In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de uitvoering van tegelwerk in de badkamer van een opdrachtgever. [eiser] stelde dat het door [gedaagde] uitgevoerde tegelwerk niet deugdelijk was en vorderde betaling voor herstelwerkzaamheden. [gedaagde] erkende dat er enkele tegels vervangen moesten worden, maar betwistte dat een volledige vervanging noodzakelijk was. Hij voerde aan dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om het werk te herstellen, wat leidde tot zijn verweer van schuldeisersverzuim.
De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] niet in verzuim was geraakt, omdat hij niet de kans had gekregen om het werk binnen de gestelde termijn te herstellen. De rechter concludeerde dat [eiser] de mogelijkheid voor herstel had ontnomen door zelf met de herstelwerkzaamheden te beginnen voordat de termijn was verstreken. Hierdoor werd de vordering van [eiser] afgewezen. Tevens werd de tegenvordering van [gedaagde] voor betaling van zijn factuur afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld in hoeverre het werk gereed was en de waarde ervan niet kon worden bepaald. De proceskosten werden toegewezen aan [gedaagde].