2.16Eiser heeft tegen de opheffing van de last onder bestuursdwang geen bezwaar gemaakt.
3. Partijen zijn verdeeld over de vraag of het houden van de dieren door derde-partij op het perceel in strijd is met de bestemming ‘Wonen’ en of de door verweerder aan derde-partij opgelegde last onder bestuursdwang wel verstrekkend genoeg was.
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte hun handhavingsverzoek ten aanzien van het houden de dieren heeft afgewezen. Het houden van dieren is niet in overeenstemming met de bestemmingen ‘Wonen’ en ‘Tuin’. Het houden van dieren heeft een structureel karakter. De toezichthouders hebben tijdens de controle geconstateerd dat de dieren op verschillende plaatsen op het perceel aanwezig en gehuisvest zijn, zowel binnen als buiten. Ook lopen dieren los rond op het terrein. Het is een feit van algemene bekendheid dat van het houden van dieren op deze wijze een bepaalde mate van geur- en geluidsoverlast uitgaat als er geen speciale maatregelen worden getroffen om die overlast te voorkomen. Uit de foto’s die eiser bij het handhavingsverzoek heeft overgelegd, blijkt dat uitwerpselen van de dieren en etensresten overal op het erf aanwezig zijn en niet regelmatig worden opgeruimd. Ondanks de opgelegde last onder bestuursdwang verandert er nagenoeg niets. Eiser ziet dat de rommel en vuiligheid en het aantal te houden dieren weer toeneemt. Ook wijst eiser er op dat het perceel van derde-partij gesitueerd is in een woonwijk, binnen de bebouwde kom. De aangrenzende percelen hebben allemaal een woonfunctie. De achtertuinen van de percelen grenzen aan gronden met een agrarische bestemming. Ten slotte wijst eiser nogmaals op een uitspraak van de Afdeling van 5 september 2018 waarin het houden van dieren wel in strijd met de woonbestemming werd geacht, gezien de continuïteit, de aard en de omvang. De Afdeling woog mee dat het om een perceel in een woonwijk ging, dat de dieren zowel in- als uitpandig werden gehouden en dat de dieren vrij waren om zich over het gehele perceel te bewegen. Deze zaak is casuïstisch gezien nagenoeg gelijkluidend.
De reactie van derde-partij
5. Derde-partij heeft in reactie op het beroep het volgende naar voren gebracht. Voorop wordt gesteld dat eiser al meer dan tien jaar naast hem woont en nog nooit over overlast heeft geklaagd. Hij vermoedt dat de relatie is verslechterd omdat hij niet wilde meewerken aan het plaatsen van een nieuwe schutting. Nadat verweerder in 2021 heeft gecontroleerd, heeft hij maatregelen getroffen en zijn erf in voldoende mate opgeruimd om te voldoen aan de eisen die zijn gesteld. Er is toen ook niet gesproken over de hoeveelheid van zijn dieren.
Het perceel ligt niet in een woonwijk maar is landelijk gelegen. De woning op het perceel is zijn ouderlijk huis. Zijn vader hield al hobbymatig verschillende dieren en hij heeft die hobby voortgezet. Er is geen sprake van een bedrijfsmatige activiteit met een commercieel doel. De uitspraak van de Afdeling waar eiser naar verwijst, ziet op een andere situatie namelijk het beëindigen van een (bedrijfsmatige) agrarische bedrijf. Dat is hier niet het geval. Ook ontkent derde-partij dat zijn dieren lawaai maken of dat er stankoverlast is. Het voer voor de dieren wordt in afgesloten tonnen opgeslagen en vers voer wordt afgedekt. Als er ongedierte op af komt, treft hij direct maatregelen. Zijn perceel is 1000 m2 groot en grenst maar aan een zijde aan een woning en deze staat op het perceel van eiser. Ten slotte heeft derde-partij ter zitting nog aangegeven dat hij naar aanleiding van de klachten van de buren, geen mesthoop meer op zijn terrein heeft maar de mest meteen afvoert.
De reactie van verweerder
6. Verweerder stelt vast dat tijdens de controle van de toezichthouders op 22 juli 2021 op het perceel van derde-partij is geconstateerd dat de staat van het terrein gevaarlijk en ongezond was. Daarom is besloten handhavend op te treden. De toezichthouders hebben toen ook geconstateerd dat op diverse plekken op het terrein dieren zijn gehuisvest en sommige dieren ook vrij rondlopen. De dieren zagen er goed uit. Ook de verblijven van de dieren zagen er schoon uit en waren voorzien van vers hooi en stro. Achter op het terrein is een buitenruimte waar de pony’s kunnen rondlopen. Deze ruimte was vrij van uitwerpselen. Verweerder acht het aantal dieren passend binnen een woonbestemming. In tegenstelling tot de zaak waar eiser aan refereert, zijn de dieren gehuisvest in daarvoor geëigende hokken en verblijven, met uitzondering van de kippen die zich vrij over het perceel bewegen. Ook is de door eiser aangegeven oorzaak van overlast van ongedierte niet specifiek toe te rekenen aan het houden van dieren op het perceel van derde-partij. Volgens de Nederlandse Vereniging van Plaagdierenmanagement Bedrijven (NVPB) neemt het aantal meldingen van overlast door dieren (ratten, muizen, mollen en geleedpotigen) elk jaar toe. Dit komt grotendeels door de veranderingen van het klimaat. Ten slotte bevatte de opgelegde last onder bestuursdwang voldoende maatregelen om aan eventuele overmatige geur en overlast een einde te maken. Tijdens een recente controle is door de toezichthouder geen geuroverlast geconstateerd. De last onder bestuursdwang is ook per 12 mei 2022 opgeheven omdat derde-partij de strijdigheid binnen de begunstigingstermijn heeft opgeheven.
De beoordeling van de rechtbank