ECLI:NL:RBNHO:2023:5271

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
10183255 \ CV EXPL 22-5221
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over gebreken na auto-reparatie en stelplicht van de eiser

In deze civiele procedure heeft eiser, een particulier, Louwman PR B.V. aangeklaagd wegens gebreken aan haar auto na reparatie. Eiser, die de auto in eigendom had sinds 30 november 2021, stelde dat Louwman tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst door gebrekkig werk te leveren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gepresenteerd om aan te tonen dat er een causaal verband bestaat tussen de door Louwman uitgevoerde werkzaamheden en de nieuwe problemen met de auto. Eiser heeft in haar dagvaarding niet duidelijk gemaakt welke specifieke tekortkomingen Louwman heeft begaan en heeft niet voldaan aan haar stelplicht. Louwman heeft daarentegen uitvoerig onderbouwd dat de problemen met de auto niet het gevolg zijn van haar werkzaamheden. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om over te gaan tot bewijslevering, omdat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims. De vordering van eiser is afgewezen, en zij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10183255 \ CV EXPL 22-5221 BL
Uitspraakdatum: 7 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. S. Yadegari
toevoeging: 4PE6510
tegen
de besloten vennootschap
Louwman PR B.V., mede handelend onder de naam
Louwman Peugeot [plaats]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: Louwman
gemachtigde: mr. A.M. Korremans
De zaak in het kort
Louwman heeft de auto van [eiser] gerepareerd. Kort daarna kreeg [eiser] opnieuw problemen met de auto. [eiser] stelt Louwman aansprakelijk voor die gebreken. Volgens Louwman kan er geen verband bestaan tussen haar werkzaamheden en de nieuwe problemen.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Louwman is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst die partijen hebben gesloten. [eiser] volstaat met algemeenheden, en specificeert onvoldoende wat Louwman niet goed zou hebben gedaan en waarop zij dat baseert. Daarmee heeft [eiser] niet voldaan aan haar stelplicht en bestaat geen aanleiding om over te gaan tot bewijslevering. De vordering wordt dus afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 31 oktober 2022 een vordering tegen Louwman ingesteld. Louwman heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Louwman een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is sinds 30 november 2021 eigenaar geweest van een personenauto met kenteken [kenteken] , merk Peugeot, bouwjaar 2012 (verder: de auto). Kort daarna is de turbo van de auto vervangen door een onbekende derde.
2.2.
Op 1 maart 2022 en op 9 mei 2022 heeft Louwman in opdracht van [eiser] reparatiewerkzaamheden aan de auto verricht.
2.3.
Omstreeks 23 mei 2022 is de auto in verband met problemen naar garage Van Mossel in [plaats] gebracht. Na diagnose heeft Van Mossel een reparatieadvies gegeven.
2.4.
In een brief van 6 juli 2022 is Louwman door [eiser] in gebreke gesteld, en gesommeerd om uiterlijk op 21 juli 2022 de auto op te halen voor kosteloos herstel van gebreken, die als volgt zijn omschreven:
“Reparatie advies na diagnose:
  • klepdeksel vervangen;
  • katalysator vervangen doordat die compleet is verbrand;
  • regelventiel turbo vervangen;
  • turbo goed monteren;
  • motor sterk vervuild door geen goeie verbranding dit komt door klepdeksel en turbo dat volgens hun niet goed gerepareerd is en daardoor is de ketting ook niet meer in de juiste stand, de hele motor heeft een klap gekregen.”
2.5.
Louwman heeft hierop gereageerd in een brief van 27 juli 2022. Daarin stelt zij zich op het standpunt – samengevat – dat de huidige problemen van de auto niet veroorzaakt zijn door de reparatiewerkzaamheden van Louwman, maar door het niet goed vervangen van de turbo.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat Louwman – samengevat – is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, dat nadere aanmaning van Louwman nutteloos is, en dat [eiser] vanaf constatering van het gebrek recht heeft op vergoeding van motorrijtuigenbelasting en kosten voor de verplichte WA-verzekering. Daarbij vordert [eiser] ontbinding van de overeenkomst met veroordeling van Louwman tot betaling van € 1.767,27 als schadevergoeding, te vermeerderen met aanvullende schadeposten en € 320,76 voor buitengerechtelijke kosten. Indien en voor zover de kosten ten tijde van vonniswijzing nog niet bekend of begroot zijn vordert [eiser] verwijzing naar de schadestaatprocedure. Verder vordert [eiser] wettelijke rente en proceskosten. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Louwman de reparatiewerkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd waardoor gebreken aan de auto zijn ontstaan.
3.2.
Louwman betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat er geen causaal verband bestaat tussen de door Louwman uitgevoerde reparatiewerkzaamheden en de door [eiser] gestelde gebreken.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering van [eiser] is gebaseerd op de stelling dat Louwman gebrekkig werk heeft geleverd, en zo doende is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomsten die partijen hebben gesloten. Daarom rust op [eiser] als eisende partij de verplichting om voldoende feiten en omstandigheden te stellen waaruit dit kan worden afgeleid. Welke en hoeveel feiten precies moeten worden aangevoerd hangt onder meer af van het gevoerde verweer. De stelplicht gaat vooraf aan (eventuele) bewijslevering. Als aan bewijslevering wordt toegekomen rust ook de bewijslast van de relevante feiten en omstandigheden op [eiser] . In het kader van een eventuele bewijslevering is een complicerende factor dat [eiser] de auto op enig moment tussen 27 juli 2022 en 31 oktober 2022 heeft verkocht, hetgeen voor haar risico komt.
4.2.
In de dagvaarding stelt [eiser] weinig. Voor de overeenkomst tussen partijen verwijst zij naar de overgelegde facturen van Louwman. [eiser] citeert de gebreken zoals die vermeld staan in haar brief van 6 juli 2022, en volstaat met de stelling dat zij deze gebreken niet hoefde te verwachten na de reparatie. [eiser] geeft geen concrete omschrijving van de opdrachten die zij aan Louwman heeft verstrekt, specificeert niet welke werkzaamheden Louwman heeft verricht en licht niet toe wat het verband is tussen de werkzaamheden van Louwman en de gestelde gebreken. [eiser] heeft in de dagvaarding dus niet duidelijk gemaakt waaruit de tekortkoming van Louwman precies zou bestaan. Voor het standpunt van Louwman verwijst [eiser] naar de onder de feiten genoemde brief van 27 juli 2022, en voor de weerlegging van dit verweer beperkt zij zich tot de onbegrijpelijke zin:
“Louwman stelt dat de turbo nu stuk is omdat zij aan de turbo hebben gezeten, maar niet aan de turbo zelf hebben gezeten”.
4.3.
Louwman heeft op haar beurt uitvoerig toegelicht en onderbouwd welke werkzaamheden zij in opdracht van [eiser] heeft verricht, en waarom er volgens haar geen verband kan bestaan tussen deze werkzaamheden en de door [eiser] gestelde gebreken, waarbij met name van belang is dat Louwman de turbo van de auto nooit heeft ge(de)monteerd. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst Louwman naar – onder meer – haar facturen, digitale werkorders, werkinstructies van de fabrikant en e-mailcorrespondentie die Louwman heeft gevoerd met BOVAG, die door [eiser] bij de kwestie is betrokken.
4.4.
[eiser] is vervolgens in haar conclusie van repliek weer niet inhoudelijk ingegaan op het verweer van Louwman dat een causaal verband tussen de uitgevoerde werkzaamheden en de gestelde gebreken ontbreekt. Zij heeft geen concrete nadere feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit dit verband kan worden afgeleid. [eiser] biedt aan een medewerker van Van Mossel als getuige te horen, die zou kunnen verklaren dat Louwman de reparatie niet goed heeft uitgevoerd. Verder zou ene [persoon] , turbo deskundige, kunnen verklaren dat bij de werkzaamheden van Louwman een groot risico bestaat op het beschadigen van de turbo en dat het motorfalen mogelijk herleidbaar is naar ondermaats door Louwman uitgevoerd werk. [eiser] volstaat opnieuw met algemeenheden, en specificeert op geen enkele manier wat Louwman niet goed zou hebben gedaan en waar zij dat op baseert. Dit is onvoldoende, gelet op het gemotiveerde en onderbouwde verweer van Louwman. [eiser] heeft daarmee niet aan haar stelplicht voldaan, zodat niet aan bewijslevering wordt toegekomen.
4.5.
Verder benadrukt [eiser] in haar conclusie van repliek dat zij aan Louwman de opdracht zou hebben gegeven om de auto 100% in orde te maken, en dat een medewerker van Louwman zou hebben gezegd dat de turbo nu voor de volle 100% in orde was, hetgeen zij door middel van getuigen wil bewijzen. Dit standpunt heeft [eiser] niet eerder ingenomen en blijkt nergens uit. [eiser] heeft geen stukken overgelegd die haar stelling ondersteunen. Louwman daarentegen verwijst voor de inhoud van de opdracht naar door [eiser] goedgekeurde offertes en facturen, en de verklaring van de medewerker van Louwman die bij antwoord is overgelegd. In deze stukken is geen enkel aanknopingspunt te vinden voor de stelling van [eiser] . Ook op dit punt ziet de kantonrechter geen aanleiding om over te gaan tot bewijslevering.
4.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat zij ongelijk krijgt. De door Louwman gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Louwman vordert daarnaast veroordeling van [eiser] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak [1] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten – die worden begroot op € 99,50 aan nasalaris en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis – een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Louwman worden vastgesteld op een bedrag van € 398,00 aan salaris van de gemachtigde van Louwman, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853