ECLI:NL:RBNHO:2023:2847

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
9642118 \ CV EXPL 22-400
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cessie en retro-cessie in luchtvaartzaak met betrekking tot passagierscompensatie

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Finnair OYj wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, hebben op 14 december 2021 een dagvaarding ingediend, waarin zij een schadevergoeding van € 1.200,00 vorderen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een reis van Amsterdam naar Fiji, met een overstap in Helsinki en Hong Kong. Door vertraging van de vlucht van Helsinki naar Hong Kong hebben zij hun aansluitende vlucht gemist. De passagiers hebben documenten ondertekend die de overdracht van hun vorderingsrecht aan AirHelp bevestigen, maar stellen dat er sprake is van retro-cessie, waardoor zij weer over het vorderingsrecht beschikken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de vordering van de passagiers afgewezen. De rechter oordeelde dat de passagiers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat zij over het vorderingsrecht beschikken, aangezien de ondertekende documenten van AirHelp wijzen op een overdracht van het recht. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de passagiers niet in staat zijn geweest om een procesvolmacht te overleggen, wat hen in strijd met de goede procesorde heeft gebracht. De proceskosten zijn voor rekening van de passagiers, die ongelijk hebben gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9642118 \ CV EXPL 22-400
Uitspraakdatum: 1 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats] (Denemarken)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Finnair OYj
gevestigd te Helsinki (Finland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 14 december 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte uitlating producties genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Helsinki-Vantaa Airport, Helsinki, en Hong Kong International Airport naar Nadi International Airport (Fiji) op 7 januari 2020.
2.2.
De vlucht van Helsinki-Vantaa Airport naar Hong Kong International Airport heeft vertraging opgelopen waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist.
2.3.
Passagier sub 1 heeft op 8 december 2020 een ‘Assignment Form/Overdragelsesformular’ van Airhelp Germany Gmbh (hierna: AirHelp) getekend.
2.4.
Passagier sub 2 heeft op 28 november 2021 een ‘Assignment Form/Overdragelsesformular’ van AirHelp getekend.
2.5.
AirHelp heeft op 4 januari 2021 een (algemene) ‘volmacht/power of attorney’ verstrekt aan de gemachtigde om in naam van AirHelp rechtshandelingen te verrichten.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op het in de laatste akte van de passagiers opgenomen commentaar dat niet ziet op de door de vervoerder in zijn laatste conclusie overgelegde producties. De passagiers zijn door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over die producties uit te laten, maar niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
4.3.
De vervoerder voert als primair en meest verstrekkend verweer onder meer aan dat de in de dagvaarding genoemde gemachtigde van de passagier naar alle waarschijnlijkheid handelt op instructie van AirHelp en geen volmacht heeft van de passagiers om op hun naam en voor hun risico een procedure aanhangig te maken. De vervoerder heeft de kantonrechter verzocht om gebruik te maken van zijn bevoegdheid ex artikel 22 Rv en de gemachtigde te bevelen een volmacht van de passagiers in het geding te brengen. De vervoerder heeft dit verweer bij wijze van aanvullend verweer eerst bij conclusie van dupliek gevoerd. Daarom dient de kantonrechter te beoordelen of dit verweer al dan niet als in strijd met de eis van concentratie van verweer (artikel 128 lid 3 Rv) moet worden gepasseerd. Ter onderbouwing van het aanvullend verweer heeft de vervoerder verwezen naar vonnissen van deze rechtbank van 21 april 2021 (8114728 / CV EXPL 19-15947) en 2 februari 2022 (ECLI:NL:RBNHO:2022:905) alsmede de ‘Heroverdracht/Re-Assignment formulieren’ die bij repliek zijn bijgevoegd. De vervoerder kan niet worden tegengeworpen dat hij in zijn conclusie van antwoord nog niet bekend was met de ‘Heroverdracht/Re-Assignment formulieren’ aangezien deze destijds nog niet bestonden. De formulieren dateren immers van 18 mei 2022. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat het aanvullend verweer niet kan worden gepasseerd.
4.4.
In meerdere vergelijkbare zaken heeft de kantonrechter, onder meer op 25 september 2019 (ECLI:NL:RBNHO:2019:8072), geoordeeld dat het assignmentformulier zoals door Airhelp wordt gebruikt, kwalificeert als een akte van cessie waarmee de vordering door de passagier in eigendom wordt overgedragen aan Airhelp. Hiermee staat vast dat de passagiers door het ondertekenen van het Assignment formulier hun vorderingsrecht hebben overgedragen. De passagiers stellen echter dat zij reeds weer over het vorderingsrecht beschikken aangezien sprake is van retro-cessie. De vervoerder heeft dit betwist.
4.5.
Uit artikel 21 Rv volgt dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Indien deze verplichting niet wordt nageleefd, kan de kantonrechter hieraan de gevolgen verbinden die hij geraden acht. De kantonrechter is van oordeel dat het op de weg van de passagiers had gelegen om al bij dagvaarding te onderbouwen dat zij reeds (weer) over het gepretendeerde vorderingsrecht beschikken. De passagiers hebben dit wel gesteld, maar hebben dit onderbouwd met de assignmentformulieren waaruit juist volgt (zie 5.4.) dat zij hun vorderingsrecht hebben overgedragen aan AirHelp. Voorts hebben zij in de dagvaarding verwezen naar een procesvolmacht die de passagiers aan de gemachtigde zouden hebben verstrekt. De genoemde productie betreft echter een volmacht van AirHelp aan de gemachtigde. Hierdoor hebben de passagiers verwarring gezaaid. Bij repliek zijn alsnog de “Heroverdracht/ Re-Assignment’ formulieren overgelegd, waaruit zou volgen dat de passagiers thans weer over het vorderingsrecht beschikken. De vervoerder was dan ook pas bij dupliek in staat hierop te reageren en zijn verweer ten aanzien van de procesvolmacht op te werpen. Gelet op de gang van zaken dient het dan ook voor rekening en risico van de passagiers te komen dat zij na dupliek niet meer in de gelegenheid worden gesteld om het (schriftelijke) debat voort te zetten (zie ook 5.2). De kantonrechter zal de passagiers niet meer de mogelijkheid geven om alsnog een procesvolmacht te overleggen. Dit hadden zij bij repliek al moeten doen. Nu niet is gebleken dat de gemachtigde over een procesvolmacht beschikt en daarbij in strijd met de goede procesorde is gehandeld zal de vordering worden afgewezen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter