ECLI:NL:RBNHO:2023:3243

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2313
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • dr. mr. C. Maas
  • mr. dr. C.A. Schreuder
  • mr. W.M.C. Schipper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechtelijke ontvankelijkheid en indeling van smeermiddel Durasyn 145

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door [bedrijf], en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep en de indeling van het product Durasyn 145, een smeermiddel voor industriële toepassingen, onder de juiste Taric-code. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een uitnodiging tot betaling van invoerrechten, die door de douane was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, ondanks dat het beroepschrift aanvankelijk niet door een toereikende machtiging was ondersteund. De rechtbank concludeerde dat de indeling van Durasyn 145 onder Taric-code 3902 9090 99 correct was, omdat het product niet voldeed aan de voorwaarden voor de tariefschorsing die van toepassing was op synthetische poly-alfa-olefinen. De rechtbank verwierp de argumenten van eiseres over het vertrouwensbeginsel en de Belgische beschikking, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strikte naleving van douanewetgeving en de voorwaarden voor tariefschorsingen.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2313

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 5 april 2023

in de zaak tussen

[eiseres], gevestigd [plaats]), eiseres

(gemachtigde: [naam 4] BA),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Eindhoven, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 3 oktober 2019 een uitnodiging tot betaling (hierna: de utb) aan eiseres uitgereikt voor een bedrag van € 11.881,28.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 3 oktober 2019 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 maart 2021 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 30 april 2021 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Vóór de zitting heeft verweerder nadere stukken (in de vorm van een nadere bijlage bij het verweerschrift) ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres. Voorts heeft eiseres vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2023 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde [naam 4] BA, vergezeld van [naam 5] BA. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. dr. [naam 1],
mr. [naam 2] en dr. [naam 3].

Overwegingen

Feiten
1. Op 26 februari 2019 plaatste [bedrijf] op naam en voor rekening van eiseres goederen onder de regeling “in het vrije verkeer brengen” (aangifte met MRN eindigend op [nummer 1]). In de aangifte worden de goederen omschreven als “Durasyn 145”. Het betreft een smeermiddel voor industriële toepassingen. De vermelde Taric-code is 3902 9090 98. Onder deze Taric-code werden ten tijde van belang producten ingedeeld waarvoor op grond van volgnummer 0.4040 uit de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 van de Raad van 17 december 2013 een tariefschorsing van toepassing was.
2. De aangifte is geselecteerd voor verificatie. Op 28 februari 2019 heeft een fysieke controle plaatsgevonden door de douane. Er zijn twee monsters genomen ter analyse door het douanelaboratorium.
3. Het douanelaboratorium heeft een monsteronderzoek uitgevoerd, waarvan de uitslag bij brief van 10 april 2019 aan verweerder is bekendgemaakt (laboratoriumnummer [nummer 2]). In de uitslag van het monsteronderzoek staat onder meer:

“Onderzocht product: Durasyn 145

(…)

Bij onderzoek bevonden:

Uiterlijk:
Kleurloze vloeistof
Opgave leverancier:
Volgens MSDS: 100% gehydrogeneerd dodecene homopolymeer
Analyseresultaten:
Analyse Bevinding
Samenstelling IRALG (Q) polyolefine
Samenstelling NMR polyolefine
De bevonden analyseresultaten zijn niet in tegenspraak met de opgegeven samenstelling van de leverancier.
Beschouwing ten aanzien van de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur:
Het onderzochte product voldoet, mede op basis van de gegevens van de fabrikant, niet aan het gestelde in de schorsingstekst behorende bij de aangegeven goederencode.
Het product kan beschouwd worden als andere polyolefine, in primaire vorm, met onderstaande goederencode. (…)
GN-code TARIC ond.verd. (…)
Advies goederencode: 3902.9090 99”
4. De uitslag van het laboratorium en een voornemen tot correctie is per e-mail van 26 augustus 2019 aan eiseres meegedeeld. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om haar standpunt kenbaar te maken. Bij de beëindiging van de verificatie heeft verweerder de Taric-code gecorrigeerd naar 3902 9090 99 2501.

Geschil5.Primair is in geschil of het beroep ontvankelijk is. Subsidiair is in geschil of de utb terecht is uitgereikt, en meer in het bijzonder of het product Durasyn 145 ten tijde van de invoer viel onder de tariefschorsing van Verordening (EU) nr. 1387/2013 voor synthetische poly-alfa-olefine met een viscositeit bij 100 ºC (gemeten volgens de methode ASTM D 445) tussen 3 en 9 centistokes, verkregen door polymerisatie van een mengsel van dodeceen en tetradeceen dat ten hoogste 40% tetradeceen bevat.

6. Eiseres stelt dat zij ontvankelijk is in het beroep en verwijst naar de douanemachtiging en de machtiging die ter zitting is overgelegd. Uit de douanemachtiging volgt dat [bedrijf] op naam en rekening van eiseres activiteiten mag verrichten en uit de machtiging die ter zitting is overgelegd volgt dat eiseres aan [bedrijf] toestemming geeft om in beroep namens haar op te treden. Voorts stelt eiseres dat op de interne markt van de EU een schaarste bestaat aan Durasyn 145 en dat dit product voldoet aan de kenmerken zoals genoemd onder Taric-code 3902 9090 98, omdat daarin staat dat het product moet worden verkregen uit een mengsel van dodeceen en tetradeceen. Er staat niet dat het alleen had moeten worden verkregen uit een mengsel van dodeceen en tetradeceen. De schorsing biedt dus ruimte aan producten als het onderhavige, dat ook andere stoffen bevat. Eiseres verwijst naar een latere aangifte, van 8 maart 2019 (met MRN eindigend op [nummer 3]), waar na een fysieke controle werd medegedeeld dat classificatie in Taric-code 3902 9090 98 moest plaatsvinden. Er is vervolgens op 23 januari 2020 € 0 aan invoerrechten betaald. Deze aangifte betrof hetzelfde product als bij de aangifte waar het nu om gaat en is gebaseerd op de uitslag van het Douanelaboratorium, terwijl de aangifte waar het nu om gaat is gebaseerd op informatie verstrekt door eiseres. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de utb.
7. Verweerder stelt primair dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het beroep is ingesteld op naam van [bedrijf] terwijl zij niet rechtstreeks of individueel is geraakt door de utb. De aangever en de adressaat van de utb is immers eiseres. Uit de douanemachtiging volgt niet dat [bedrijf] beroep mocht indienen namens eiseres. Een later overgelegde machtiging, waaruit volgt dat [bedrijf] namens eiseres een beroepschrift mocht indienen, maakt dit niet anders, omdat niet binnen de beroepstermijn beroep is ingediend door of namens een beroepsgerechtigde persoon. Subsidiair stelt verweerder dat Durasyn 145 niet kan worden ingedeeld onder Taric-code 3902 9090 98. Alsdan behoort het als ‘andere’ te worden ingedeeld onder Taric-code 3902 9090 99. Het product Durasyn 145 voldoet weliswaar aan het eerste gedeelte van de productomschrijving van de schorsing, maar niet aan het tweede gedeelte ervan, namelijk dat het product moet zijn verkregen door polymerisatie van een mengsel van dodeceen en tetradeceen dat ten hoogste 40% tetradeceen bevat. Het mengsel bevat immers naast een kleine hoeveelheid 1tetradeceen ook hoeveelheden van andere componenten, te weten 1-deceen en 1hexadeceen. Verweerder stelt dat Durasyn 145 niet is verkregen door polymerisatie van een mengsel van dodeceen en tetradeceen. Indien de stelling van eiseres klopt, dat de in het product aanwezige tetradeceen een onzuiverheid is die niet kan worden verwijderd uit de dodeceen, dan is sprake van een onzuiverheid in de dodeceen in de zin van aantekening 1 op hoofdstuk 29. Dan kan niet meer van een mengsel sprake zijn. En dan is evenmin aan de tekst van de schorsingspost voldaan. Ook in dat geval behoort Durasyn 145 te worden ingedeeld onder Taric-code 3902 9090 99, aldus verweerder. Verweerder concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van het beroep en subsidiair tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid beroep
8. Artikel 18, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie (hierna: het DWU), luidt, voor zover van belang:
“Eenieder kan zich laten vertegenwoordigen door een douanevertegenwoordiger. De vertegenwoordiging kan direct zijn, in welk geval de douanevertegenwoordiger in naam en voor rekening van een andere persoon handelt (…)”
Artikel 5, vijftiende lid, van het DWU luidt, voor zover van belang:
“ “aangever”: de persoon die in eigen naam een douaneaangifte (…) indient, dan wel de persoon namens wie deze aangifte (…) wordt ingediend”
Artikel 77, derde lid, eerste alinea, van het DWU luidt, voor zover van belang:
“Schuldenaar is de aangever.”
Artikel 44, eerste lid, eerste alinea, van het DWU luidt:
“Eenieder heeft het recht beroep in te stellen tegen beschikkingen van de douaneautoriteiten die betrekking hebben op de toepassing van de douanewetgeving en die hem rechtstreeks en individueel raken.”
9. Vaststaat dat de utb behoort bij een douaneaangifte die [bedrijf] heeft ingediend op naam en voor rekening van eiseres. Dat betekent dat eiseres de rechtspersoon is ten laste van wie de douaneschuld is ontstaan. Tussen partijen is niet in geschil dat [bedrijf] namens eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen de utb en zo heeft verweerder dat ook in zijn uitspraak op dat bezwaar opgevat. Onder die omstandigheden moet het door [bedrijf] tegen die uitspraak op bezwaar gerichte beroepschrift – behoudens aanwijzingen voor het tegendeel – worden opgevat als te zijn ingediend namens eiseres. Van zodanige aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank in het geheel niet gebleken. [bedrijf] heeft bovendien ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat zij niet voor zichzelf optreedt, maar op naam van eiseres. Een bevestiging van deze verklaring betreft de ter zitting overgelegde volmacht van eiseres aan [bedrijf] Het is dus naar het oordeel van de rechtbank evident dat het beroep is ingediend namens eiseres.
10. Verweerder merkt op zichzelf terecht op dat [bedrijf] bij het beroepschrift niet een toereikende machtiging van eiseres voor de beroepsfase heeft overgelegd. De rechtbank heeft daarom een schriftelijke machtiging verlangd. Deze is ter zitting overgelegd. Eiseres heeft daarmee voldaan aan haar verplichtingen uit hoofde van artikel 8:24, tweede lid, van de Awb. Anders dan verweerder veronderstelt, vereist deze bepaling niet zonder meer dat reeds ten tijde van het instellen van het beroep een toereikende schriftelijke volmacht voorhanden is. Wanneer degene die namens een ander beroep instelt op dat moment daartoe niet over een schriftelijke volmacht beschikte, moet namelijk onder omstandigheden worden aangenomen dat met een na afloop van de beroepstermijn verstrekte machtiging tot het instellen van beroep niet anders kan zijn beoogd dan het instellen van het beroep te bekrachtigen (vgl. HR 3 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0819, r.o. 3.3). Dergelijke omstandigheden doen zich thans voor.
11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voor een niet-ontvankelijkverklaring zoals bepleit door verweerder geen plaats is.
Toepasselijke Taric-onderverdeling
12. De relevante teksten van de Gecombineerde Nomenclatuur luidden ten tijde van de indiening van de aangiften en voor zover van belang als volgt:
Aantekening 3 van hoofdstuk 39 (“Kunststof en werken daarvan”) bepaalt:
“Onder de posten 39.01 tot en met 39.11 worden alleen ingedeeld producten die door chemische synthese zijn verkregen en die in de volgende categorieën vallen:
a. Vloeibare synthetische polyolefinen, die voor minder dan 60% van hun volume overdistilleren bij 300 ºC, herleid tot een druk van 1013 millibar met toepassing van een lagedrukdistillatiemethode (posten 30.01 en 39.02); (…)”.
Post 3902 en de relevante postonderverdelingen en Taric-codes ervan luiden:
“Polymeren van propyleen of van andere olefinen, in primaire vormen”.
3902 1000 - polypropyleen:
3902 2000 - polyisobutyleen:
3902 3000 - copolymeren van propyleen:
3902 90 - andere:
- - (…)
- - (…)
3902 90 90 - - andere:
- - - (…)
- - - andere:
- - - - (…)
(…)
3902 90 90 98 - - - - synthetische poly-alfa-olefine met een viscositeit bij 100 ºC (gemeten volgens de methode ASTM D 445) tussen 3 en 9 centistokes, verkregen door polymerisatie van een mengsel van dodeceen en tetradeceen dat ten hoogste 40% tetradeceen bevat
3902 90 90 99 - - - - andere
13. Artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1387/2013 luidde in 2019 – voor zover van belang – als volgt.
1. De autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor de in de bijlage genoemde landbouw- en industrieproducten worden geschorst.
2. Lid 1 is niet van toepassing op mengsels, bereidingen of samenstellingen die in de bijlage vermelde producten bevatten.
De bijlage van deze Verordening luidde – voor zover van belang – als volgt:
14. Durasyn 145 heeft de volgende samenstelling en eigenschappen:
- het product is een polyolefine gesynthetiseerd uit C12-lineair alfaolefine;
- het product heeft een destillatietraject van 377 ºC tot 545 ºC; en
- het product heeft bij 100 ºC een viscositeit van ca 5 centistokes (gemeten volgens de methode ASTM D 445).
15. Gelet op deze samenstelling voldoet het product aan het eerste gedeelte van de bewoordingen van de schorsingspost 3902 90 90 98, namelijk dat het een synthetische poly-alfa-olefine betreft met een viscositeit bij 100 ºC (gemeten volgens de methode ASTM D 445) tussen 3 en 9 centistokes. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Wat partijen verdeeld houdt is de vraag of het product voldoet aan het tweede gedeelte van die bewoordingen, namelijk dat het is verkregen door polymerisatie van een mengsel van dodeceen en tetradeceen dat ten hoogste 40% tetradeceen bevat.
16. Tussen partijen is niet in geschil dat het product Durasyn 145 is gesynthetiseerd uit C12-lineair alfa-olefine. Deze feedstock (grondstof) heeft de volgende samenstelling:
C10 (1-deceen): 0,6 gewichtspercenten
C12 (1-dodeceen): 98.5 gewichtspercenten
C14 (1-tetradeceen): 0.9 gewichtspercenten
C16 (1-hexadeceen): < 0.2 gewichtspercenten
17. Uit de arresten van het Hof van Justitie van 3 december 1998 (Schoonbroodt, C-247, ECLI:EU:C:1998:586) en 17 februari 2011 (Marishipping and Transport BV, C-11/10, ECLI:EU:C:2011:91) blijkt dat bepalingen van schorsingsverordeningen strikt en overeenkomstig hun formulering moeten worden uitgelegd. De rechtbank verwijst in het bijzonder naar r.o. 23 van het arrest Schoonbroodt:
“Er zij aan herinnerd, dat de Raad, wanneer hij bepalingen vaststelt waarbij douanerechten worden geschorst, rekening moet houden met de eisen van de rechtszekerheid en met de moeilijkheden waarvoor de nationale douanediensten staan (arrest van 18 maart 1986, Ethicon, 58/85, Jurispr. blz. 1131, punt 12). Daaruit volgt, dat dergelijke bepalingen strikt en overeenkomstig hun formulering moeten worden uitgelegd, zodat zij niet met voorbijgaan van de letter ervan kunnen worden toegepast op producten die er niet in zijn vermeld (arrest van 12 december 1996, Olasagasti e. a., C-47/95—C-50/95, C-60/95, C-81/95, C-92/95 en C-148/95, Jurispr. blz. I-6579, punt 20).”
Voor de toepassing van de schorsing waarop eiseres zich beroept dient het product te zijn verkregen door polymerisatie van een mengsel van dodeceen en tetradeceen dat ten hoogste 40% tetradeceen bevat. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewoordingen van deze schorsingspost dat een product, om de tariefschorsing deelachtig te worden, uit een mengsel van slechts deze twee componenten moet zijn gepolymeriseerd. Bij een strikte lezing van bepalingen overeenkomstig hun formulering kan een mengsel van twee componenten namelijk niet worden gelijkgesteld aan een mengsel van meer dan twee componenten.
18. Nu de feedstock voor het product niet alleen bestaat uit dodeceen en tetradeceen, maar ook kleine hoeveelheden deceen en hexadeceen bevat, is gelet op hetgeen hiervoor onder 17 werd overwogen niet aan de schorsingsvoorwaarde voldaan dat het product dient te zijn verkregen door polymerisatie van een mengsel van dodeceen en tetradeceen.
19. Nu op basis van een strikte lezing is vastgesteld dat het product Durasyn 145 niet is vermeld in de schorsing waarop eiseres zich beroept, behoeft de stelling van eiseres dat binnen de EU een schaarste aan dit product bestaat geen behandeling, gelet op de hiervoor onder 17 aangehaalde overweging uit het arrest Schoonbroodt. Daar komt nog bij dat de toestand op de markt voor een bepaald product niet behoort tot de objectieve kenmerken en eigenschappen van dat product en geen rechtvaardiging vormt voor een ruime uitleg van een schorsingspost.
20. Vanaf 1 januari 2022 geldt de Verordening (EU) nr. 2021/2278 van de Raad van 20 december 2021 tot schorsing van de in artikel 56, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1387/2013, waarin de schorsingsvoorwaarden zodanig zijn veranderd dat het product sindsdien wel aan de voorwaarden voldoet. Deze aanpassing van de geldende wetgeving kan evenwel niet tot een ander oordeel leiden. Van belang bij de beoordeling zijn immers de schorsingsvoorwaarden ten tijde van invoer. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het arrest van het Hof van Justitie van 18 maart 1986 (Ethicon GmbH, C-58/85, ECLI:EU:C:1986:128, r.o. 13) waarin het Hof heeft overwogen dat een latere wijziging van de omschrijving van het onder de schorsing vallende product niet met terugwerkende kracht invloed kan hebben op de uitlegging van de voordien gebruikte omschrijving.
21. Eiseres verwijst in het beroepschrift naar een douaneaangifte van 8 maart 2019, en heeft gesteld dat na een fysieke controle door de douane zou zijn meegedeeld dat het daar aangegeven product onder Taric-code 3902 9090 98 moest worden ingedeeld. Voor zover eiseres zich hiermee beroept op het vertrouwensbeginsel, merkt de rechtbank op dat bij de onderhavige utb geen sprake is van een geval waarin de douaneautoriteiten in eerste instantie (voor dezelfde aangifte) bij vergissing een te laag bedrag aan verschuldigde invoerrechten hebben medegedeeld als bedoeld in artikel 119 van het DWU. Voor toepassing van het vertrouwensbeginsel buiten artikel 119 van het DWU is bij de heffing van invoerrechten op grond van het DWU geen ruimte.
Voor zover eiseres met haar verwijzing naar de latere aangifte van 8 maart 2019 een beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft willen doen, kan dit evenmin slagen, omdat uit de door eiseres overgelegde gegevens niet blijkt dat deze aangifte het product Durasyn 145 betrof.
22. Eiseres stelt ten slotte dat de Belgische douane in de periode 2007-2009 na onderzoek door het Belgische Douanelaboratorium heeft geoordeeld dat het product voldoet aan de omschrijving van de post 3902 9090 98. Eiseres verwijst naar een stuk van 6 oktober 2009 (bijlage 9 bij het verweerschrift), zijnde een beslissing op een aanvraag om terugbetaling van invoerrechten, waarin staat vermeld dat uit het laboratoriumonderzoek blijkt dat Durasyn 145 aan te geven is onder goederencode 3902 90 90 98 en dat terugbetaling van € 66.895,67 aan invoerrechten wordt toegestaan.
De rechtbank is van oordeel dat het onbekend is welke analyseresultaten ten grondslag hebben gelegen aan deze beslissing. Los daarvan is de tijdspanne tussen het onderzoek van destijds en het huidige onderzoek dusdanig groot dat, zoals verweerder ter zitting onweersproken heeft gesteld, niet uitgesloten kan worden dat er veranderingen in het product zijn doorgevoerd. De Belgische beschikking kan reeds daarom niet leiden tot het oordeel dat indeling dient plaats te vinden in Taric-code 3902 9090 98.
23. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder voorgestane indeling onder Taric-code 3902 9090 99 de juiste is. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
24. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door dr. mr. C. Maas, voorzitter, en mr. dr. C.A. Schreuder en
mr. W.M.C. Schipper, leden, in aanwezigheid van mr. E.P. van der Zalm, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.
griffier voorzitter
(de griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de douanekamer van het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.