ECLI:NL:RBNHO:2023:3663

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
10426567
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van informatieplichten bij koop op afstand en gevolgen voor de consument

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 april 2023 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen de vennootschap Coeo Securitisation Limited, gevestigd te Dublin, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 174,20, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een koopovereenkomst op afstand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht zoals voorgeschreven in artikel 6:230v lid 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter oordeelde dat de overgelegde bestelbevestiging niet voldeed aan de eisen van dat artikel, omdat er geen concrete bevestiging van de gedaagde partij was overgelegd. Dit leidde tot de conclusie dat de eisende partij de informatieplicht had geschonden, wat gevolgen heeft voor de rechtsbescherming van de consument.

De kantonrechter heeft de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd, waarbij 25% van de verschuldigde koopprijs werd teruggegeven aan de gedaagde partij. De eisende partij had ook buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, maar deze werden afgewezen omdat de benodigde bewijsstukken ontbraken. De kantonrechter heeft de gedaagde partij grotendeels in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van € 98,17, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10426567 \ CV EXPL 23-1949
Uitspraakdatum: 19 april 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar vreemd recht
Coeo Securitisation Limited
gevestigd te Dublin (Ierland)
de eisende partij
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Van Lith B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 174,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 130,89. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, i, j, o en p en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
De precontractuele informatieplichten
2.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de eisende partij met de door haar overgelegde stukken en toelichting daarop voldoende onderbouwd toegelicht dat bij het sluiten van de overeenkomst is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW.
De contractuele informatieplicht
2.4.
De eisende partij vindt dat zij heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW. Zij heeft echter geen bevestiging van de bestelling van de gedaagde partij overgelegd, maar een
voorbeeldvan een bestelbevestiging en toegelicht dat een dergelijke bevestiging aan de gedaagde partij is verstuurd.
2.5.
De kantonrechter vindt het voorbeeld van de bestelbevestiging niet voldoende. Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet een aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging van de webwinkel van de handelaar worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval.
2.6.
De stelling van de eisende partij dat de betreffende informatie (ook) is te raadplegen in het persoonlijke account van de gedaagde partij, is niet onderbouwd met stukken. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de eisende partij niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW heeft voldaan en zal daarvoor een sanctie toepassen.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.7.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677) moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.8.
In deze zaak heeft de eisende partij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde koopprijs. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.9.
De bedingen die voor de beoordeling van de vordering relevant zijn, te weten artikel 15 van de algemene voorwaarden en artikel 3 van de aanvullende voorwaarden, zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Wat is toewijsbaar?
2.10.
Gelet op het voorgaande is van de oorspronkelijke hoofdsom van € 130,89, een bedrag van € 98,17‬ (€ 130,89 x 0.75) toewijsbaar.
2.11.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat de eisende partij de aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW, waarop zij zich ter onderbouwing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten beroept, niet heeft overgelegd. Daarmee is in strijd gehandeld met artikel 85 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het overgelegde afschrift van de e-mail is niet voldoende, nu daarin de zogenoemde header ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld of de e-mail is verstuurd en naar welk adres.
2.12.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.13.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 98,17, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 maart 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,99 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 39,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter