ECLI:NL:RBNHO:2023:5106

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
HAA 23/2809 en 23/2810
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • mr. drs. J.H.A.C. Everaerts
  • mr. I.E. Molin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling zelfstandigheid van woonruimte in relatie tot de kostendelersnorm

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt een verzoek om voorlopige voorziening behandeld in het kader van de Participatiewet (Pw). Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.C. Walker, heeft beroep ingesteld tegen de toepassing van de kostendelersnorm door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder, vertegenwoordigd door J. Kieviet. De voorzieningenrechter heeft op 31 mei 2023 uitspraak gedaan.

Eiser woont in een stacaravan die is geplaatst op het terrein van een andere bewoner. De voorzieningenrechter moet beoordelen of deze stacaravan als zelfstandige woning kan worden aangemerkt. Eiser stelt dat de stacaravan beschikt over alle noodzakelijke voorzieningen en dat hij zelfstandig woont, terwijl verweerder van mening is dat de stacaravan onderdeel uitmaakt van de woning van de hoofdbewoner, waardoor de kostendelersnorm van toepassing is.

De voorzieningenrechter concludeert dat de stacaravan van eiser inderdaad een zelfstandige woning is, omdat deze beschikt over een eigen toegang en alle elementaire woonvoorzieningen. De voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit van verweerder en herroept het primaire besluit, waardoor de toepassing van de kostendelersnorm onterecht is. Eiser krijgt recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 23/2809 en 23/2810
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 mei 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.C. Walker),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigde: J. Kieviet).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser tegen de toekenning van bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) met toepassing van de kostendelersnorm. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 9 november 2022 aan eiser een uitkering toegekend vanaf 13 september 2022 waarbij de kostendelersnorm voor een driepersoonshuishouden is toegepast. Met het bestreden besluit van 16 maart 2023 op het bezwaar van verzoeker is verweerder bij dit besluit gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Het geschil
2. Verzoeker heeft op 13 september 2022 een aanvraag gedaan voor een bijstandsuitkering. Verweerder heeft vervolgens een onderzoek ingesteld naar het hoofdverblijf van verzoeker. Vast staat dat verzoeker in een stacaravan woont die is geplaatst op het terrein van de heer [naam] ( [naam] ) op het adres [adres] . Laatstgenoemde woont zelf ook op het perceel. De vraag die voorligt is of de stacaravan van verzoeker aangemerkt kan worden als een zelfstandige woning dan wel moet worden beschouwd als onderdeel van de woning van [naam] . Dat laatste is het standpunt van verweerder en daarom moet verzoeker volgens verweerder beschouwd worden als een zogeheten kostendelende medebewoner als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de Pw. Verweerder heeft op de bijstandsuitkering van verzoeker dan ook de kostendelersnorm toegepast. Verzoeker is daarentegen van mening dat de stacaravan een zelfstandige woning is en dat verweerder zijn uitkering ten onrechte heeft verlaagd met de kostendelersnorm.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
3. In artikel 19a, eerste lid, van de Pw, is bepaald dat onder kostendelende medebewoner wordt verstaan de persoon die in dezelfde woning als belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft en geen echtgenoot of huurder is.
4. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de wetsgeschiedenis en vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] volgt dat voor het begrip woning moet worden aangesloten bij de Huursubsidiewet. In de uitvoering van de Huursubsidiewet wordt onder een woning een zelfstandige woning verstaan, dat wil zeggen een woning voorzien van een eigen toegang, waarbij geen wezenlijke woonfuncties zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen wordt gedeeld. Eigen toegang houdt in dat men de woonruimte kan bereiken zonder daarbij vertrekken of gangen te hoeven passeren waarover anderen zeggenschap hebben, omdat zij huurder of eigenaar zijn. Dit gold onder de vigeur van de voorheen van kracht zijnde Wet Werk en Bijstand, maar deze rechtspraak heeft ook zijn gelding behouden onder de Pw.
5. De voorzieningenrechter stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat de stacaravan van verzoeker een eigen toegang heeft en beschikt over alle elementaire woonvoorzieningen, zoals woon- en slaapgelegenheid, een was- en kookgelegenheid, en een toilet. Bovendien is de stacaravan aangesloten op gas-, water-, en elektriciteit. Feit is dan ook dat verzoeker zelfstandig in de stacaravan woont met geheel eigen voorzieningen en in dat opzicht geen beroep hoeft te doen op [naam] , die op een ander gedeelte van het perceel zijn woning heeft. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de woonruimte van verzoeker moet worden aangemerkt als een zelfstandige woning, zodat verweerder de kostendelersnorm ten onrechte heeft toegepast. Dat de stacaravan geen eigen kadastrale registratie heeft, maakt dat niet anders.
6. Verweerder heeft in het bestreden besluit een vergelijking gemaakt met de situatie welke door de CRvB is beoordeeld in haar uitspraak van 28 september 2021 [2] , maar die vergelijking gaat mank, reeds omdat in de in die zaak in geding zijnde toercaravan – anders dan in het geval van verzoeker – eigen sanitaire voorzieningen ontbraken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. De voorzieningenrechter vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op de kostendelersnorm en herroept ook in zoverre het primaire besluit. Deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde deel van het bestreden besluit.
8. Omdat het beroep gegrond is, is er geen aanleiding meer voor een voorlopige voorziening. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de voorzieningenrechter deelgenomen. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.511,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op de kostendelersnorm;
- herroept in zoverre het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 100,- (twee maal) aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.511,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de CRvB van 25 september 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX8470 en 25 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2120.