ECLI:NL:RBNHO:2023:5404

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
8220110 \ CV EXPL 19-19172
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagier wegens annulering van vlucht en beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie na de annulering van een vlucht van Johannesburg naar Amsterdam op 28 september 2017. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slotrestricties opgelegd door de luchtverkeersleiding vanwege slechte weersomstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht daadwerkelijk is geannuleerd en dat de vervoerder in beginsel verplicht is tot compensatie, tenzij hij kan aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder slotberichten, waaruit blijkt dat de luchtverkeersleiding de slottijden heeft gewijzigd. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat de vlucht niet alsnog, zij het met vertraging, had kunnen worden uitgevoerd. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder geen geslaagd beroep kon doen op de buitengewone omstandigheden en dat de vordering van de passagier tot betaling van de hoofdsom moest worden toegewezen.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de vervoerder opgelegd. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier onvoldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. Het vonnis is uitgesproken op 12 april 2023 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8220110 \ CV EXPL 19-19172
Uitspraakdatum: 12 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser],
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 23 september 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 28 september 2017 diende te vervoeren van OR Tambo International Airport, Johannesburg (Zuid Afrika), via Frankfurt International Airport, Frankfurt (Duitsland) naar Amsterdam-Schiphol Airport.
2.2.
De vlucht van Frankfurt naar Amsterdam-Schiphol, met vluchtnummer LH986 (hierna: de vlucht), is geannuleerd.
2.3.
EUclaim B.V. heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 september 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagier is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Wallentin-Hermann C-549/07).
5.3.
De vervoerder voert aan dat de vlucht is geannuleerd wegens verschillende slotrestricties die door de luchtverkeersleiding aan het toestel dat de vlucht zou uitvoeren, zijn opgelegd. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer het vluchtrapport en de ‘slot history” van de vlucht overgelegd. Uit de “Slot Allocation Message” (hierna: SAM) volgt dat de vlucht twee uur voor het geplande vertrek om 06:20 uur (UTC) een gewijzigd slot heeft ontvangen van de luchtverkeersleiding, waardoor de vlucht pas om 08:16 uur (UTC) zou mogen vertrekken. In de “Slot Revision Message” (hierna: SRM) van 05:13 uur (UTC) is vervolgens een nieuw slot van 08:27 uur (UTC) aan de vlucht toegekend. Beide slot’s noemen vertragingscode 84, hetgeen volgens de door de vervoerder overgelegde “Standard IATA Delay Codes” staat voor “
ATFM due to WEATHER AT DESTINATON”, oftewel beperkende instructies van de luchtverkeersleiding vanwege weersomstandigheden te Amsterdam. Om 05:24 uur (UTC) stelde de vervoerder vast dat geen uitzicht bestond op verbetering van het laatst afgegeven slot, waarna de vervoerder de vlucht heeft geannuleerd. Het vluchtrapport van de vlucht vermeldt dat de vlucht is geannuleerd wegens “
excessive slots dest ams”.
5.4.
De kantonrechter gaat voorbij aan de discussie tussen partijen of sprake was van slechte weersomstandigheden, aangezien de vervoerder aan de hand van de slotberichten voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de luchtverkeersleiding het oorspronkelijke slot van de vlucht heeft ingetrokken en meerdere malen een nieuw slot heeft opgelegd vanwege de genoemde weersomstandigheden. De door de luchtverkeersleiding opgelegde slottijden kunnen gezien worden als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan een specifiek toestel op een specifieke dag in de zin van de Verordening, zodat deze een buitengewone omstandigheid kunnen opleveren. Dit neemt niet weg dat de kantonrechter met de passagier van oordeel is dat niet is uitgesloten dat de luchtverkeersleiding na het opleggen van een slot met een latere vertrektijd, een slot had kunnen opleggen met een eerdere vertrektijd. De vervoerder heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. Ook is niet komen vast te staan dat de vlucht vanwege de gewijzigde slottijden alleen kon worden geannuleerd en niet alsnog, zij het met een vertraging, kon worden uitgevoerd. Wellicht heeft de vervoerder keuzes gemaakt die vanuit het oogpunt van de onderneming het meest gunstig waren. Dit betekent echter niet dat de vervoerder geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De vervoerder heeft in dat kader onder meer verwezen naar het vonnis van deze rechtbank van 13 oktober 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:9039), waarin is geoordeeld dat bij het vooruitzicht op een vertraging van 83 minuten de luchtvaartmaatschappij niet gehouden is te wachten op een mogelijk nieuw slot. Anders dan in die zaak is in het onderhavige geval geen sprake van twee aansluitende vluchten die als gevolg van de opgelegde slot-beperkingen al dan niet meer gehaald zou kunnen worden. De passagier zou met een vertraging van minder dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen als de vervoerder gebruik had gemaakt van het laatst toegekende slot van 08:27 uur (UTC). Dat het voor de vervoerder gelet op de doorwerking van de mogelijke vertraging op de navolgende vlucht – vlucht LH987 – beter was om bijtijds maatregelen te nemen om de gevolgen van de slot-beperkingen zo goed als mogelijk te beperken, maakt het voorgaande in het onderhavige geval niet anders. De vervoerder kan dan ook geen geslaagd beroep doen op de buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de annulering van de vlucht te voorkomen dan wel beperken.
5.5.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen.
5.6.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (met de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 september 2017 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 264,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter