ECLI:NL:RBNHO:2023:3695

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
10420674 \ CV EXPL 23-1439
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling tussen handelaar en consument met ambtshalve toetsing van informatieplichten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 april 2023 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen de vennootschap Coeo Securitisation Limited, gevestigd te Dublin, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 1.097,03, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter heeft ambtshalve de (pre)contractuele informatieplichten van de handelaar getoetst, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, en vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende had aangetoond dat aan deze verplichtingen was voldaan. Dit betreft met name de informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW, waarbij de eisende partij geen bevestiging van de bestelling van de gedaagde partij had overgelegd. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet aan de contractuele informatieplicht had voldaan en dat dit een schending van de informatieplichten met zich meebracht. Gevolgen van deze schending zijn dat de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk heeft vernietigd, waardoor 25% van de verschuldigde koopprijs niet meer verschuldigd is. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 698,69 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld. De kantonrechter heeft ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en rente afgewezen, omdat de eisende partij niet voldoende bewijs had geleverd. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.P.E. Oomens en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10420674 \ CV EXPL 23-1439
Uitspraakdatum: 19 april 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar vreemd recht
Coeo Securitisation Limited
gevestigd te Dublin (Ierland)
de eisende partij
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Van Lith B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 1.097,03, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 934,53. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, i, j, o en p en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
De precontractuele informatieplichten
2.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de eisende partij met de door haar overgelegde stukken en toelichting daarop voldoende onderbouwd toegelicht dat bij het sluiten van de overeenkomst is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW.
De contractuele informatieplicht
2.4.
De eisende partij vindt dat zij heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW. Zij heeft echter geen bevestiging van de bestelling van de gedaagde partij overgelegd, maar een
voorbeeldvan een bestelbevestiging en toegelicht dat een dergelijke bevestiging aan de gedaagde partij is verstuurd.
2.5.
De kantonrechter vindt het voorbeeld van de bestelbevestiging niet voldoende. Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet een aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging van de webwinkel van de handelaar worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval.
2.6.
De stelling van de eisende partij dat de betreffende informatie (ook) is te raadplegen in het persoonlijke account van de gedaagde partij, is niet onderbouwd met stukken. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de eisende partij niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW heeft voldaan en zal daarvoor een sanctie toepassen.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.7.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677) moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.8.
In deze zaak heeft de eisende partij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde koopprijs. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Wat is toewijsbaar?
2.9.
De eisende partij heeft een bedrag van € 934,52 van de gedaagde partij gevorderd. Uit de overlegde facturen blijkt echter dat de vordering op de gedaagde partij € 931,58 bedraagt. De kantonrechter gaat dan ook uit van dit bedrag. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 2.8. is overwogen is van de oorspronkelijke hoofdsom van € 931,58, een bedrag van € 698,69‬
(€ 931,58 x 0.75) toewijsbaar.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.10.
Het beding dat voor de beoordeling van de vordering relevant is, te weten artikel 15 lid 4, is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.11.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat de eisende partij de aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW, waarop zij zich ter onderbouwing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten beroept, niet heeft overgelegd. Daarmee is in strijd gehandeld met artikel 85 lid 1 Rv. Het overgelegde afschrift van de e-mail is niet voldoende, nu daarin de zogenoemde header ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld of de e-mail is verstuurd en naar welk adres.
2.12.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.13.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 698,69, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 maart 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,99 wegens dagvaardingskosten,
€ 322,00 wegens griffierecht en
€ 132,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter