Geschil6.In geschil is of eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar en of eiser alsnog recht heeft op toepassing van het kampeerautotarief.
7. Eiser vindt het niet te begrijpen dat hij belasting die hij overduidelijk ten onrechte heeft betaald niet achteraf kan terugkrijgen. Hij heeft destijds een gloednieuwe camper gekocht en heeft door de focus op de bedrijfsovername niet gezien dat hij veel te veel mrb betaalde. Het zou te gek voor woorden zijn als hij deze teveel betaalde mrb niet zou kunnen terugkrijgen, omdat hij kan aantonen dat het betaalde bedrag niet klopt.
8. Verweerder stelt dat eiser vooraf een verzoek had moeten doen voor het kampeerautotarief en dat hij dat niet heeft gedaan. Het bezwaar van eiser tegen de betalingen is te laat en daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Verder gelden voor de mrb andere eisen dan voor de RDW en Wegenverkeerswet gelden om als kampeerauto te worden aangemerkt en achteraf kan niet meer gecontroleerd worden of aan die mrb-eisen wordt voldaan.
Ontvankelijkheid in bezwaar
9. Eiser heeft gebruik gemaakt van het bezwaarformulier mrb omdat hij het niet eens is met de teveel betaalde mrb voor zijn [ merknaam voertuig] en schrijft dat hij deze terug wil ontvangen. Verweerder heeft dat formulier op 19 maart 2021 ontvangen en heeft geconstateerd dat eiser op dat moment [ merknaam voertuig] niet meer had, want die was op 1 september 2020 verkocht. Daarom heeft verweerder dit formulier als een bezwaar tegen de op 28 september 2020 laatstbetaalde mrb beschouwd en heeft vervolgens dit bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
10. Tegen betaalde mrb kan bezwaar gemaakt worden (artikel 26, lid 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) en artikel 14 Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet mrb)). Een dergelijk bezwaar moet ingediend worden binnen zes weken na de dag waarop betaald is (artikel 22j, onder b, Awr en artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht (Awb)) en moet voor het einde van de termijn zijn ontvangen (artikel 6:9 Awb). Bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 6:11 Awb).
11. De termijn om bezwaar in te dienen tegen de laatstbetaalde mrb eindigde op 9 november 2020. Het bezwaar is meer dan vier maanden later, op 19 maart 2021 ontvangen en dat is dus ruim buiten de termijn. Eiser stelt dat de focus op zijn bedrijf lag en niet op de belastingen en dat hij daarom niet op tijd heeft gemerkt dat hij teveel betaalde. Dit is echter naar het oordeel van de rechtbank geen goede reden om de termijnoverschrijding te verontschuldigen. Het lijdt geen twijfel dat eiser zijn aandacht bij zijn bedrijf had, maar hier is sprake van een heel lange periode van bijna 1,5 jaar waarin de maandelijks teveel betaalde bedragen niet zijn opgemerkt door eiser. Dat eiser ook bij de laatste betaling niet merkte dat dit een veel te hoog bedrag was en de bezwaartermijn daarvoor ruimschoots heeft laten verstrijken, moet dan wel voor zijn rekening komen. Eiser had er zelf alert op moeten zijn, of had moeten zorgen dat iemand in die drukke periode zijn belastingzaken voor hem waarnam. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar en het te late bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
12. Daarbij heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank het op 19 maart 2021 ontvangen stuk van eiser terecht als een bezwaarschrift tegen de betaalde mrb beschouwd. Het is immers op een bezwaarformulier ingediend en er wordt verzocht om terugbetaling van de teveel betaalde bedragen. Het zou eiser overigens niet helpen als de rechtbank dat stuk als een verzoek om toepassing van het kampeerautotarief aan zou merken. Dergelijke verzoeken moeten namelijk vóór het begin van een mrb-tijdvak (artikel 23a Wet mrb en artikel 5aa Ub) of uiterlijk gedurende een tijdvak (paragraaf 12 Kaderbesluit mrb, Stcrt. 2015, 42953) worden gedaan. Eisers bezwaarformulier is ruim na afloop van het laatste tijdvak ingediend, zodat ook dit te laat gedaan zou zijn. Dat eiser niet ervan op de hoogte was dat het tarief niet automatisch via de RDW-registratie geldt, maar dat daarvoor een verzoek moest worden gedaan, is aan hemzelf te wijten. Ook als hij de desbetreffende notificatiebrief van de Belastingdienst niet heeft ontvangen is dat zo. Van belastingplichtigen zoals eiser, die willen gebruikmaken van een begunstigende regeling zoals het kwarttarief mrb, mag namelijk verwacht worden dat ze zelf opzoeken wat de voorwaarden en termijnen voor de toepassing van een dergelijke regeling zijn. Aangezien de voorwaarden die voor de mrb gelden anders zijn dan de criteria die de RDW hanteert, en dus niet elke RDW-kampeerauto voor het mrb-kwarttarief in aanmerking komt, is dat ook niet onredelijk.
13. Eiser voert aan dat het onrechtvaardig is dat een bezwaar of verzoek om terugbetaling wordt geweigerd omdat het te laat is, terwijl hij kan aantonen dat [ merknaam voertuig] aan de mrb-voorwaarden voldeed. Verweerder voert daartegen aan dat het niet alleen om de formaliteit van de tijdigheid gaat, maar dat ook nog moet kunnen worden gecontroleerd of een voertuig daadwerkelijk aan de voorwaarden voldoet om als kampeerauto te kunnen worden aangemerkt. Verweerder wijst op hetgeen de Hoge Raad heeft geoordeeld in een zaak over de taxi-vrijstelling.
14. De Hoge Raad heeft hierover in die zaak over de taxi-vrijstelling als volgt geoordeeld (Hoge Raad 2 september 2002, ECLI:NL:HR:2022:1124): “4.4.3. […] Volgens artikel 27, lid 5, van het Uitvoeringsbesluit worden vrijstellingen van motorrijtuigenbelasting als regel verleend met ingang van het tijdstip waarop het verzoek is ingediend. Aldus ligt in het wettelijke systeem besloten dat de belastingplichtige een eigen verantwoordelijkheid heeft om tijdig een verzoek om vrijstelling te doen. Daarnaast is het in het belang van de Belastingdienst dat de inspecteur geen vrijstellingen van motorrijtuigenbelasting hoeft te verlenen met verdergaande terugwerkende kracht dan tot het begin van het heffingstijdvak waarin het verzoek om vrijstelling is ingediend. Als de inspecteur daartoe wel zou zijn gehouden, zou hij te maken kunnen krijgen met uitvoeringsproblemen, omdat het karakter van deze vrijstellingen meebrengt dat de daarvoor relevante feiten vaak het beste door fysieke waarneming kunnen worden gecontroleerd.
4.4.4. […] Dat belanghebbende als gevolg van eigen verzuim motorrijtuigenbelasting heeft betaald die zij niet verschuldigd zou zijn geweest wanneer zij de taxivrijstelling tijdig had aangevraagd en die zij, gelet op de ingangsdatum van de vrijstellingsbeschikkingen, niet terugbetaald zal krijgen, is in het licht van het nagestreefde doel van paragraaf 12 van het Kaderbesluit dan ook niet als een onevenredig gevolg te beschouwen.”
15. Dit betekent dat de Hoge Raad, zelfs in het licht van het evenredigheidsbeginsel geen ruimte heeft gezien om van de Belastingdienst te verlangen dat verdergaande terugwerkende kracht wordt verleend dan tot het begin van een tijdvak waarin een verzoek wordt gedaan. En in dit geval heeft eiser zijn verzoek of bezwaar zelfs ruim na het laatste tijdvak ingediend. Het gaat hier om dezelfde bepalingen, zodat ook hier moet worden geoordeeld dat er goede redenen voor de belastingdienst zijn, namelijk de mogelijkheid om een fysieke controle uit te voeren, om geen verdergaande terugwerkende kracht te verlenen. En dat het gevolg dat eiser door zijn eigen verzuim teveel mrb heeft betaald, tegenover dat uitvoeringsbelang, voor hem niet onevenredig is.
16. Het beroep zal ongegrond verklaard worden, dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat hij geen recht heeft op terugbetaling van mrb naar het kwarttarief.
17. Er is geen aanleiding voor vergoeding van de proceskosten.