Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1]
[eiser 2]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Swiss International Air Lines AG, met betrekking tot de annulering van hun vlucht. De passagiers hebben op 12 augustus 2022 een dagvaarding ingediend, waarop de vervoerder schriftelijk heeft geantwoord. Vervolgens hebben de passagiers een vordering in het incident ingesteld op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarin zij de vervoerder verzoeken om binnen 14 dagen na het vonnis het annuleringsbericht en bijlagen te overleggen. De passagiers stellen dat zij recht hebben op terugbetaling van de ticketprijs na annulering van hun vlucht op 20 augustus 2020, terwijl de vervoerder aanvoert dat de passagiers zelf de vlucht op 5 juni 2020 hebben geannuleerd.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de hoofdzaak draait om de vraag of de passagiers of de vervoerder de annulering van de vlucht heeft ingediend. De rechter heeft de voorwaarden voor een verzoek op grond van artikel 843a Rv uiteengezet en geconcludeerd dat de passagiers een rechtmatig belang hebben bij het verzoek, maar dat zij niet voldoende bewijs hebben geleverd voor het bestaan van de gevraagde bescheiden. De vervoerder heeft betwist dat zij over meer stukken beschikt dan reeds is overgelegd. De kantonrechter heeft daarom de vordering in het incident afgewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden in afwachting van de uitkomsten in de hoofdzaak.
De kantonrechter heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rolzitting van 17 mei 2023 voor conclusie van repliek aan de zijde van de vervoerder. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.