ECLI:NL:RBNHO:2023:306

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
21/6241
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om hem per 21 december 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen. Eiser, die voorheen werkzaam was als handyman/monteur, had zich ziekgemeld en ontving ziekengeld op grond van de Ziektewet. Na een aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet WIA, heeft het UWV vastgesteld dat eiser voor 60,20% arbeidsongeschikt is. Eiser is het niet eens met deze beslissing en stelt dat zijn beperkingen zijn onderschat, vooral in de rubrieken van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die betrekking hebben op persoonlijk en sociaal functioneren.

De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordeling van het UWV onderzocht. De verzekeringsarts B&B heeft de medische belastbaarheid van eiser vastgesteld op basis van een dossierstudie en een hoorzitting. De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische grondslag van de beslissing voldoende is gemotiveerd. Eiser heeft geen objectieve onderbouwing gepresenteerd voor verdergaande beperkingen dan die in de FML zijn vastgesteld.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 21 december 2020 in staat is om arbeid te verrichten die in overeenstemming is met zijn medische belastbaarheid. De arbeidsdeskundige heeft drie functies geduid die eiser kan vervullen, ondanks zijn beperkingen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en dat zijn verzoek om schadevergoeding niet wordt ingewilligd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6241

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L. de Graaf),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M. van der Feer).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar (hierna: het bestreden besluit) van het UWV van 5 oktober 2021. Het gaat om het besluit van het UWV om eiser per 21 december 2020 een loongerelateerde uitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het UWV heeft een loongerelateerde uitkering aan eiser toegekend naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 60,20%.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met stilzwijgende toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als handyman/monteur voor gemiddeld 23,91 uur per week. Na beëindiging van het dienstverband kreeg eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Terwijl eiser deze uitkering ontving heeft hij zich op 24 december 2018 ziekgemeld wegens gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek het besluit genomen wat in de inleiding is genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 21 december 2020 voor 60,20% arbeidsongeschiktheid is en heeft daarom besloten om een loongerelateerde WGA-uitkering met ingang van 21 december 2020 toe te kennen tot en met 30 oktober 2021.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 21 september 2021. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 september 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 4 oktober 2021.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat de gronden van beroep gelijk zijn aan die in de bezwaarprocedure, meer in het bijzonder het bezwaarschrift, alsmede de overige stukken waaruit de bezwaren blijken. Eiser stelt dat zijn beperkingen zijn onderschat, met name in de rubrieken 1 en 2 (persoonlijk en sociaal functioneren) van de FML.
7. Doordat de beperkingen zijn onderschat, kunnen volgens eiser ook de door de arbeidsdeskundige B&B geduide functies geen stand houden. Daarbij stelt eiser dat hij de functie van Telefonist (SBC-code 315174) niet kan uitvoeren vanwege zijn gehoorproblemen. De verzekeringsarts B&B heeft namelijk gesteld dat eiser beperkt is voor horen en dat er in de te duiden functies geen hoge eisen aan het horen mogen worden gesteld. Bovendien vraagt de functie te veel informatieverwerking en zou eiser voortdurend moeten schakelen. Eiser stelt dat de verzekeringsarts B&B hem hiertoe beperkt heeft geacht. Tenminste de verzekeringsarts B&B volgt in zijn rapport het niveau van functioneren, zoals het is vastgelegd door Hersenz. Ten slotte verzoekt eiser de rechtbank om het UWV te veroordelen in het vergoeden van de geleden schade.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 60,20% arbeidsongeschikt is op 21 december 2020. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Hierbij wil de rechtbank benadrukken dat het gaat om de medische toestand van eiser op 21 december 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 21 december 2020 voor 60,20% arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft voor zijn beoordeling dossierstudie verricht. In het dossier staan alle klachten die eiser ervaart, te weten vermoeidheid, slaapapneu syndroom, aandachtverlies, verminderde korte termijn geheugen, mentale problemen, atriumfibrilleren, gehoorverlies, tinnitus, gedeeltelijke hemianopsie, stijve nek, rugklachten, klauwvoet, astmatisch bronchitis, levercirrose en pollenallergie. De verzekeringsarts B&B heeft deze klachten dan ook meegenomen in zijn beoordeling. Het dossier bevat daarnaast de medische informatie die eiser in bezwaar heeft ingebracht. Verder is het rapport van de verzekeringsarts B&B mede gebaseerd op een hoorzitting met eiser. Uit het rapport van 21 september 2021 blijkt onder andere dat de klachten van eiser, zijn behandelingen en zijn dagverhaal zijn besproken. Daarbij heeft de verzekeringsarts B&B ook lichamelijk onderzoek verricht, onder andere met betrekking tot de rugklachten van eiser. Gelet op de verschillende onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van mening dat het onderzoek zorgvuldig is verricht.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 21 december 2020 voldoende heeft gemotiveerd. In zijn rapport heeft de verzekeringsarts B&B overwogen dat eiser bekend is met een beneden gemiddeld premorbide niveau van functioneren en dat veel klachten zijn terug te voeren op stress en spanning. Dit is ook al eerder in 2015 vastgelegd in neuropsychologisch onderzoek. De verzekeringsarts B&B overweegt ook dat er geen recente pathologie is en dat de bevindingen van Heliomare Hersenz van 1 juni 2021 het niveau van functioneren bevestigt. Vanuit die optiek kan de FML van 8 maart 2021 volgens de verzekeringsarts B&B in grote lijnen worden gevolgd. Op onderdelen heeft de verzekeringsarts B&B de FML aangescherpt. Bij de beperking zien heeft hij toegevoegd dat eiser bij het vooroverbukken problemen heeft met diepte zien. Bij de beperking horen heeft hij toegevoegd dat eiser is aangewezen op hoortoestellen om adequaat te kunnen horen. Daarnaast heeft de verzekeringsarts B&B ook een urenbeperking toegevoegd in de FML. Vanwege een behandeling is hij voor 32 uur per week beschikbaar om te werken.
13. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 21 december 2020.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 21 december 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 21 september 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
15. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 21 september 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als handyman/monteur, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft in de bezwaarfase functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 315174) Telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound);
- ( SBC-code 271093) Machinebediende inpak-, verpakkingsmachine;
- ( SBC-code 267071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen.
16. De stelling van eiser dat de geduide functies geen stand kunnen houden omdat zijn beperkingen zijn onderschat is in feite gericht tegen de vastgestelde FML van 21 september 2021. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
17. Verder is eiser van mening dat hij de functie Telefonist (SBC-code 315174) niet kan uitvoeren. Hij is namelijk beperkt voor zijn gehoor. In de FML staat dan ook dat eiser gehoorverlies heeft en dat er geen functies aangewezen moeten worden die hoge eisen stellen aan het gehoor. Daarbij stelt eiser dat hij bij de uitoefening van de functie te veel informatie moet verwerken en voortdurend moet schakelen. De rechtbank leidt af uit het resultaat functiebeoordeling dat er geen belasting is op het item horen in de functie Telefonist. Hieruit maakt de rechtbank op dat de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden op deze functie. De stelling van eiser dat hij de functie Telefonist niet kan uitoefenen omdat hij te veel informatie moet verwerken en voortdurend moet schakelen, is in feite ook gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank verwijst hiervoor naar het bovenstaande.
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapport verder voldoende uitgelegd waarom de functies geschikt zijn voor eiser. Zij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiser in staat is de functies te vervullen.
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 21 december 2020 met de middelste van de drie geduide functies 39,80% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 60,20% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

20. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 21 december 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum voor 60,20% arbeidsongeschikt is.
21. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt komt de rechtbank niet toe aan zijn verzoek tot schadevergoeding en worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 januari 2023 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
(De rechter is niet in staat deze uitspraakmede te ondertekenen.)
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.