ECLI:NL:RBNHO:2023:4964

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
22/3590
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor de realisatie van twee appartementen in strijd met bestemmingsplan en Parapluplan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eisers, FG Governors & Engine Parts B.V., tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor de realisatie van twee appartementen op een perceel in Hoofddorp. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer afgewezen, omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan ‘Hoofddorp Noord’ en het Parapluplan parkeerregels. De rechtbank behandelt het beroep op 13 april 2023 en oordeelt dat de weigering van de omgevingsvergunning in redelijkheid is genomen. De rechtbank stelt vast dat de huidige aanvraag te weinig verschilt van een eerdere aanvraag die ook was afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen rechten kunnen worden ontleend aan een ontwerpbestemmingsplan, omdat dit nog niet is vastgesteld. De eisers hebben ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van gelijke gevallen, aangezien eerdere vergunningen in de buurt foutief zijn verleend. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de weigering van de omgevingsvergunning.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3590

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2023 in de zaak tussen

FG Governors & Engine Parts B.V., uit Hoofddorp , en

[eiseres] ,uit [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. D.W. Giltay Veth),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigde: mr. L. Konijn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor de realisatie van twee appartementen op de [adres 1] te [vestigingsplaats] (het perceel).
1.1
Verweerder heeft de aanvraag van eisers tot verlening van een omgevingsvergunning met het besluit van 5 augustus 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 juni 2022 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Hiertegen hebben eisers beroep ingesteld.
1.2
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2.1
Eisers hebben op 18 mei 2021 een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het verbouwen van de eerste verdieping van een bedrijfsruimte aan de [adres 1] te [vestigingsplaats] tot twee appartementen.
2.2
Eerder is op 25 oktober 2017 een door eiser [eiseres] gevraagde omgevingsvergunning voor de realisatie van één appartement op dezelfde locatie geweigerd. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het appartement in strijd is met de ruimtelijk ordening, omdat het niet past in de voorgenomen transformatie tot woongebied, wegens de omstandigheden dat het slechts om één woning gaat, die woning wordt omringd door bedrijfsruimten, het bedrijf en de woning onderling toegankelijk zijn en gebruik maken van dezelfde entree. Dit weigeringsbesluit is na een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), waarin het hoger beroep ongegrond is verklaard, onherroepelijk geworden. [1] De Afdeling oordeelde dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat het aangevraagde project in strijd was met de ruimtelijke ordening.
2.3
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Hoofddorp Noord’ (het bestemmingsplan) en het bestemmingsplan Parapluplan parkeerregels (het Parapluplan). Het perceel heeft de enkelbestemming ‘Gemengd-1’ en heeft geen verdere functieaanduiding. Ingevolge artikel 10 van de planregels van het bestemmingsplan zijn bedrijven toegestaan met de milieucategorie 1, 2, en 3.1.
3. Verweerder heeft de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd, omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en het Parapluplan.
3.1
Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan, omdat gronden met de bestemming ‘Gemengd-1’, zonder verdere aanduiding, niet gebruikt mogen worden voor woondoeleinden.
Het bestemmingsplan kent geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheid voor het bouwplan dat eisers willen realiseren.
Er is wel een afwijkingsmogelijkheid op grond van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), gelezen in samenhang met artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Om te bepalen of verweerder hiervan gebruik wil maken, heeft verweerder advies gevraagd aan de Werkgroep Ruimtelijke Advisering. Die heeft een negatief advies gegeven, omdat volgens het bestemmingsplan bedrijven in de milieucategorie 3.1 en soms 3.2 zich in de nabije omgeving van het project kunnen vestigen. Het realiseren van woningen kan beperkend werken voor zowel de reeds daar gevestigde bedrijven als voor toekomstige bedrijven. Om bedrijfsvestiging in de categorie 3 mogelijk te blijven houden, is het niet gewenst om woningbouw op deze locatie te laten plaatsvinden.
3.2
Het bouwplan is ook in strijd met het Parapluplan, omdat niet in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien op eigen terrein. Daarmee is het bouwplan in strijd met artikel 3.2.1 van het Parapluplan. Voor deze regel bestaat er wel een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid, maar daar wil verweerder geen gebruik van maken. Het is verweerder uit de aanvraag noch uit het verhandelde tijdens de bezwaarprocedure gebleken op welke wijze in de nodige ruimte voor parkeren wordt voorzien. Ook ziet verweerder in de enkele constatering van eisers dat er op eigen terrein geen ruimte is, geen bijzondere omstandigheid is om af te wijken. Omdat juist het niet kunnen voldoen aan de parkeerverplichting op eigen terrein als strijdig gebruik wordt aangemerkt, leidt een dergelijke toepassing van deze binnenplanse afwijkingsmogelijkheid er namelijk toe dat de werking van het Parapluplan wordt ondergraven.

Beoordeling door de rechtbank

4.1
De rechtbank beoordeelt of verweerder de gevraagde omgevingsvergunning voor de realisatie van twee appartementen in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4.2
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Omvang van het geding
5. Voordat de rechtbank aan de bespreking van de beroepsgronden toekomt stelt zij eerst de omvang van het geding in beroep vast. Ter zitting hebben eisers voor het eerst een verklaring overgelegd, waarin de eigenaar van het op [adres 2] gevestigde bedrijf Tulen Machines B.V. verklaart drie van zijn parkeerplekken aan eisers beschikbaar te stellen. Daarmee doen eisers een beroep op de afwijkingsmogelijkheid zoals opgenomen in artikel 3.2.4, onder a, van het Parapluplan. Eisers hebben dan wel in bezwaar genoemd dat zij eventueel parkeerplaatsen bij kunnen huren, maar hebben deze stelling toen niet nader onderbouwd. In het beroepschrift hebben eisers deze stelling niet herhaald. Voor zover eisers hebben verzocht hetgeen eerder in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen, overweegt de rechtbank dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat uit het in algemene zin herhalen en inlassen van het bezwaarschrift niet is af te leiden waarom eisers van oordeel zijn dat de beslissing op bezwaar niet alsnog deugdelijk is gemotiveerd ten opzichte van het primaire besluit. [2] Verweerder is op de parkeereis ingegaan in de beslissing op bezwaar. De rechtbank laat de grond over het op andere wijze kunnen voorzien in voldoende parkeerplekken daarom buiten beschouwing. De overige beroepsgronden zullen in het hierna volgende aan de orde komen.
De ruimtelijke ordening
6.1
Eisers voeren aan dat het huidige bouwplan verschilt van het vorige bouwplan waarover de Afdeling een uitspraak heeft gedaan en heeft geoordeeld dat het bouwplan dat voorzag in het verbouwen van het bedrijfspand tot één appartement in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De reden van de weigering van de omgevingsvergunning voor het vorige bouwplan is in de huidige aanvraag verwerkt. Het huidige bouwplan voorziet in twee appartementen, waardoor er nu een woonblok wordt gecreëerd, in plaats van één woning. Verweerder had daarom een nieuwe ruimtelijke onderbouwing voor de weigering van de onderhavige omgevingsvergunning moeten maken.
Tevens stellen eisers dat het pand feitelijk wordt omgeven door bedrijfsactiviteiten die milieucategorie 1.0 niet overschrijden. Het is daarom onredelijk dat verweerder wat betreft de ruimtelijke ordening kijkt naar de milieucategorieën die het bestemmingsplan mogelijk maakt, terwijl de feitelijke situatie heel anders is.
6.2
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij zijn toetsing uit dient te gaan van dat wat mogelijk is op grond van het bestemmingsplan. Dat is hier een milieucategorie van 1, 2 en 3.1. Voor de toetsing is niet van belang welke milieucategorieën er feitelijk om het pand van eisers heen zitten.
6.3
Voorts is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het huidige bouwplan niet dusdanig van het onderhavige bouwplan verschilt dat verweerder een nieuwe ruimtelijke onderbouwing had moeten maken. Ten eerste blijft het een feit dat een woning, of het nu één of twee appartementen betreft, een andere ruimtelijke uitstraling heeft op de omgeving dan een bedrijf, ook al verandert er aan de buitenkant van het pand niets tot weinig. De omliggende bedrijven kunnen door één of twee woningen in hun nabije omgeving worden beperkt in hun bedrijfsmogelijkheden. Ten tweede worden in het huidige bouwplan de appartementen nog steeds omringd door bedrijfsruimten. Ten derde maken het bedrijf op de begane grond en de appartementen op de eerste verdieping in het huidige bouwplan nog steeds gebruik van dezelfde entree. Verweerder heeft daarom, wat betreft de ruimtelijke ordening, kunnen verwijzen naar de eerdere weigering, die de Afdeling in stand heeft gelaten. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Anticiperen op het nieuwe (ontwerp)bestemmingsplan
7.1
Eisers voeren aan dat verweerder had moeten anticiperen op het ontwerpbestemmingsplan ‘Hoofdweg 583 ca’ (het ontwerpbestemmingsplan). Daaruit volgt namelijk dat verweerder voor de aan dat plangebied grenzende bedrijven wel bereid is om te kijken naar het feitelijk gebruik wat betreft de milieucategorieën, in plaats van vast te houden aan wat de planregels toestaan. Verweerder heeft in bijlage 2, Onderdeel Rapport inzake Milieuzonering Hoofddorp namelijk de volgende passage in opgenomen:
‘op basis van de vergunde situaties blijkt dat alle direct aan het plangebied grenzende bedrijven activiteiten uitvoeren tot en met categorie 2. Dit betekent dat op basis van de vergunde activiteiten volstaan zou kunnen worden met een kleinere afstand van 10 meter, in sommige gevallen zelfs 0 meter.’Omdat het perceel van eisers zich op nog geen 80 meter van het plangebied bevindt waar het ontwerpbestemmingsplan op ziet, moet dit ook gelden voor hun pand.
7.2
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat aan een ontwerpbestemmingsplan geen rechten ontleend kunnen worden, omdat nog niet voorzienbaar is dat dit bestemmingsplan vastgesteld gaat worden zoals is beoogd in het ontwerpbestemmingsplan. Verweerder heeft namelijk ter zitting verklaard dat er tegen het ontwerpbestemmingsplan meerdere zienswijzen zijn ingediend, die juist zien op die kleinere (richt)afstanden. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Gelijkheidsbeginsel
8.1
Eisers hebben een lijst aangeleverd met vergelijkbare percelen in de buurt van het perceel van eisers waar verweerder wel een omgevingsvergunning heeft verleend voor de bestemming ‘wonen’. Verweerder heeft een document overgelegd waaruit blijkt dat in een aantal van de door eisers aangedragen gevallen de omgevingsvergunning per abuis is verleend. In beroep stellen eisers zich op het standpunt dat deze gevallen niet per abuis vergund zijn. Daartoe hebben zij ingevolge artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo) bij verweerder een verzoek om openbaarmaking van de daarvoor relevante stukken ingediend. Omdat volgens eisers uit het naar aanleiding van dit verzoek ontvangen stuk blijkt dat de percelen [adres 3] tot en met [nummer] wel met een duidelijke bedoeling een omgevingsvergunning voor de bestemming ‘wonen’ hebben gekregen, dient verweerder voor deze gevallen alsnog het beroep op het gelijkheidsbeginsel te beoordelen. Eisers wijzen daarbij specifiek nog op [adres 5] . Dit perceel ligt net als onderhavig perceel in een milieuzone op bedrijventerrein Hoofddorp Noord, maar is inmiddels wel in het bezit van een omgevingsvergunning.
8.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen, omdat geen sprake is van gelijke gevallen. De omgevingsvergunningen waar eisers op doelen zijn weldegelijk foutief verleend. Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraak van deze rechtbank van 30 april 2021, waarin de aangevoerde adressen reeds in het kader van het gelijkheidsbeginsel zijn beoordeeld. [3] Deze omgevingsvergunningen zijn inmiddels onherroepelijk. Volgens vaste jurisprudentie strekt het gelijkheidsbeginsel niet zo ver dat verweerder gehouden is om een in het verleden gemaakte fout te herhalen. [4]
8.3
De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen. De adressen die eisers in de bezwaarfase reeds hebben aangevoerd zijn al voldoende besproken en weerlegt in de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2020, waarin eisers de appelanten waren en in de uitspraak van deze rechtbank van 30 april 2021. In de uitspraak van deze rechtbank van 30 april 2021, waar het ging om een omgevingsvergunning voor het realiseren van twee appartementen aan de [adres 4] in Hoofddorp, heeft de rechtbank geoordeeld dat de woningen aan de [adres 3] tot en met [nummer] zijn vergund onder een voorgaand bestemmingplan. Hiervan uitgaande is er dus geen sprake van een gelijk geval.
In beroep is verder alleen [adres 5] nieuw aangevoerd in het kader van het gelijkheidsbeginsel. In de voornoemde uitspraak van deze rechtbank is daarover echter ook al geoordeeld. Uit deze uitspraak blijkt dat bij de verlening van de omgevingsvergunning voor dit pand een beoordelingsfout is gemaakt. Alhoewel de rechtbank begrijpt dat dit onrechtvaardig overkomt, strekt het beroep op het gelijkheidsbeginsel, zoals verweerder ook aanvoert, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling niet zo ver dat verweerder een gemaakte fout moet herhalen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de gevraagde omgevingsvergunning tot de realisatie van twee appartementen in redelijkheid heeft mogen weigeren. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.10
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
o 1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
o 2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
o 3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…)
Besluit omgevingsrecht, bijlage II
Artikel 4
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein.
Bestemmingsplan Hoofddorp Noord
Artikel 10 Gemengd - 1
De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven behorende tot bedrijfscategorie 1, 2, of 3.1 of zoals opgenomen in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
bedrijven behorende tot bedrijfscategorie 3.2 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’;
creatieve industrie;
horecavoorzieningen in categorie 1 of 2;
bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
bouwmarkten ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel volumineus’;
detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
fitnesscentra of naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen sportvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘sport’
met daarbij behorend(e):
verhardingen, in- en uitritten;
groen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
parkeervoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.
met dien verstande dat:
geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en/of het Vuurwerkbesluit, opslag hieronder begrepen, niet zijn toegestaan.
10.4
Specifieke gebruiksregels
10.4.1.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
(…)
a. het gebruik van bedrijfswoningen ten behoeve van zelfstandige bewoning;
(…)
Parapluplan Parkeerregels
Artikel 3.2 Parkeren, stallen, laden, lossen
3.2.1
Reserveren en inrichten ruimte voor parkeren, stallen, laden, lossen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een wijziging van het gebruik van gronden of bouwwerken geldt, dat op eigen terrein in voldoende mate ruimte moet zijn gereserveerd en ingericht en in stand worden gehouden voor het parkeren, stallen, laden en/of lossen van voertuigen met inachtneming van de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in het geldende parkeerbeleid van Haarlemmermeer.
3.2.4
Afwijken
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1, indien:
a. op basis van gegronde redenen aangetoond kan worden dat het voldoen aan deze bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, en bovendien
b. op andere wijze in de nodige ruimte voor het parkeren, stallen laden en/of lossen van voertuigen blijvend wordt voorzien.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:522.
2.Zie bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 9 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3215, r.o. 16.
3.Rechtbank Noord-Holland, 30 april 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:4149.
4.Zie bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:320.