ECLI:NL:RBNHO:2023:5345

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
HAA 22/3795
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had een aanvraag ingediend omdat zij zich op 8 juli 2019 ziek had gemeld als operator. Het UWV had vastgesteld dat zij op 13 november 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, namelijk 30,64%, en had haar aanvraag afgewezen. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat haar medische situatie onvoldoende was onderkend, met name haar hernia en psychische klachten. De rechtbank heeft de zaak op 15 mei 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en het UWV aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. De rechtbank vond dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts B&B zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen adequaat waren gemotiveerd. Eiseres had niet voldoende onderbouwd waarom de verzekeringsarts B&B geen informatie had opgevraagd bij de behandelend sector over haar psychische klachten. De rechtbank concludeerde dat het UWV op basis van de medische en arbeidskundige rapporten terecht had geoordeeld dat eiseres per 13 november 2021 in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg en geen recht had op vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3795

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.L. Sarin),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. L.A. Vromans).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen omdat zij minder dan 35%, namelijk 30,64%, arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 13 juni 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als operator voor 27,94 uur per week. Op 8 juli 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 13 november 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 3 juni 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 juni 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 7 juni 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Allereerst verzoekt zij de rechtbank hetgeen in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiseres voert verder aan dat zij het niet eens is met de vastgestelde beperkingen en daarmee de FML. Zij ervaart constante pijn bij het staan, zitten en lopen. Bij eiseres is vastgesteld dat zij een hernia heeft. Haar klachten hebben een versterkende werking op haar psychische gesteldheid. Eiseres voert aan dat het beperkte fysieke onderzoek door de verzekeringsarts B&B onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe de fysieke beperkingen zijn vastgesteld. De vaststelling door de verzekeringsarts B&B komt niet overeen met de informatie die de behandelend specialist heeft verstrekt. Daarnaast vindt eiseres dat de verzekeringsarts B&B niet voldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen informatie heeft opgevraagd bij de behandelend sector wat betreft haar psychische klachten. Dit zou kunnen bijdragen aan een duidelijke diagnose, die volgens de verzekeringsarts B&B ontbreekt. Ook zou het een beeld van de aard van de klachten kunnen geven. Eiseres vindt de stelling van de verzekeringsarts B&B dat haar angst- en paniekklachten kunnen worden ondervangen door beperkingen ten aanzien van deadlines niet logisch. Eiseres is van mening dat het onderzoek niet zorgvuldig is en de beslissing niet draagkrachtig is gemotiveerd. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres brieven van haar neuroloog en anaesthesioloog-pijnspecialist overgelegd.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 13 november 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van wat in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier, waaronder het rapport van de verzekeringsarts met daarin de bevindingen van het lichamelijk en psychisch onderzoek, en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gezien en gesproken tijdens de hoorzitting en haar onderzocht. Ook heeft hij informatie opgevraagd bij de behandelend neuroloog en deze meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
11.1.
Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts B&B ten onrechte geen informatie heeft opgevraagd bij de behandelend sector wat betreft haar psychische klachten. De verzekeringsarts B&B stelt in zijn rapport van 14 november 2022 dat eiseres haar klachten tijdens de hoorzitting duidelijk heeft kunnen toelichten, waaruit de beperkingen konden worden afgeleid. Informatie van de behandelend GGZ, waarin naar alle waarschijnlijkheid de diagnose angst-/paniekstoornis zou zijn bevestigd, zou volgens hem niet van toegevoegde waarde zijn geweest.
11.2.
De rechtbank is van oordeel dat het gegeven dat de verzekeringsarts B&B geen informatie heeft opgevraagd bij de behandelend GGZ, het onderzoek niet onzorgvuldig maakt. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] (de Raad) behoort het tot de specifieke taak en deskundigheid van een verzekeringsarts om medische gegevens te wegen en te vertalen in medische beperkingen. Daarbij mag een verzekeringsarts in beginsel varen op zijn eigen medisch oordeel wat betreft de aan te nemen beperkingen. Raadpleging van de behandelend sector, in dit geval de behandelend GGZ, is aangewezen indien een behandeling een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid van de betrokkene of indien de betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerde afwijkende opvatting heeft over zijn beperkingen. Daarvan is niet gebleken. De rechtbank acht hierbij ook van belang dat eiseres niet heeft aangegeven welke medische informatie van de behandelend GGZ de verzekeringsarts B&B precies gemist zou hebben en tot welke beperkingen deze informatie volgens haar zou moeten leiden. Daarbij had eiseres ook zelf medische informatie ten aanzien van haar psychische klachten bij de verzekeringsarts B&B onder de aandacht kunnen brengen. Dit heeft zij niet gedaan.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
13. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat haar beperkingen zijn onderschat. De verzekeringsarts B&B heeft in de rapporten van 3 juni 2022 en 14 november 2022 ten aanzien van de rugklachten toegelicht dat deze anamnestisch zijn geïnventariseerd en vervolgens getoetst middels lichamelijk onderzoek en informatie van de neuroloog. Hieruit is gebleken dat geen sprake is van een hernia. Wel is sprake van een wortelprikkeling, wat aanleiding geeft voor het aannemen van aanvullende beperkingen ten aanzien van zitten, staan (tijdens het werk), gebogen/getordeerd actief zijn en buigen tot 60 graden. Ten aanzien van de psychische klachten heeft de verzekeringsarts B&B in het rapport van 3 juni 2022 toegelicht dat van een duidelijke diagnose geen sprake is, maar voornamelijk van angstklachten en deels een stemmingscomponent met initiatiefverlies. Dit geeft volgens de verzekeringsarts B&B aanleiding voor een aanvullende beperking voor deadlines. Deze beperking heeft de verzekeringsarts B&B aangenomen in aanvulling op de eerder door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen voor omgaan met conflicten, direct contact met patiënten/hulpbehoevenden en leidinggeven. De rechtbank kan deze toelichtingen volgen.
14. De rechtbank ziet ook in de in beroep door eiseres overgelegde brieven van de neuroloog en anaesthesioloog-pijnspecialist geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld. Ter zitting heeft de gemachtigde van het UWV terecht aangegeven dat de laatste brief van de neuroloog, de brief van 20 mei 2022, al bekend was en door de verzekeringsarts B&B is meegewogen in zijn beoordeling. Daarnaast was de informatie die blijkt uit de brieven van de anaesthesioloog-pijnspecialist met betrekking tot de behandeling door middel van injecties ook al bekend bij de verzekeringsarts B&B. De rechtbank is van oordeel dat uit de overige brieven die eiseres in beroep heeft overgelegd geen informatie blijkt die anders is dan de informatie die staat vermeld in de brief van de neuroloog van 20 mei 2022 die de verzekeringsarts B&B heeft meegewogen in zijn oordeel.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 13 november 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 13 november 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 mei 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 13 mei 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI3734 en 15 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1385.