ECLI:NL:RBNHO:2023:477

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
10087239 \ CV EXPL 22-3250
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van (pre)contractuele informatieplichten in een abonnementsovereenkomst tussen een handelaar en een consument

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen NS Reizigers B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een abonnementsovereenkomst waarbij de eisende partij, NS Reizigers B.V., stelt dat de overeenkomst tot stand komt na een succesvolle iDeal-betaling. De kantonrechter heeft de eisende partij in een tussenvonnis van 1 december 2022 de gelegenheid gegeven om haar vordering nader toe te lichten, wat heeft geleid tot een akte van 29 december 2022.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de informatieplichten zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m lid 1 onder h en 6:230v lid 7 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betreft de verplichting om de consument voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst te informeren over het herroepingsrecht en de wijze van betaling. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat deze informatie tijdig en op een duidelijke manier is verstrekt.

Als gevolg van deze tekortkomingen heeft de kantonrechter besloten dat de herroepingstermijn is verlengd en dat de overeenkomst gedeeltelijk zal worden vernietigd. De kantonrechter heeft een bedrag van € 5,38 aan abonnementsgelden toegewezen, evenals een bedrag van € 243,74 aan reiskosten. De totale hoofdsom die de gedaagde partij aan de eisende partij moet betalen, is vastgesteld op € 199,87, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde partij is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op een totaal van € 272,22.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10087239 \ CV EXPL 22-3250
Uitspraakdatum: 12 januari 2023 (bij vervroeging)
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Reizigers B.V.
gevestigd te Utrecht
de eisende partij
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 1 december 2022 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten, hetgeen zij bij akte van 29 december 2022 heeft gedaan.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Er bestaat geen aanleiding om daarop terug te komen.
De abonnementsovereenkomst; artikel 6:230v lid 3 BW
2.2.
De eisende partij heeft gesteld en onderbouwd dat de abonnementsovereenkomst tot stand komt na een succesvolle (eerste) iDealbetaling en niet met het aanklikken van een bestelknop. De kantonrechter is van oordeel dat hiermee is voldaan aan de vereisten van artikel 6:230v lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De eisende partij heeft het bestelproces immers zo ingericht dat het voor de consument op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt.
De abonnementsovereenkomst; overige essentiële (pre)contractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij vindt dat zij voor wat betreft de abonnementsovereenkomst heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafdrukken van het bestelproces en een bestelbevestiging voorzien van een toelichting overgelegd.
2.4.
De kantonrechter vindt dat niet voldoende. Uit deze toelichting en stukken blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft voldaan aan de (essentiële) informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW. De eisende partij heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat zij de gedaagde partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft gewezen op het herroepingsrecht.
2.5.
De in artikel 6:230m lid 1, onder a, e, o en p, BW genoemde informatie dient op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zijn bestelling plaatst, te worden verstrekt (artikel 6:230v lid 2 BW). De eisende partij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat aan deze wettelijke eis is voldaan.
2.6.
Ook voor wat betreft de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW heeft de eisende partij nog steeds niet (voldoende) gesteld en onderbouwd dat deze is nagekomen. De bestelbevestiging bevat namelijk geen informatie over de wijze van betaling zoals bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder g BW. Dat de gedaagde partij voor de betaling een factuur zal ontvangen, zoals de eisende partij stelt, volstaat niet. Daaruit blijkt namelijk niet dat die betalingswijze op een duurzame gegevensdrager aan de gedaagde partij is bevestigd.
2.7.
De kantonrechter zal voor deze twee schendingen een sanctie toepassen.
Welke sancties horen hierbij?
2.8.
De schending van het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, doch met ten hoogste twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Nu deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst heeft willen herroepen, zal de kantonrechter aan dit gebrek enkel de hieronder te noemen sanctie verbinden.
2.9.
Zoals in het tussenvonnis is overwogen zal de overeenkomst gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde abonnementsgelden. De sanctie wordt toegepast op het oorspronkelijk door de gedaagde partij verschuldigde bedrag, zodat daarvan resteert een bedrag van € 17,25‬ (€ 23,00 x 0.75) aan abonnementsgelden. Een bedrag van € 11,87 is door de eisende partij gecrediteerd. Dit bedrag strekt in mindering op de abonnementsgelden, zodat een bedrag van € 5,38 toewijsbaar is.
De reisovereenkomst: artikel 6:230h lid 5 BW
2.10.
De eisende partij heeft in haar akte aangegeven het eens te zijn met de kantonrechter dat de reisovereenkomst valt onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. De reisovereenkomst komt namelijk tot stand wanneer de reiziger instapt en eindigt wanneer deze uitstapt. De eisende partij heeft voldoende onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten als genoemd in artikel 6:230h lid 5 BW, zodat een bedrag van € 243,74‬ aan reiskosten toewijsbaar is.
Conclusie en kosten
2.11.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 249,12‬ (€ 5,38 + € 243,74‬) aan hoofdsom toewijsbaar. In de akte heeft de eisende partij aangegeven dat zij de gedaagde partij per abuis heeft gedagvaard voor een hoofdsom van € 159,87, terwijl dit in werkelijkheid € 254,87 had moeten zijn. Daar deze fout in het voordeel is van de gedaagde partij, laat de eisende partij dit ongewijzigd, aldus de eisende partij. De kantonrechter zal dan ook een bedrag van
€ 159,87 aan hoofdsom toewijzen.
2.12.
De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over deze hoofdsom, tot een bedrag van € 40,00.
2.13.
De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.14.
De gedaagde partij wordt (grotendeels) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de genomen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 199,87, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 159,87 vanaf 23 augustus 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,22 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 37,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter