6.4Verzoeker heeft in bezwaar en in beroep primair het standpunt ingenomen dat de hobbykas waartegen verweerder nu handhavend optreedt wel vergunningsvrij mocht worden gebouwd, omdat de grens van 150m2 (het in het geval van verzoeker maximaal toegestane vergunningsvrij te bouwen aantal m2 aan bijgebouwen) niet wordt overschreden. Verzoeker gaat er hierbij van uit dat de verbouwing en uitbreiding van de woning (het hoofdgebouw) op basis van de in 2000 verleende vergunning door verweerder ten onrechte is meegenomen in de berekening van het aantal m2 aan bijbehorende bouwwerken. Door de verbouwing en uitbreiding is volgens verzoeker een wezenlijk andere woning en daarmee een wezenlijk ander hoofdgebouw ontstaan, omdat alles is gesloopt en opnieuw gebouwd. Er zijn slechts drie muren blijven staan en de woning is meer dan twee keer zo groot geworden. Ook is de indeling van de woning compleet veranderd. De uitbreiding van het hoofgebouw kan daarom niet meer als bijbehorend bouwwerk worden gezien, maar de huidige woning dient in zijn geheel te worden aangemerkt als nieuw hoofdgebouw.
Daarnaast heeft verzoeker zich (eerst ter zitting) op het standpunt gesteld dat verzoekers woning, die oorspronkelijk in 1922 is gebouwd, al groter was dan verweerder op basis van de uit de tijd van vergunningverlening bestaande tekening heeft aangenomen.
7. Verweerder stelt dat ondanks de verbouwing en uitbreiding van de woning geen wezenlijk ander hoofgebouw is ontstaan. Het oorspronkelijke hoofdgebouw is voor wat betreft de uiterlijke verschijningsvorm niet veranderd. Van de vier gevels van het oorspronkelijke hoofdgebouw staan er na de verbouwing en uitbreiding nog drie en het vooraanzicht is ongewijzigd. Verweerder handhaaft daarom het standpunt dat de uitbreiding van het hoofdgebouw voor de toepassing van het bepaalde in artikel 2, derde lid, van bijlage II Bor als bijbehorend bouwwerk dient te worden aangemerkt. Het aantal m2 aan bijbehorende bouwwerken op het bebouwingsgebied is dan zodanig, dat de hobbykas niet vergunningsvrij meer mag worden gebouwd.
8. Artikel 2, bijlage II Bor luidt, voor zover van belang, als volgt:
Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:
3.een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a t/m e (..)
f.de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
1°.in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied,
2°.in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2,
3°.in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2,
9. Zowel uit de wetsgeschiedenis als uit vaste jurisprudentie volgt dat voor de bepaling van het oppervlak aan bijgebouwen als bedoeld in artikel 2, derde lid onder f, van Bijlage II Bor de oorspronkelijke situatie bepalend is. Uitbreidingen van het hoofdgebouw na deze oorspronkelijke situatie zijn en blijven voor de toepassing bijbehorende bouwwerken waarvan het oppervlak dient te worden meegenomen bij de berekening van het totale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken. Dit is alleen anders als sprake is van een wezenlijke ander gebouw. Dan dient dat wezenlijk andere gebouw als nieuw oorspronkelijk hoofdgebouw te worden aangemerkt, bijvoorbeeld bij sloop van (bijna) het gehele oorspronkelijke hoofdgebouw. Ook als ingrijpende verbouwingswerkzaamheden hebben plaatsgevonden, waarbij delen van de woning zijn afgebroken en de indeling van de woning in belangrijke mate is gewijzigd, betekent dit echter niet zonder meer dat geoordeeld kan worden dat sprake is van een nieuw opgericht (hoofd)gebouw.