In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 april 2023 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen de vennootschap Coeo Securitisation Limited, gevestigd te Dublin, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 114,63, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag, en proceskosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument, waarbij de handelaar verplicht is om te voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de eisende partij aan deze informatieplichten had voldaan. De eisende partij stelde dat zij had voldaan aan de contractuele informatieplicht, maar de kantonrechter oordeelde dat de overgelegde bewijsstukken onvoldoende waren. Er ontbrak een bevestiging van de bestelling die aan de gedaagde partij was verzonden, wat noodzakelijk was om te voldoen aan de eisen van artikel 6:230v lid 7 BW. De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij niet aan de contractuele informatieplicht had voldaan en dat dit een schending van de informatieplichten met zich meebracht.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en eerdere uitspraken van de Hoge Raad, besloot de kantonrechter om de overeenkomst gedeeltelijk te vernietigen, waardoor 25% van de verschuldigde koopprijs niet meer verschuldigd was. Uiteindelijk werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 54,71, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.