ECLI:NL:RBNHO:2023:2681

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
HAA 21/3340
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen motorrijtuigenbelasting en verzoek om kampeerautotarief

In deze zaak heeft eiser, die op 28 september 2020 motorrijtuigenbelasting (mrb) heeft betaald voor een kampeerauto, bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door de Belastingdienst. Eiser had bezwaar gemaakt op 19 maart 2021, maar de Belastingdienst verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Eiser stelde dat hij niet op de hoogte was van de termijn en dat hij te veel mrb had betaald. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van bezwaar zes weken na de betaling eindigde op 9 november 2020, en dat het bezwaar van eiser meer dan vier maanden te laat was ingediend. De rechtbank vond de reden van termijnoverschrijding, namelijk de focus op zijn bedrijf, niet voldoende om de termijnoverschrijding te verontschuldigen. Eiser had zelf alert moeten zijn op zijn belastingzaken, vooral gezien de lange periode waarin hij te veel mrb had betaald. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en dat eiser geen recht had op terugbetaling van de teveel betaalde mrb naar het kampeerautotarief. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Ferrier op 24 maart 2023.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3340

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,

en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen,verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 28 september 2020 motorrijtuigenbelasting (mrb) betaald voor het tijdvak 26 juli 2020 tot en met 25 oktober 2020. Eiser heeft hiertegen op 19 maart 2021 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2023 te Haarlem. Eiser is verschenen, vergezeld van zijn zoon [naam zoon] . Verweerder is vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is volgens de kentekenregistratie van 26 april 2019 (de datum eerste inschrijving) tot en met 1 september 2020 houder geweest van een motorrijtuig van het merk [ merknaam voertuig] , type [typenummer] , kenteken [kentekennummer] ( [ merknaam voertuig] ).
2. Eiser heeft [ merknaam voertuig] gekocht bij een garagebedrijf. Het garagebedrijf heeft [ merknaam voertuig] geïmporteerd uit Duitsland en heeft bij de RDW aangegeven dat het om een kampeerauto gaat. Het garagebedrijf heeft het formulier daarvan aan eiser laten zien. [ merknaam voertuig] is door de Rijksdienst voor het wegverkeer (de RDW) dan ook als kampeerauto aangemerkt. Eiser was lid van de camperclub. Op 1 september 2020 heeft eiser [ merknaam voertuig] weer verkocht. In het dossier zitten verschillende foto’s van [ merknaam voertuig] .
3. In de periode van bijna 1,5 jaar dat eiser [ merknaam voertuig] had, heeft hij elke maand mrb betaald, de laatste betaling was op 28 september 2020. De betalingen gingen van de zakelijke bankrekening van [bedrijf] van eiser. Hij zat destijds in een heel drukke periode. Zijn bedrijf met zestig mensen personeel en vijf auto’s werd overgenomen per 1 januari 2020. Daarom had eiser van 1 januari 2020 tot het eind van dat jaar zijn administratie niet in zijn bezit. Hij heeft daarna met de overnemer van zijn bedrijf de overlopende posten bekeken. Toen is ontdekt dat eiser voor [ merknaam voertuig] ongemerkt steeds het (volledige) tarief voor een personenauto betaalde en niet het (kwarttarief) voor een kampeerauto.
4. Daarom heeft eiser een bezwaarformulier gedateerd 17 maart 2021 aan verweerder verstuurd waarin hij verzoekt om het teveel betaalde mrb-bedrag terug te betalen. Eiser schrijft dat hij inmiddels van de Belastingdienst begrepen heeft dat hij na de aankoop van [ merknaam voertuig] een brief had moeten krijgen waarin staat hoe [ merknaam voertuig] in de mrb-heffing wordt betrokken, maar dat hij deze brief niet heeft ontvangen, want dat hij anders meteen gereageerd zou hebben. Ook dacht eiser dat de mrb vanzelf naar het kampeerautotarief betaald zou worden, omdat [ merknaam voertuig] immers bij de RDW als kampeerauto geregistreerd is.
5. Verweerder heeft het bezwaarformulier ontvangen op 19 maart 2021 en heeft dit als een bezwaar beschouwd tegen de laatste betaling van mrb op 28 september 2020. In de uitspraak staat dat het bezwaar te laat is ingediend, omdat daarvoor een termijn van zes weken geldt. Het bezwaar is wel (ambtshalve) inhoudelijk beoordeeld. Verweerder vermeldt dat de RDW-aantekening ‘kampeerauto’ op het kentekenbewijs uitsluitend geldt voor de Wegenverkeerswet en dat de fiscale voorwaarden om voor de mrb als kampeerauto te worden aangemerkt in artikel 5aa van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (Ub) zijn opgesomd en dat belastingplichtigen daarvoor bovendien op tijd een verzoek moeten indienen, wat door eiser niet gedaan is.

Geschil6.In geschil is of eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar en of eiser alsnog recht heeft op toepassing van het kampeerautotarief.

7. Eiser vindt het niet te begrijpen dat hij belasting die hij overduidelijk ten onrechte heeft betaald niet achteraf kan terugkrijgen. Hij heeft destijds een gloednieuwe camper gekocht en heeft door de focus op de bedrijfsovername niet gezien dat hij veel te veel mrb betaalde. Het zou te gek voor woorden zijn als hij deze teveel betaalde mrb niet zou kunnen terugkrijgen, omdat hij kan aantonen dat het betaalde bedrag niet klopt.
8. Verweerder stelt dat eiser vooraf een verzoek had moeten doen voor het kampeerautotarief en dat hij dat niet heeft gedaan. Het bezwaar van eiser tegen de betalingen is te laat en daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Verder gelden voor de mrb andere eisen dan voor de RDW en Wegenverkeerswet gelden om als kampeerauto te worden aangemerkt en achteraf kan niet meer gecontroleerd worden of aan die mrb-eisen wordt voldaan.
Ontvankelijkheid in bezwaar
9. Eiser heeft gebruik gemaakt van het bezwaarformulier mrb omdat hij het niet eens is met de teveel betaalde mrb voor zijn [ merknaam voertuig] en schrijft dat hij deze terug wil ontvangen. Verweerder heeft dat formulier op 19 maart 2021 ontvangen en heeft geconstateerd dat eiser op dat moment [ merknaam voertuig] niet meer had, want die was op 1 september 2020 verkocht. Daarom heeft verweerder dit formulier als een bezwaar tegen de op 28 september 2020 laatstbetaalde mrb beschouwd en heeft vervolgens dit bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
10. Tegen betaalde mrb kan bezwaar gemaakt worden (artikel 26, lid 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) en artikel 14 Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet mrb)). Een dergelijk bezwaar moet ingediend worden binnen zes weken na de dag waarop betaald is (artikel 22j, onder b, Awr en artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht (Awb)) en moet voor het einde van de termijn zijn ontvangen (artikel 6:9 Awb). Bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 6:11 Awb).
11. De termijn om bezwaar in te dienen tegen de laatstbetaalde mrb eindigde op 9 november 2020. Het bezwaar is meer dan vier maanden later, op 19 maart 2021 ontvangen en dat is dus ruim buiten de termijn. Eiser stelt dat de focus op zijn bedrijf lag en niet op de belastingen en dat hij daarom niet op tijd heeft gemerkt dat hij teveel betaalde. Dit is echter naar het oordeel van de rechtbank geen goede reden om de termijnoverschrijding te verontschuldigen. Het lijdt geen twijfel dat eiser zijn aandacht bij zijn bedrijf had, maar hier is sprake van een heel lange periode van bijna 1,5 jaar waarin de maandelijks teveel betaalde bedragen niet zijn opgemerkt door eiser. Dat eiser ook bij de laatste betaling niet merkte dat dit een veel te hoog bedrag was en de bezwaartermijn daarvoor ruimschoots heeft laten verstrijken, moet dan wel voor zijn rekening komen. Eiser had er zelf alert op moeten zijn, of had moeten zorgen dat iemand in die drukke periode zijn belastingzaken voor hem waarnam. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar en het te late bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
12. Daarbij heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank het op 19 maart 2021 ontvangen stuk van eiser terecht als een bezwaarschrift tegen de betaalde mrb beschouwd. Het is immers op een bezwaarformulier ingediend en er wordt verzocht om terugbetaling van de teveel betaalde bedragen. Het zou eiser overigens niet helpen als de rechtbank dat stuk als een verzoek om toepassing van het kampeerautotarief aan zou merken. Dergelijke verzoeken moeten namelijk vóór het begin van een mrb-tijdvak (artikel 23a Wet mrb en artikel 5aa Ub) of uiterlijk gedurende een tijdvak (paragraaf 12 Kaderbesluit mrb, Stcrt. 2015, 42953) worden gedaan. Eisers bezwaarformulier is ruim na afloop van het laatste tijdvak ingediend, zodat ook dit te laat gedaan zou zijn. Dat eiser niet ervan op de hoogte was dat het tarief niet automatisch via de RDW-registratie geldt, maar dat daarvoor een verzoek moest worden gedaan, is aan hemzelf te wijten. Ook als hij de desbetreffende notificatiebrief van de Belastingdienst niet heeft ontvangen is dat zo. Van belastingplichtigen zoals eiser, die willen gebruikmaken van een begunstigende regeling zoals het kwarttarief mrb, mag namelijk verwacht worden dat ze zelf opzoeken wat de voorwaarden en termijnen voor de toepassing van een dergelijke regeling zijn. Aangezien de voorwaarden die voor de mrb gelden anders zijn dan de criteria die de RDW hanteert, en dus niet elke RDW-kampeerauto voor het mrb-kwarttarief in aanmerking komt, is dat ook niet onredelijk.
13. Eiser voert aan dat het onrechtvaardig is dat een bezwaar of verzoek om terugbetaling wordt geweigerd omdat het te laat is, terwijl hij kan aantonen dat [ merknaam voertuig] aan de mrb-voorwaarden voldeed. Verweerder voert daartegen aan dat het niet alleen om de formaliteit van de tijdigheid gaat, maar dat ook nog moet kunnen worden gecontroleerd of een voertuig daadwerkelijk aan de voorwaarden voldoet om als kampeerauto te kunnen worden aangemerkt. Verweerder wijst op hetgeen de Hoge Raad heeft geoordeeld in een zaak over de taxi-vrijstelling.
14. De Hoge Raad heeft hierover in die zaak over de taxi-vrijstelling als volgt geoordeeld (Hoge Raad 2 september 2002, ECLI:NL:HR:2022:1124):
“4.4.3. […] Volgens artikel 27, lid 5, van het Uitvoeringsbesluit worden vrijstellingen van motorrijtuigenbelasting als regel verleend met ingang van het tijdstip waarop het verzoek is ingediend. Aldus ligt in het wettelijke systeem besloten dat de belastingplichtige een eigen verantwoordelijkheid heeft om tijdig een verzoek om vrijstelling te doen. Daarnaast is het in het belang van de Belastingdienst dat de inspecteur geen vrijstellingen van motorrijtuigenbelasting hoeft te verlenen met verdergaande terugwerkende kracht dan tot het begin van het heffingstijdvak waarin het verzoek om vrijstelling is ingediend. Als de inspecteur daartoe wel zou zijn gehouden, zou hij te maken kunnen krijgen met uitvoeringsproblemen, omdat het karakter van deze vrijstellingen meebrengt dat de daarvoor relevante feiten vaak het beste door fysieke waarneming kunnen worden gecontroleerd.
4.4.4. […] Dat belanghebbende als gevolg van eigen verzuim motorrijtuigenbelasting heeft betaald die zij niet verschuldigd zou zijn geweest wanneer zij de taxivrijstelling tijdig had aangevraagd en die zij, gelet op de ingangsdatum van de vrijstellingsbeschikkingen, niet terugbetaald zal krijgen, is in het licht van het nagestreefde doel van paragraaf 12 van het Kaderbesluit dan ook niet als een onevenredig gevolg te beschouwen.”
15. Dit betekent dat de Hoge Raad, zelfs in het licht van het evenredigheidsbeginsel geen ruimte heeft gezien om van de Belastingdienst te verlangen dat verdergaande terugwerkende kracht wordt verleend dan tot het begin van een tijdvak waarin een verzoek wordt gedaan. En in dit geval heeft eiser zijn verzoek of bezwaar zelfs ruim na het laatste tijdvak ingediend. Het gaat hier om dezelfde bepalingen, zodat ook hier moet worden geoordeeld dat er goede redenen voor de belastingdienst zijn, namelijk de mogelijkheid om een fysieke controle uit te voeren, om geen verdergaande terugwerkende kracht te verlenen. En dat het gevolg dat eiser door zijn eigen verzuim teveel mrb heeft betaald, tegenover dat uitvoeringsbelang, voor hem niet onevenredig is.
16. Het beroep zal ongegrond verklaard worden, dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat hij geen recht heeft op terugbetaling van mrb naar het kwarttarief.
Proceskosten
17. Er is geen aanleiding voor vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ferrier, rechter, in aanwezigheid van E. Hoekman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.