ECLI:NL:RBNHO:2023:2447

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
9901819 \ CV EXPL 22-3090
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling door gedaagden aan curator van gefailleerde onderneming

In deze zaak vordert de curator van de gefailleerde onderneming Saensigt Bouwbedrijf B.V. dat de gedaagden, Smit Velsen B.V. en Mam Euro B.V., bedragen terugbetalen die door Saensigt aan hen zijn betaald. De curator stelt dat de overeenkomsten tussen Saensigt en de gedaagden rechtsgeldig zijn ontbonden en dat de betalingen onverschuldigd zijn gedaan. De gedaagden verzetten zich tegen deze vorderingen en stellen dat de curator niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere een tussenvonnis is gewezen en een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.

De feiten van de zaak tonen aan dat Saensigt tussen 2019 en 2021 betalingen heeft gedaan aan Smit en Mam Euro voor geleverde diensten. Na het faillissement van Saensigt is de curator aangesteld en heeft hij de vorderingen ingesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechtsgrond voor de betalingen ligt in de overeenkomsten tussen R&D Vastgoed B.V. en de gedaagden. De curator heeft niet kunnen aantonen dat deze overeenkomsten zijn ontbonden, waardoor de primaire vordering is afgewezen. Ook de subsidiaire vordering van de curator, die stelt dat er sprake is van onverschuldigde betaling, is afgewezen omdat de betalingen een rechtsgrond hadden.

De kantonrechter concludeert dat de gedaagden mochten vertrouwen op de betalingen van Saensigt, aangezien er een relatie bestond tussen Saensigt en R&D Vastgoed B.V. De vorderingen van de curator worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. De proceskosten worden vastgesteld op € 746,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 9901819 \ CV EXPL 22-3090
Vonnis van 11 januari 2023
in de zaak van
MR. [eiser] ,in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SAENSIGT BOUWBEDRIJF B.V.,
te Anna Paulowna,
eisende partij,
hierna te noemen: de curator,
gemachtigde: mr. L.M. Morsch,
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SMIT VELSEN B.V.,

te IJmuiden,
hierna te noemen: Smit

2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MAM EURO B.V.,

te IJmuiden,
hierna te noemen: Mam Euro
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: gedaagden,
gemachtigde: mr. W.Ph. Steenhuisen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 augustus 2022
- de akte vermindering van eis van 2 december 2022
- de mondelinge behandeling van 14 december 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Saensigt Bouwbedrijf B.V. (hierna: Saensigt) is opgericht op 15 februari 2019 en had als bestuurder en enig aandeelhouder [aandeelhouder] (hierna: [aandeelhouder] ). [aandeelhouder] was eveneens bestuurder (tot 24 november 2020) en enig aandeelhouder van de besloten vennootschap R&D Vastgoed B.V.
2.2.
Smit is een administratiekantoor. Mam Euro verricht activiteiten op het gebied van zakelijke dienstverlening.
2.3.
Tussen 2019 en 2021 heeft Smit facturen gemaakt op naam van R&D Vastgoed
Beheer(onderstreping kantonrechter) B.V. ter hoogte van in totaal € 12.374,79 inclusief btw. De facturen zien zowel op (volgens Smit) reeds verrichte werkzaamheden als op voorschotten. Saensigt heeft een bedrag van € 11.467,29, onder vermelding van de factuurnummers van Smit, aan Smit betaald. Smit heeft ook nog op 1 juni 2021 een bedrag van € 4.840,- gefactureerd op naam van ‘Bouwbedrijf Saensigt B.V.’, die factuur is onbetaald gebleven.
2.4.
Mam Euro heeft in de periode van 19 maart 2020 tot en met 24 november 2020 (in ieder geval) een bedrag van € 2.359,50 inclusief btw gefactureerd aan R&D Vastgoed Beheer B.V. Bij factuur van 15 februari 2021 heeft Mam Euro een bedrag van € 143,69 inclusief btw aan R&D Vastgoed B.V. gefactureerd. Saensigt heeft (in ieder geval) een bedrag van € 2.118,10 aan Mam Euro betaald, onder vermelding van de factuurnummers van Mam Euro.
2.5.
Door de toenmalige gemachtigde van zowel Saensigt als R&D Vastgoed B.V. is bij brief van 25 augustus 2021 de ontbinding ingeroepen van een tussen Saensigt en R&D Vastgoed B.V. enerzijds en Smit anderzijds bestaande overeenkomst van opdracht.
2.6.
Bij vonnis van 2 november 2021 is Saensigt failliet verklaard en is de curator aangesteld.

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert – samengevat, na vermindering van eis - primair, dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de overeenkomsten tussen Saensigt enerzijds en gedaagden anderzijds rechtsgeldig zijn ontbonden. Subsidiair vordert de curator dat de kantonrechter voor recht verklaart dat Saensigt een bedrag van € 11.467,29 aan Smit en een bedrag van € 3.051,30 aan Mam Euro onverschuldigd heeft betaald. Zowel primair als subsidiair vordert de curator dat de kantonrechter gedaagden veroordeelt tot betaling aan de curator van voornoemde bedragen, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
3.2.
Gedaagden voeren verweer. Gedaagden concluderen tot niet-ontvankelijkheid van de curator, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de curator, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de curator in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of gedaagden de door Saensigt verrichte betalingen aan de curator moeten (terug)betalen. De curator beroept zich op ontbinding van overeenkomsten en onverschuldigde betaling.
4.2.
Partijen zijn het onder andere niet eens over het antwoord op de vraag of gedaagden ten behoeve van R&D Vastgoed B.V. werkzaamheden hebben verricht. De kantonrechter stelt dan ook vast dat de rechtsgrond voor de betalingen is gelegen in de overeenkomsten tussen R&D Vastgoed B.V. enerzijds en Smit en Mam Euro anderzijds. De curator vindt dat gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomsten.
4.3.
Namens (onder andere) R&D Vastgoed B.V. is bij brief van 25 augustus 2021 (alleen) ten aanzien van de overeenkomst met Smit buitengerechtelijk de ontbinding van de overeenkomst ingeroepen. Blijkens het verweer in de onderhavige procedure betwist Smit de rechtmatigheid daarvan. Het staat dan ook in deze procedure niet vast dat de overeenkomst is of moet worden ontbonden. Dat is voorts, gelet op artikel 6:265 BW, een vraag die aan de orde moet worden gesteld door partijen bij de desbetreffende overeenkomst(en). Daarom kunnen in de onderhavige zaak de door Saensigt – die geen partij is bij de overeenkomst(en) – gevorderde verklaringen voor recht ten aanzien van de ontbinding, niet worden toegewezen. De primaire vordering wordt dan ook afgewezen.
4.4.
De curator heeft subsidiair gevorderd dat de kantonrechter voor rechter verklaart dat Saensigt onverschuldigd heeft betaald. Uit artikel 6:203 BW volgt dat sprake is van onverschuldigde betaling, als voor de betaling een rechtsgrond ontbreekt. De kantonrechter stelt vast dat de rechtsgrond voor de betalingen is gelegen in de overeenkomsten die bestaan tussen R&D Vastgoed B.V. enerzijds en gedaagden anderzijds. Zoals hiervoor is overwogen kan in de onderhavige procedure niet worden vastgesteld dat die overeenkomsten zijn of moeten worden ontbonden. Daarom kan ook niet worden vastgesteld dat een rechtsgrond voor de betalingen ontbreekt, zodat ook de subsidiaire vordering wordt afgewezen.
4.5.
Voor zover de curator het standpunt heeft gehandhaafd dat Saensigt onverschuldigd heeft betaald aan gedaagden, omdat de facturen op naam van R&D Vastgoed B.V. dan wel R&D Vastgoed Beheer B.V. (een niet bestaande vennootschap) waren gesteld, geldt het volgende. Naar het oordeel van de kantonrechter mochten gedaagden erop vertrouwen dat Saensigt met haar betalingen de schuld van R&D Vastgoed B.V. beoogde te voldoen. Daartoe zijn de volgende omstandigheden redengevend. Ten eerste hebben Saensigt en R&D Vastgoed B.V dezelfde bestuurder gehad. Ook heeft Saensigt niet slechts eenmalig, maar herhaaldelijk facturen op naam van R&D Vastgoed (Beheer) B.V. betaald en hebben gedaagden aannemelijk gemaakt dat dat ook geldt voor betalingen aan derden. Ten slotte is relevant dat R&D Vastgoed B.V. zowel voor oprichting van Saensigt als na het faillissement van Saensigt vergelijkbare handelsnamen heeft gevoerd, te weten: Saensigt Bouwkundig Adviesbureau en Saensigt Bouwservice.
4.6.
Omdat de primaire en subsidiaire vordering worden afgewezen worden gedaagden ook niet veroordeeld tot enige betaling aan de curator.
4.7.
De curator is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van gedaagden als volgt vastgesteld:
- kosten getuigen
0,00
- kosten deskundigen
0,00
- overige kosten
0,00
- salaris gemachtigde
746,00
(2,00 punten × € 373,00)
Totaal
746,00
4.8.
De curator moet ook de wettelijke rente over de proceskosten betalen, met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling.
4.9.
De gevorderde nakosten hoeven niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te worden vermeld (Zie: Hoge Raad, HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853 (
[naam])).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van de curator af,
5.2.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot dit vonnis vastgesteld op € 746,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.