenteraad kan ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen een heffing instellen, waaraan kunnen worden onderworpen degenen die, al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.”
9. Op grond van de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wmb zorgt de gemeente voor de inzameling van fijne en grove huishoudelijke afvalstoffen en zorgt zij ervoor dat in elk geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk wordt ingezameld.
10. Gemeente Haarlemmermeer heeft de heffing van afvalstoffenheffing geregeld in de Verordening afvalstoffenheffing 2020 van de gemeente Haarlemmermeer met de bijbehorende Tarieventabel, onder verwijzing naar de desbetreffende bepalingen van de Wmb. Het toepasselijke tarief voor eiser, die geen gebruik maakt van rolemmers, is in het onderhavige jaar gelijk aan het tarief van de kleinste rolemmers. In de jaren daarna is het tarief voor eiser hoger dan het tarief van de kleinste rolemmers.
11. Eiser voert aan dat het tarief te hoog is, omdat hij zelf afval scheidt waardoor hij geen restafval heeft om in een rolemmer langs de weg te zetten.
De afvalstoffenheffing ziet op verhaal van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen. De gemeente mag deze kosten verhalen op alle gebruikers van percelen waarvoor een inzamelplicht bestaat. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het voor de belastingheffing niet van belang is of daadwerkelijk (geregeld) huishoudelijke afvalstoffen ontstaan (Hoge Raad 30 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1838). Dit brengt mee dat de wet geen tariefdifferentiatie eist naar de mate waarin daadwerkelijk afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden en derhalve ook geen naar de hoeveelheid ter inzameling aangeboden afvalstoffen (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 30 september 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2374).
In die zin is dus de aangeboden hoeveelheid afvalstoffen voor gemeenten geen verplichte relevante omstandigheid voor (de heffing of de tariefstelling van) de afvalstoffenheffing.
12. Eiser maakt van het beheer van afvalstoffen door de gemeente overigens wel gebruik, ook al biedt hij geen restafval ter inzameling in. Hij levert immers wel bepaalde huishoudelijke afvalstoffen via afvalscheiding in, waarvoor deze afvalstoffenheffing ook bedoeld is. Eiser ontkent dit ook niet, maar vindt dat de gemeente meer moet bevorderen dat mensen geen restafval via rolemmers aanbieden en in elk geval hem geen hoger tarief moet laten betalen dan mensen die wel huishoudelijk restafval in een rolemmer aanbieden. Hoewel het vanuit milieuoverwegingen te prijzen valt dat eiser zo bewust met afvalreductie en -hergebruik bezig is, is de gemeente niet verplicht om dit via de tariefstelling te stimuleren op de wijze die eiser voorstaat. Ook niet als andere gemeenten dat wellicht wel zo doen (Hoge Raad 25 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8499). Opmerking verdient dat de gemeente het aanbieden van weinig restafval in een rolemmer wel lager belast dan het aanbieden van veel restafval in een rolemmer (zie onder 3 van deze uitspraak).
De oproep van eiser aan de gemeentelijke regelgever om ook het helemaal niet aanbieden van restafval in een rolemmer te belonen met een lager tarief, is bij deze gedaan.
13. Van een verboden differentiatie naar het inkomen, de winst of het vermogen als bedoeld in artikel 219, lid 2, van de Gemeentewet is hier geen sprake. De heffing is in overeenstemming met de regels, en de wijze waarop de gemeente gebruik heeft gemaakt van de vrijheid om het tarief van de afvalstoffenheffing te differentiëren, is naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk of willekeurig. Ook niet in aanmerking nemende dat het tarief voor mensen zonder restafval-rolemmer in andere jaren (iets) hoger is dan voor mensen met de kleinste rolemmer. Hierdoor kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat mensen om het allerlaagste tarief te krijgen geen rolemmers bestellen, maar hun restafval op een niet geëigende manier proberen kwijt te raken.
14. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
Proceskosten
15. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ferrier, rechter, in aanwezigheid van F.S. Anderson, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.