Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser1],
[eiser2],
Dinant Vochtbestrijding,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 december 2022
- de mondelinge behandeling van 28 februari 2023, tijdens welke zitting de advocaten het woord hebben gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen en van welke zitting de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
2.De feiten
3.Het geschil
Dit aanbod hebben [eiser1] c.s. echter niet geaccepteerd en is door de omzettingsverklaring van [eiser1] c.s. van 8 juli 2021 komen te vervallen.
Tot slot betwist Dinant dat hij wettelijke rente verschuldigd is geworden vanaf 4 maart 2021 omdat dit gebaseerd is op de brief van 23 februari 2021, in welke brief hij niet gesommeerd is om enig bedrag te betalen.
4.De beoordeling
Wel zijn de door Dinant uitgebrachte offertes overgelegd waarvan [eiser1] c.s. er twee hebben geaccordeerd. Uit de in de offertes beschreven (omvang van de) werkzaamheden valt af te leiden dat slechts een deel van de kelder (een bepaald stuk vloer en bepaalde muren) behandeld zou worden. Dit sluit aan bij de stelling van Dinant dat afgesproken was om de focus te leggen op dat gedeelte van het souterrain. [eiser1] c.s. konden en mochten dan ook op basis daarvan niet verwachten dat zij een geheel behandelde en geheel waterdicht gemaakte kelder zouden krijgen. Als zij dat hadden gewild, zouden er veel méér werkzaamheden hebben moeten plaatsvinden. Zij zouden voor die werkzaamheden ook een veel hogere prijs moeten hebben betalen. Dat blijkt ook wel uit de eveneens op verzoek van [eiser1] c.s. uitgebrachte offerte van een andere vochtbestrijder, Van Eijk. Daarin is voor het uitsluitend behandelen van de vloer (en dus niet de muren) al een bedrag gerekend van ruim € 17.000,-, een bedrag hoger dan de totaalprijs van de drie offertes van Dinant tezamen.
Daarbij heeft Dinant acht weken de tijd gekregen om de volgens [eiser1] c.s. overeengekomen werkzaamheden alsnog naar behoren uit te voeren. Pas op 4 juni 2021 heeft (de advocaat van) Dinant hierop inhoudelijk gereageerd en iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen. Dinant was alleen bereid om de werkzaamheden die onder de garantie vielen, te weten het aanbrengen van geotextiel en het afwerken van de boorgaten in de muren van het souterrain, nog uit te voeren.
“(…) De kosten voor het opnieuw aanbrengen van een vochtscherm en afwerken van de boorgaten zijn het gevolg van de onjuist uitgevoerde werkzaamheden door partij 2. De overige kosten zijn als gevolg van een verkeerd advies waardoor de kelder niet waterdicht is. (…)”De kosten voor het opnieuw aanbrengen van een vochtscherm/injectie wanden zijn begroot op € 4.750,- en die voor het afwerken van de boorgaten op € 750,-. Deze bedragen zullen worden toegewezen. Hanselman heeft aangegeven dat de bedragen mogelijk met 20% verhoogd moeten worden in verband met (in de tussentijd) gestegen prijzen. Zij heef aangeraden om twee offertes op te vragen, hetgeen [eiser1] c.s. hebben nagelaten. De rechtbank gaat daarom uit van de begrote bedragen, waarbij mede een rol speelt dat [eiser1] c.s. de omzettingsverklaring al in juli 2021 heeft gedaan en toen ook tot herstel door derden had kunnen overgaan. De rechtbank heeft verder overwogen dat Dinant een deel van de overeengekomen werkzaamheden niet had uitgevoerd (aanbrengen geotextiel), maar in de schadebegroting van Hanselman komt dat element niet terug. Daarnaast is onduidelijk of Dinant hiervoor kosten in rekening heeft gebracht omdat sprake was van een stelpost en ook een creditering op de eindfactuur heeft plaatsgevonden. Hiervoor zal daarom geen bedrag worden toegewezen.
De overige door Hanselman begrote posten vloeien voort uit het volgens [eiser1] c.s. onjuiste advies van Dinant. Die kosten betreffen het geheel waterdicht maken van de kelder. Zoals hiervoor is overwogen is die schade, voor zover al sprake is van een verkeerd advies, niet het rechtstreeks gevolg daarvan. Deze schadeposten zullen daarom worden afgewezen.
€ 1.270,00