ECLI:NL:RBNHO:2023:4365

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
330367
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid voor geldlening en zorgplicht bij uitwinning van zekerheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Stichting Start Foundation en gedaagden, die bestuurders waren van BIMair. De eiseres, Start Foundation, had in 2020 een geldlening van € 1,5 miljoen verstrekt aan BIMair, met een looptijd van één jaar. Gedaagden hebben een hoofdelijke medeschuldverbintenis getekend voor een bedrag van € 150.000,-. Na het faillissement van BIMair heeft Start Foundation de gedaagden aangesproken voor het bedrag van € 150.000,-, dat nog openstond. De rechtbank oordeelde dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor dit bedrag, omdat er geen sprake was van schending van de zorgplicht door Start Foundation. De rechtbank wees de vordering van Start Foundation toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagden voerden verweer, onder andere over de zorgplicht van Start Foundation bij de verkoop van de verpande activa, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank concludeerde dat Start Foundation bevoegd was om het bedrag van € 150.000,- te incasseren, ongeacht de uitkomst van de verkoop van de activa van BIMair. De rechtbank veroordeelde gedaagden tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/330367 / HA ZA 22-458
Vonnis van 5 april 2023
in de zaak van
STICHTING START FOUNDATION,
te Eindhoven,
eisende partij,
hierna te noemen: Start Foundation,
advocaat: mrs. H.G.G. Winnemuller en G.J.C. Wessels te 's-Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mrs. R. de Vries en Y.H. Talstra te Assen.
De zaak in het kort
Start Foundation heeft in 2020 een geldlening verstrekt aan BIMair, waarvan [gedaagden] bestuurder was. Naast de vestiging van diverse pandrechten aan Start Foundation, heeft [gedaagden] een hoofdelijke medeschuldverbintenis getekend voor een bedrag van
€ 150.000,-. In deze procedure vordert Start Foundation laatstgenoemd bedrag van [gedaagden] De rechtbank wijst de vordering toe. Er is geen sprake van schending van de zorgplicht door Start Foundation. [gedaagden] blijven hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag van
€ 150.000,- tot aan het moment dat de gehele lening is afgelost.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 juli 2022 met producties 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord van 16 november 2022 met producties 1 tot en met 18;
- het tussenvonnis van 30 november 2022;
1.2.
Op 28 februari 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden waar de heer [consultant] (consultant) namens Start Foundation, mrs. H.G.G. Winnemuller en Wessels voornoemd, [gedaagden] , mrs. de Vries en Talstra voornoemd zijn verschenen. De advocaten hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen en deze overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Start Foundation is een maatschappelijk investeerder die werk wil creëren, behouden en toegankelijk maken voor mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt.
2.2.
[gedaagden] heeft in 2020 BIMair Air Ducts B.V. (hierna: BIMair), een onderneming gericht op klimaattechniek, opgericht.
2.3.
Start Foundation heeft op 30 november 2020 een geldlening voor een bedrag van
1,5 miljoen euro aan BIMair verstrekt met een looptijd van één jaar (hierna: de geldleningsovereenkomst). Bij een addendum getekend op 6 december 2020 is de looptijd aangepast en gestart op 1 december 2020.
2.4.
Ter zekerheid heeft BIMair diverse pandrechten aan Start Foundation verstrekt. Daarnaast heeft [gedaagden] een hoofdelijke medeschuldverbintenis getekend voor een bedrag van € 150.000,- (hierna: de HMS).
2.5.
In artikel 1 van de HMS zijn partijen, voor zover hier van belang, het volgende overeengekomen. [gedaagden] zijn daarbij aangeduid als
Medeleningnemer 1, respectievelijk
Medeleningnemer 2:
“(…)
1.1
Medeleningnemer 1 en Medeleningnemer 2 stellen zich hierbij hoofdelijk aansprakelijk jegens Leninggever terzake van al hetgeen de Leningnemer aan Leninggever is of wordt verschuldigd uit hoofde van de hiervoor vermelde geldlening(en) tot een bedrag ter hoogte van gezamenlijk maximaal € 150.000,00 (zegge: éénhonderdenvijftigduizend euro), hierna te noemen het Maximaal Aansprakelijke Bedrag;
..
1.3
Medeleningnemer 1 en Medeleningnemer 2 blijven volledig hoofdelijk aansprakelijk jegens Leninggever voor het gezamenlijk Maximaal Aansprakelijke Bedrag totdat de hiervoor vermelde geldlening volledig is betaald (…)
..
1.5
Medeleningnemer 1 en Medeleningnemer 2 kunnen niet van Leninggever verlangen, dat eerst (overige) zekerheden, gesteld voor de verplichtingen van de Leningnemer en/of aansprakelijke, worden uitgewonnen voordat Leninggever Medeleningnemer 1 en/of Medeleningnemer 2 kan aanspraken;
(…)”
2.6.
Op 4 november 2021 zijn partijen een verlenging van de looptijd met 1 maand, dus tot 31 december 2021 van de geldleningsovereenkomst overeengekomen.
2.7.
Bij brief van 14 januari 2022 heeft Start Foundation vanwege het vervallen van de looptijd van de geldleningsovereenkomst het bedrag van € 1,5 miljoen bij BIMair opgeëist. Vanwege het uitblijven van betaling door BIMair is Start Foundation overgegaan tot het uitwinnen van de zekerheden, waaronder het uitwinnen van een door BIMair verstrekt pandrecht op, kort gezegd, de activa van BIMair.
2.8.
Op 25 maart 2022 is BIMair failliet verklaard.
2.9.
Start Foundation heeft bij brief van 31 maart 2022 [gedaagden] gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 150.000,- uit hoofde van de HMS. Betaling is uitgebleven.

3.Het geschil

3.1.
Start Foundation vordert, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagden] onder de HMS hoofdelijk veroordeelt tot betaling van in totaal € 150.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2022 dan wel vanaf 14 april 2022 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.275,00,
2. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten en de wettelijke rente daarover.
3.2.
Start Foundation legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. In de HMS is bepaald dat [gedaagden] aansprakelijk blijft voor het bedrag van € 150.000,- tot aan het moment dat het gehele bedrag van de geldleningsovereenkomst is afgelost. Bovendien blijkt uit artikel 1.5 van de HMS dat Start Foundation niet is verplicht om eerst overige zekerheden uit te winnen. Het is gebleken dat het uitwinnen van de zekerheden niet voldoende is om de volledige lening af te lossen. Ondanks daartoe te zijn aangemaand, heeft [gedaagden] het bedrag van € 150.000,- niet voldaan. [gedaagden] is in verzuim met de nakoming van de HMS.
3.3.
[gedaagden] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] het bedrag van € 150.000,- aan Start Foundation moet voldoen en overweegt hiertoe het volgende.
4.2.
Volgens artikel 1.3 van de HMS is [gedaagden] hoofdelijk aansprakelijk voor een bedrag van € 150.000,- tot aan het moment dat de gehele lening uit hoofde van de geldleningsovereenkomst (tussen Start Foundation en BIMair) is afgelost.
[gedaagden] heeft onvoldoende aangevoerd om aan te kunnen nemen dat de geldlening aan BIMair wel al is afgelost. Het verweer van [gedaagden] dat het niet duidelijk is of er een (rest) vordering van Start Foundation op BIMair is omdat Start Foundation verschillende bedragen noemt die zouden zijn geïncasseerd, is daarvoor onvoldoende. Welk bedrag Start Foundation ook noemt, de resterende vordering overschrijdt het bedrag van € 150.000,- ruimschoots. In het verweer van [gedaagden] , dat er ook nog andere activa in BIMair zijn, ziet de rechtbank evenmin een aanknopingspunten om aan te kunnen nemen dat het hele bedrag van de geldleningsovereenkomst, 1,5 miljoen euro, is afgelost.
4.3.
Daarnaast heeft [gedaagden] als verweer een beroep gedaan op schending van de zorgplicht door Start Foundation. Volgens [gedaagden] heeft Start Foundation zich als pandhouder onvoldoende ingespannen om een zo hoog mogelijke opbrengst na te streven tijdens de executiefase. Zo heeft Start Foundation nagelaten de door [gedaagden] aangeboden mogelijkheden ten aanzien van de onderhandse verkoop van het geheel (aan Berliner Luft dan wel aan [eigenaar Luft] ) nader te onderzoeken. De machines zijn verkocht voor een fractie van de waarde die deze zouden vertegenwoordigen indien deze door [gedaagden] zouden zijn gemonteerd en opgesteld. De koper van bijvoorbeeld
de coil bewerkingslijnheeft onmiddellijk na de aankoop een hogere bieding ontvangen en de machine met een winst van € 810.000,- doorverkocht. De financiële gevolgen van de zorgplichtschending dienen in mindering te worden gebracht op het bedrag van € 150.000,-, aldus [gedaagden]
4.4.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Volgens artikel 1.5 van de HMS, kan [gedaagden] niet van Start Foundation verlangen dat eerst (overige) zekerheden worden uitgewonnen voordat [gedaagden] kan worden aangesproken. Daaruit volgt dat een eventuele schending van de zorgplicht van Start Foundation bij het uitwinning van haar pandrecht onverlet laat dat Start Foundation bevoegd is om het bedrag van € 150.000,- te incasseren bij [gedaagden] Dat is ook niet onredelijk. Voor zover [gedaagden] zich beroept op de rechtsbescherming die een particuliere borg heeft, verliest hij uit het oog dat, als er al sprake zou zijn van een borgtocht, er hier geen sprake is van een particuliere borgtocht. [gedaagden] is de HMS immers aangegaan ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van een besloten vennootschap, waarvan hij bestuurder is en (samen) de meerderheid van de aandelen heeft (zie artikel 7:857 Burgerlijk Wetboek [BW]).
4.5.
Tot slot heeft [gedaagden] zich bij wijze van verweer beroepen op verrekening met een vordering die hij op Start Foundation heeft. [gedaagden] voert daarvoor aan dat Start Foundation bij de verkoop van de verpande zaken haar zorgplicht heeft geschonden door machines voor een veel te lage prijs te verkopen. Start Foundation betwist gemotiveerd dat zij activa van BIMair voor een te laag bedrag heeft verkocht.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor een beroep op verrekening door [gedaagden] geen plaats omdat de gegrondheid van de vordering van [gedaagden] niet op eenvoudige wijze is vast te stellen (zie artikel 6:136 BW).
Wettelijke rente
4.6.
Start Foundation vordert eveneens de wettelijke rente. Wegens het verzuim is [gedaagden] wettelijke rente over de hoofdsom verschuldigd. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen vanaf 14 april 2022 omdat [gedaagden] vanaf dat moment in verzuim is.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.7.
Start Foundation heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn in overeenstemming met het daarvoor vanaf 1 juli 2012 geldende Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit betekent dat het gevorderde bedrag van € 2.275,- zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.8.
[gedaagden] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Start Foundation als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
250,06
- griffierecht
5.061,00
- salaris advocaat
3.760,00
(2,00 punten × € 1.880,00)
Totaal
9.071,06
4.9.
Start Foundation vordert daarnaast veroordeling van [gedaagden] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
Beslagkosten
4.10.
Start Foundation vordert [gedaagden] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Op grond van artikel 706 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn deze kosten toewijsbaar. De rechtbank neemt in aanmerking de kosten die blijken uit de in het geding gebrachte beslagstukken. Toewijsbaar is aldus een bedrag van € 1.614,01 wegens exploitkosten, € 676,00 wegens griffierecht en € 1.880,00 (1 punt volgens het liquidatietarief op basis van het toe te wijzen bedrag) voor kosten van de advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan Start Foundation te betalen een bedrag van € 152.275,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 150.000,00, met ingang van 14 april 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Start Foundation tot dit vonnis vastgesteld op € 9.071,06 en € 4.170,01 wegens beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze bedragen met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.
type: DdD
coll: JG