In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Stichting Start Foundation en gedaagden, die bestuurders waren van BIMair. De eiseres, Start Foundation, had in 2020 een geldlening van € 1,5 miljoen verstrekt aan BIMair, met een looptijd van één jaar. Gedaagden hebben een hoofdelijke medeschuldverbintenis getekend voor een bedrag van € 150.000,-. Na het faillissement van BIMair heeft Start Foundation de gedaagden aangesproken voor het bedrag van € 150.000,-, dat nog openstond. De rechtbank oordeelde dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor dit bedrag, omdat er geen sprake was van schending van de zorgplicht door Start Foundation. De rechtbank wees de vordering van Start Foundation toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagden voerden verweer, onder andere over de zorgplicht van Start Foundation bij de verkoop van de verpande activa, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank concludeerde dat Start Foundation bevoegd was om het bedrag van € 150.000,- te incasseren, ongeacht de uitkomst van de verkoop van de activa van BIMair. De rechtbank veroordeelde gedaagden tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met rente en kosten.