In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een Wajong-uitkering. Eiser had op 20 november 2020 een Wajong-uitkering aangevraagd, maar deze aanvraag werd door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de criteria voor een Wajong-uitkering. Eiser beschikte niet over basale werknemersvaardigheden en zijn arbeidsvermogen was verloren gegaan, maar dit viel buiten de verzekerde periode. De rechtbank oordeelt dat verweerder op basis van de medische en arbeidskundige onderzoeken terecht heeft vastgesteld dat eiser op zijn 18de en in de vijf jaar daarna arbeidsvermogen had. De rechtbank wijst erop dat bij een laattijdige aanvraag de bewijslast bij de aanvrager ligt, en dat het moeilijker is om een medisch beeld vast te stellen na verloop van tijd.
De rechtbank heeft de afwijzing van de Wajong-uitkering van eiser beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden en concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat eiser in de relevante periode geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer en is openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.