ECLI:NL:RBNHO:2023:3645

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
10061420 \ CV EXPL 22-4970
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident op grond van artikel 843a Rv inzake vordering tot overleggen van annuleringsbericht door vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Swiss International Air Lines AG, met betrekking tot de annulering van hun vlucht. De passagiers hebben op 12 augustus 2022 een dagvaarding ingediend, waarop de vervoerder schriftelijk heeft geantwoord. Vervolgens hebben de passagiers een vordering in het incident ingesteld op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarin zij de vervoerder verzoeken om binnen 14 dagen na het vonnis het annuleringsbericht en bijlagen te overleggen. De passagiers stellen dat zij recht hebben op terugbetaling van de ticketprijs na annulering van hun vlucht op 20 augustus 2020, terwijl de vervoerder aanvoert dat de passagiers zelf de vlucht op 5 juni 2020 hebben geannuleerd.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de hoofdzaak draait om de vraag of de passagiers of de vervoerder de annulering van de vlucht heeft ingediend. De rechter heeft de voorwaarden voor een verzoek op grond van artikel 843a Rv uiteengezet en geconcludeerd dat de passagiers een rechtmatig belang hebben bij het verzoek, maar dat zij niet voldoende bewijs hebben geleverd voor het bestaan van de gevraagde bescheiden. De vervoerder heeft betwist dat zij over meer stukken beschikt dan reeds is overgelegd. De kantonrechter heeft daarom de vordering in het incident afgewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden in afwachting van de uitkomsten in de hoofdzaak.

De kantonrechter heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rolzitting van 17 mei 2023 voor conclusie van repliek aan de zijde van de vervoerder. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10061420 \ CV EXPL 22-4970
Uitspraakdatum: 19 april 2023
Vonnis in het incident van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R. Bos
rolgemachtigde mr. A.Y. Lai
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
de vennootschap naar buitenlands recht Swiss International Air Lines AG Swiss International Air Lines Ltd.
gevestigd te Basel (Zwitserland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. R.W.L. Russell

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 12 augustus 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop een vordering in het incident op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ingesteld. De vervoerder heeft hierop gereageerd.

2.De vordering in het incident

2.1.
De passagiers hebben in dit incident gevorderd om de vervoerder bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis het annuleringsbericht en eventuele bijlagen, waarin wordt uitgelegd waar de passagiers recht op hebben conform artikel 8 van de Verordening, alsmede bewijs van wie dit bericht heeft gestuurd, te overleggen. Dit met veroordeling van de vervoerder in de proceskosten.
2.2.
De passagiers hebben aan de vordering in het incident ten grondslag gelegd dat de vordering in de hoofdzaak ziet op terugbetaling van de door de passagiers betaalde ticketprijs na annulering van hun vlucht op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). De passagiers hadden een geldige boeking voor een vlucht die uitgevoerd zou worden door de vervoerder op 20 augustus 2020. De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers de geboekte vluchten zelf hebben geannuleerd (op 5 juni 2020), voordat de vervoerder uiteindelijk de vlucht heeft geannuleerd. Door de vervoerder wordt alleen aangegeven dat hij na 5 juni 2020 tot annulering is overgegaan. De vervoerder maakt niet duidelijk wanneer hij de vlucht heeft geannuleerd en hoe.

3.Het verweer

3.1.
De vervoerder betoogt dat hij geen annuleringsbericht kan overleggen, omdat de passagiers de vlucht zelf hebben geannuleerd. De vervoerder kan alleen verwijzen naar het overzicht uit het computerreserveringssysteem PNR, die hij al bij conclusie van antwoord heeft overgelegd. Indien passagiers zelf tot annulering van een vlucht overgaan wordt niet gewezen op eventuele rechten. Meer informatie over de geannuleerde vluchten is niet voorhanden. De vervoerder heeft voldoende moeite gedaan om een afschrift van een annuleringsbericht over te leggen aan de passagiers, zodat reeds aan de vordering in het incident is voldaan.

4.De beoordeling

4.1.
De hoofdzaak draait in de kern om de vraag of de passagiers zelf de vlucht hebben geannuleerd of dat de vervoerder eerst tot annulering is overgegaan. In het laatste geval zouden de passagiers op grond van de Verordening restitutie van de vliegtickets van de vervoerder kunnen vorderen.
4.2.
Een verzoek op grond van artikel 843a Rv kan worden toegewezen als aan de drie volgende cumulatieve voorwaarden van het eerste lid is voldaan:
(1) degene die het verzoek instelt, moet een rechtmatig belang hebben,
(2) het moet gaan om bepaalde bescheiden (gegevens),
(3) met betrekking tot een rechtsbetrekking waarin de verzoeker partij is.
Verder bepaalt artikel 843a lid 4 Rv dat niet aan het verzoek behoeft te worden voldaan indien daarvoor gewichtige redenen zijn of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde stukken is gewaarborgd.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de passagiers een rechtmatig belang hebben bij het verzoek en dat de bescheiden zien op een rechtsbetrekking waarbij de passagiers partij zijn. De vervoerder betwist echter het bestaan van het stuk dat de passagier wensen in te zien, omdat de passagiers de vlucht zelf hebben geannuleerd en verwijst daarvoor naar producties 1 (overzicht uit het computerreserveringssysteem PNR) en 2 (‘Cancellation confirmation’) bij antwoord.
4.4.
In beginsel rust op de eisende partij in het incident de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van de bescheiden en het beschikken (of kunnen beschikken) van de wederpartij over de bescheiden. Voor het bestaan van de bescheiden is de enkele stelling niet genoeg: er moeten voldoende aanwijzingen zijn om een vermoeden daarvan te rechtvaardigen (HR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9244). De vervoerder heeft betwist dat zij over meer stukken met betrekking tot de annulering beschikt dan al bij antwoord zijn overgelegd. Het had derhalve op de weg van de passagiers gelegen om nader te onderbouwen dat het stuk daadwerkelijk bestaat, dit wellicht met de verklaring van de reisagent. Nu de passagiers dit hebben nagelaten wordt de incidentele vordering op deze grond afgewezen.
4.5.
De beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden in afwachting op de uitkomsten in de hoofdzaak.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In het incident
5.1.
wijst de vordering in het incident af;
5.2.
houdt de beslissing over de proceskosten aan;
In de hoofdzaak:
5.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 17 mei 2023 voor conclusie van repliek aan de zijde van de vervoerder.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter