ECLI:NL:RBNHO:2023:5428

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
C/15/335589 / HA ZA 23-34
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet inzake ontbinding aannemingsovereenkomst en terugbetaling niet verrichte werkzaamheden

In deze zaak vorderen [eiser/gedaagde2] c.s. van Facility Groep B.V. terugbetaling van niet verrichte maar wel betaalde werkzaamheden, schadevergoeding wegens te late oplevering en een verklaring voor recht dat Facility Groep aansprakelijk is voor ondeugdelijk werk. De rechtbank oordeelt dat de aannemingsovereenkomst op 3 maart 2022 is ontbonden, omdat Facility Groep tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser/gedaagde2] c.s. grotendeels toe, omdat vaststaat dat bepaalde onderdelen van de offerte niet zijn uitgevoerd en dat Facility Groep aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door de te late oplevering. De rechtbank oordeelt dat Facility Groep de ontvangen termijnen van de aanneemsom aan [eiser/gedaagde2] c.s. moet terugbetalen, en dat de schadevergoeding voor de te late oplevering ook moet worden toegewezen. De rechtbank verklaart Facility Groep toerekenbaar tekort te zijn geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en is aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade. De proceskosten worden aan de zijde van [eiser/gedaagde2] c.s. toegewezen, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de verklaring voor recht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/335589 / HA ZA 23-34
Vonnis in verzet van 14 juni 2023
in de zaak van

1.[eiser/gedaagde1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiser/gedaagde2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
gedaagden in het verzet,
hierna te noemen: [eiser/gedaagde2] c.s.,
advocaat mr. G.P. Poiesz te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FACILITY GROEP B.V.,
gevestigd te Badhoevedorp,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
hierna te noemen: Facility Groep,
advocaat mr. R.R.F. van der Mark te Amsterdam (die zich heeft onttrokken).

1.De zaak in het kort

1.1.
Tussen [eiser/gedaagde2] c.s. en Facility Groep is een aannemingsovereenkomst tot stand gekomen met het oog op de renovatie van de woning van [eiser/gedaagde2] c.s. Volgens [eiser/gedaagde2] c.s. zijn de werkzaamheden te laat en ondeugdelijk uitgevoerd. Zij hebben de aannemingsovereenkomst op 3 maart 2022 ontbonden en vorderen onder meer terugbetaling van niet verrichte- maar wel betaalde werkzaamheden en van onverschuldigd betaald meerwerk. Daarnaast stellen zij schade te hebben geleden door te late oplevering en vorderen zij een verklaring voor recht dat Facility Groep aansprakelijk is voor de schade ontstaan door het ondeugdelijke werk. Bij verstek zijn de vorderingen van [eiser/gedaagde2] c.s., grotendeels toegewezen. In verzet heeft Facility Groep de vorderingen gedeeltelijk betwist.
1.2.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat de door [eiser/gedaagde2] c.s. gestelde onderdelen van de offerte niet zijn uitgevoerd, zodat dat deel van de prestatie voor hen geen waarde heeft en [eiser/gedaagde2] c.s. daarvoor geen vergoeding verschuldigd zijn. Facility Groep moet dat deel van de aanneemsom aan [eiser/gedaagde2] c.s. terug betalen. Dat geldt ook voor de meerwerkfacturen van december 2021, waarvan niet vast staat dat dit meerwerk betreft. De schade wegens te late oplevering wordt ook toegewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat partijen een harde bouwtijd van twee maanden zijn overeengekomen die op 6 november 2021 afliep. Ten slotte zal de gevorderde verklaring voor recht ook worden afgegeven, omdat Facility Groep toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Facility Groep is aansprakelijk voor de schade.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verstekvonnis van 28 september 2022;
  • de verzet dagvaarding van 1 november 2022 die op 12 december 2022 opnieuw is aangezegd in verband met herstel van verzuim tot aanbrengen op de rol;
  • het tussenvonnis van 22 februari 2023.
2.2.
Nadat mr. Van der Mark, voornoemd, zich heeft onttrokken en zich op de daarvoor gestelde roldatum geen andere advocaat heeft gesteld, hebben [eiser/gedaagde2] c.s. vonnis gevraagd.

3.De feiten

3.1.
[eiser/gedaagde2] c.s. zijn eigenaar van een woning gelegen aan de [adres] (hierna: de woning).
3.2.
Facility Groep exploiteert een aannemingsbedrijf.
3.3.
Op grond van een offerte van 16 juni 2021 [de rechtbank houdt 16 juni in plaats van de gestelde 17 juni aan gelet op de door [eiser/gedaagde2] c.s. overgelegde productie] voor de verbouwing van de woning (hierna: de offerte) is tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen voor een bedrag van € 98.640,91 inclusief btw (hierna: de aannemingsovereenkomst).
3.4.
In de aannemingsovereenkomst is onder meer het volgende overeengekomen:
Onze betalingsconditie bedraagt:
40 % bij opdracht, 30% bij aanvang 20% na verloop van vorderingen en 10% na oplevering
(…)
Uitvoeren overige werkzaamheden:
Alle bijkomende werkzaamheden zullen door ons apart geoffreerd worden, alvorens wij tot uitvoering daarvan overgaan.
(…)
Periode van Uitvoering:
De genoemde werkzaamheden zullen wij, in de periode van 2 werk maanden geheel uitvoeren, als wij begin juli 2021 over kunnen gaan tot bestellen, zouden jullie binnen 1 maand kunnen wonen, echter hebben wij standaard 2 maanden nodig om tot een perfect einde te komen.
(…)
3.5.
De woning is op 3 september 2021 aan [eiser/gedaagde2] c.s. geleverd, waarna Facility Groep op 6 september 2021 met de werkzaamheden is gestart.
3.6.
[eiser/gedaagde2] c.s. hebben van eind juni tot eind oktober 2021 een bedrag van € 88.977,65 van de aanneemsom voldaan (90%).
3.7.
Op 16 november 2021 heeft Facility Groep als voorschot op de laatste 10% een factuur voor 5% van de aanneemsom aan [eiser/gedaagde2] c.s. gestuurd. [eiser/gedaagde2] c.s. hebben deze niet betaald.
3.8.
Op 24 november 2021 heeft Facility Groep een e-mail aan [eiser/gedaagde2] c.s. gestuurd waarin staat dat er mutaties ten opzichte van de offerte zijn geweest:
(…) zelden of nooit lopen wij tegen verschillen aan, echter hier gebeurd een beetje het tegenovergestelde, onderstaande geeft ik even een voorbeeld.
2 voorbeelden badkamer & toilet
Badkamer opgenomen inclusief bouwen € 10.500,00
Toilet opgenomen begane grond bouwen € 3.600,00
Totaal opgenomen €14.100,00
Badkamer en toilet bouwen in totaal € 18.592,00
Dus alleen al een tekort van € 4.292,00
Ik hoop dat je mijn positie begrijpt, iedere mutatie linksom of recht, kost gewoon geld.
Daarnaast hebben wij gewoon vergeten, een post slopen op te nemen, alsmede de totale elektrische installatie, alhoewel deze wel inhoudelijk zijn besproken.
3.9.
Als bijlage bij de e-mail van 24 november heeft Facility Groep een meer- en minderwerk overzicht gestuurd met € 4.202,00 minderwerk keuken (incl. radiator) en € 17.508,00 aan meerwerk, waarvan de grootste posten sloop, elektra, riool-/gasleidingen en badkamer/toilet betreffen. Per saldo € 13.406,00 ex btw meer dan de geoffreerde aanneemsom.
3.10.
Op 7 december 2021 heeft Facility Groep aan [eiser/gedaagde2] c.s. een nieuwe offerte gestuurd voor een bedrag van in totaal € 100.149,74 incl. btw (€ 1.508,83 meer dan de offerte). Hierin is onder meer meerwerk opgenomen voor keuken, badkamer, dakkapellen, elektrische installatie, en stucwerk. Facility Groep heeft in haar begeleidende e-mail geschreven:
Zoals besproken, heb ik vanmiddag c.q. vanavond de offerte herzien, en de offerte gebaseerd, op hetgeen daadwerkelijk is uitgevoerd, sommige dingen lossen jullie zelf op, en sommige dingen laten jullie, ik begrijp dat wel.
3.11.
Facility Groep schrijft in haar begeleidende brief van 7 december 2021 onder meer:
Aan de hand van de uitvoering, waardoor er diversen punten naar voren kwamen als meerwerk het vergeten op te nemen in de offerte, slopen van het huis binnenzijde geheel, alsmede de totale elektrische installatie, word totale offerte herzien.
3.12.
Op de vraag of de nieuwe offerte het totale bedrag inclusief meerwerk is, ontvangen [eiser/gedaagde2] c.s. op 8 december 2021 een factuur voor meerwerk. Daarbij schrijft Facility Groep het volgende:
Wellicht wordt er vergeten, dat wij een besloten vennootschap zijn, en wij op deze manier gewoonweg niet werken kunnen, het komt er dus op neer, dat wij op deze manier niet verder kunnen gaan.
Wij zullen datgeen, er nog in onze mogelijkheid licht afronden, en dan maar afscheid nemen, wat niet kan niet en heeft geen enkele zin om daar op door te gaan.
Ik zal morgen in de loop van de dag, exact inventariseren, wat wij nog gaan afronden.
3.13.
[eiser/gedaagde2] c.s. betalen vervolgens € 31.788,61 aan facturen gedateerd 8, 15, 21, 27 en 29 december 2021 met als omschrijving ‘Renovatie woonhuis meerwerk’. De facturen hebben betrekking op werkzaamheden aan de dakkapellen.
3.14.
Per eind december 2021 hebben [eiser/gedaagde2] c.s. in totaal € 120.766,26 aan Facility Groep betaald.
3.15.
Een factuur van 5 januari 2022 met als omschrijving ‘Renovatie woonhuis meerwerk’ voor een bedrag van € 4.829,11 is onbetaald gebleven.
3.16.
Op 12 januari 2022 schrijven [eiser/gedaagde2] c.s. per e-mail aan Facility Groep onder meer dat het werk niet af, gebrekkig en beschadigd is. Facility Groep heeft haar werkzaamheden gestaakt.
3.17.
[eiser/gedaagde2] c.s. hebben Facility Groep op 22 februari 2022 per brief in gebreke gesteld en verzocht om binnen vijf dagen te verklaren het werk te zullen voltooien en te herstellen zodat dit binnen vier weken gereed is voor oplevering. In de brief staat over de door Facility Groep gezonden meerwerkfacturen het volgende:
Cliënten hebben u vervolgens verschillende keren (mondeling en per WhatsApp) tevergeefs verzocht/gesommeerd de werkzaamheden spoedig op te leveren. In plaats daarvan heeft u cliënten diverse facturen voor meerwerk verzonden, zonder dat cliënten u die opdracht hebben gegeven. Dat hoefde ook niet omdat die werkzaamheden deel uitmaakten van de overeenkomst.
Nadat u op 5 januari 2022 wederom ten onrechte via een factuur (meer)werkzaamheden bij cliënten in rekening probeerde te brengen, was voor hen de maat vol. Cliënten hebben u daarop meegedeeld dat de werkzaamheden eerst afgerond dienen te worden, voordat ook maar enig bedrag aan u zou worden betaald.
3.18.
Op 3 maart 2022 hebben [eiser/gedaagde2] c.s. de aannemingsovereenkomst ontbonden.
3.19.
In de periode daarna hebben partijen contact over een afspraak om de werkzaamheden in de woning (alsnog) samen te beoordelen. Deze afspraak vindt op 30 maart 2022 plaats gevolgd door een tweede afspraak op 20 april 2022. Daarna stuurt Facility Groep een plan van aanpak aan [eiser/gedaagde2] c.s.
3.20.
[eiser/gedaagde2] c.s. hebben aangegeven dat in het plan van aanpak nog een aantal gegevens ontbreekt waaronder een (globale) planning met een start- en opleverdatum en opgave van wie de werkzaamheden zal uitvoeren. Zij hebben twee maal een termijn gesteld om deze gegevens aan te leveren. Facility Groep heeft laten weten niet op voorhand (zonder akkoord op het voorstel) afspraken met andere partijen te kunnen maken en dat een planning pas kan worden afgegeven als de betreffende onderaannemer het werk heeft kunnen inventariseren.
3.21.
Bij brief van 13 mei 2022 hebben [eiser/gedaagde2] c.s. de aannemingsovereenkomst (nogmaals) ontbonden.

4.Het geschil

4.1.
[eiser/gedaagde2] c.s. vorderen - samengevat - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. Facility Groep te veroordelen tot betaling aan [eiser/gedaagde2] c.s. van een bedrag van € 78.061,74, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 72.202,91 vanaf 28 februari 2022, althans 4 mei 2022, althans vanaf de datum van dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening, dan wel rente vanaf een ingangsdatum die de rechtbank in goede justitie redelijk acht;
2. te verklaren voor recht dat Facility Groep toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen op 17 juni 2022 overeengekomen aanneemovereenkomst en aansprakelijk is voor de door [eiser/gedaagde2] c.s. daaruit voortvloeiende schade bestaande uit het herstel van de gebreken in de werkzaamheden zoals blijkt uit productie 18 bij de dagvaarding, nader op te maken bij staat;
3. Facility Groep te veroordelen in de kosten van de procedure, het salaris van de advocaat daaronder bergrepen;
4. Facility Groep te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente van de vijftiende dag na betekening van het vonnis.
4.2.
Facility Groep voert verweer bij verzet dagvaarding en concludeert tot:
  • vernietiging van het verstekvonnis;
  • opnieuw rechtdoende, de eisen van [eiser/gedaagde2] c.s. alsnog af te wijzen;
  • [eiser/gedaagde2] c.s. te veroordelen om al hetgeen Facility Groep er uitvoering van het bestreden verstekvonnis aan [eiser/gedaagde2] c.s. mocht hebben voldaan aan Facility Groep terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
  • [eiser/gedaagde2] c.s. te veroordelen in de kosten in beide instanties.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat vast staat dat tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk bestaat in de zin van artikel 7:750 BW (hiervoor en hierna: de aannemingsovereenkomst). Ook staat vast dat het werk niet is opgeleverd en dat de laatste 10% van de aanneemsom daarom medio november 2021 nog niet verschuldigd was.
5.2.
Hoewel Facility Groep betwist dat tussen partijen een fatale oplevertermijn is afgesproken, betwist zij niet dat de aannemingsovereenkomst is ontbonden. De rechtbank gaat er bij de beoordeling dan ook vanuit dat de aannemingsovereenkomst is ontbonden. Dit volgt uit de brieven van 22 februari en 3 maart 2022 van (de advocaat van) [eiser/gedaagde2] c.s.
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat de ontbinding van de aanneemovereenkomst tot gevolg heeft dat voor partijen een verbintenis tot ongedaan making van de reeds door hen ontvangen prestaties ontstaat (artikel 6:271 BW). Dat betekent dat Facility Groep de ontvangen termijnen van de aanneemsom aan [eiser/gedaagde2] c.s. moet terug betalen. Facility Groep kan de woning echter niet in de oude staat brengen, omdat eerst is gesloopt om te kunnen renoveren. Wanneer de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst (art. 6:272 lid 1 BW). Heeft de prestatie niet aan de verbintenis beantwoord, dan wordt deze vergoeding beperkt tot het bedrag van de waarde die de prestatie voor de ontvanger op dit tijdstip in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad (art. 6:272 lid 2 BW). Voor zover vast komt te staan dat bepaalde onderdelen van de offerte niet zijn uitgevoerd, heeft de prestatie voor [eiser/gedaagde2] c.s. dus geen waarde, zodat [eiser/gedaagde2] c.s. voor dat deel van de prestatie geen vergoeding verschuldigd zijn.
5.4.
De rechtbank stelt ten slotte voorop dat in geval van ontbinding er geen verbintenis (meer) is die omgezet kan worden in vervangende schadevergoeding. Wel is het mogelijk om naast ontbinding - met ongedaan making van prestaties - aanvullende schadevergoeding te vorderen als schade is geleden als gevolg van een toerekenbare tekortkoming van de contractspartij. Uitgangspunt is dat de wederpartij de ander door de schadevergoeding in de positie brengt waarin die zich zou bevinden wanneer de overeenkomst correct zou zijn uitgevoerd. Dat betekent dat naast de eventuele terugbetalingsverplichting van Facility Groep slechts schadevergoeding kan worden toegewezen voor zover de schade is geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van Facility Groep.
Terugvordering bedrag niet verrichte- maar wel betaalde werkzaamheden
5.5.
[eiser/gedaagde2] c.s. vorderen terugbetaling van niet verrichte maar wel betaalde werkzaamheden. Het gaat om een bedrag van € 35.640,55 inclusief btw (€ 29.455,00 ex btw) en ziet op de volgende posten ex btw, aldus [eiser/gedaagde2] c.s.:
airco 2e etage: € 3.685,00
vloerverwarming begane grond € 6.800,00
houten vloeren gehele woning € 11.500,00
deuren en kozijnen € 2.670,00
garage aanpassen vloer € 1.800,00
gevels voor en achter € 3.000,00
5.6.
Facility Groep betwist dat zij dit bedrag moet terug betalen.
5.7.
Vast staat dat de houten vloeren voor een bedrag van € 11.500,00 ex btw in de offerte zijn opgenomen, maar niet zijn gelegd. Facility Groep voert weliswaar aan dat zij de houten vloer heeft aangeschaft en alsnog kan leveren, maar zij heeft niet gesteld welke kosten zij heeft gemaakt en evenmin stukken overgelegd waaruit die kosten blijken. Zij heeft haar stelling daarom onvoldoende onderbouwd. zodat het verweer niet slaagt. Deze post (€ 13.915,00 incl. btw) ligt daarom voor toewijzing gereed.
5.8.
De verwijzing van Facility Groep voor de overige vijf posten naar de afrekening van het meer- en minderwerk begrijpt de rechtbank als een beroep op verrekening. Dit beroep kan slechts slagen voor zover de betreffende posten daadwerkelijk als minderwerk zijn opgenomen en vast komt te staan dat Facility Groep voor ten minste dat bedrag aan (opeisbaar) meerwerk heeft verricht. Omdat van die posten uitsluitend de post voor deuren en kozijnen in het door haar overgelegde ‘volledige overzicht van meer- minderwerk’ is opgenomen, heeft Facility Groep de vordering tot terugbetaling ten aanzien van de airco, de vloerverwarming, de garage en de gevels onvoldoende betwist. Ook deze posten liggen daarom voor een bedrag van € 18.494,85 incl. btw voor toewijzing gereed.
5.9.
Of het beroep op verrekening van de post voor deuren en kozijnen slaagt, hangt af van de vraag of Facility Groep voor ten minste dat bedrag aan (opeisbaar) – niet betaald – meerwerk heeft verricht. Vast staat dat Facility Groep op 5 januari 2022 een onbetaald gebleven factuur heeft gestuurd met als omschrijving ‘Renovatie woonhuis meerwerk’. [eiser/gedaagde2] c.s. hebben de factuur van 5 januari 2022 niet voldaan, omdat - zo stellen zij – die ten onrechte is gestuurd. De rechtbank begrijpt hun stelling zo dat zij betwisten dat sprake is van meerwerk, omdat zij geen opdracht voor meerwerk hebben gegeven en dat ook niet hoefden, omdat de werkzaamheden deel uitmaakten van de aannemingsovereenkomst (zie het citaat hiervoor onder 3.16). Gelet op die betwisting ligt het op de weg van Facility Groep om de meerwerkfactuur van 5 januari 2022 nader te onderbouwen. In de factuur zelf wordt weliswaar verwezen naar een specificatie van 4 januari 2022, maar die is niet overgelegd. Zonder een nadere onderbouwing kan de rechtbank niet beoordelen op welke werkzaamheden de factuur ziet en of die als toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk (meerwerk) moeten worden beschouwd. Met de enkele verwijzing naar een ‘volledig overzicht van het meer- en minderwerk’ en ‘een nadere toelichting op de diverse meerwerkposten’ heeft Facility Groep niet aan haar stelplicht voldaan. Het blijft namelijk ondanks die stukken onduidelijk op welk meerwerk de factuur ziet. De stukken sluiten bovendien niet op elkaar aan en bieden ook geen aanknopingspunt voor het bedrag dat met de meerwerkfactuur in rekening is gebracht. Het beroep op verrekening van de post voor deuren en kozijnen met meerwerk slaagt daarom niet, zodat ook deze post (€ 3.230,70 incl. btw) voor toewijzing gereed ligt.
5.10.
Gezien het vorenstaande zal in totaal € 35.640,55 aan terug te betalen niet verrichte- maar wel betaalde werkzaamheden worden toegewezen.
Onverschuldigd betaald meerwerk
5.11.
[eiser/gedaagde2] c.s. vorderen terugbetaling van € 31.788,61 aan onverschuldigd meerwerk. Zij betwisten dat sprake is van meerwerk, omdat deze werkzaamheden (de dakkapellen) al voor € 14.500,00 ex btw zijn opgenomen in de offerte. [eiser/gedaagde2] c.s. hebben geen opdracht gegeven tot meerwerk. Voor zover zij al opdracht daartoe zouden hebben verstrekt – wat zij betwisten – heeft Facility Groep nooit gewezen op een prijsverhoging die daaruit voortvloeit, aldus [eiser/gedaagde2] c.s.
5.12.
Facility Groep erkent dat de meerwerkfacturen van december 2021 alleen betrekking hebben op de dakkapellen. De materiaalkeuze en de wijze van uitvoering zijn in samenspraak met [eiser/gedaagde2] c.s. volledig aangepast, wat heeft geleid tot aanzienlijk meerwerk, aldus Facility Groep. [eiser/gedaagde2] c.s. hebben deze facturen zonder enig voorbehoud of protest betaald. Van onverschuldigde betaling is dan ook geen sprake aldus nog steeds Facility Groep.
5.13.
Vast staat dat de facturen van december 2021 (alleen) op de dakkapellen zien.
5.14.
De rechtbank stelt voorop dat wanneer een opdrachtgever toevoegingen of veranderingen wenst in het overeengekomen werk (meerwerk), artikel 7:755 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) daar een regeling voor bevat. Wanneer die situatie zich voordoet, kan de aannemer in beginsel alleen een verhoging van de prijs vorderen, indien hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een prijsverhoging. Dat is alleen anders indien de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen.
Aangezien [eiser/gedaagde2] c.s. betwisten dat sprake is van meerwerk omdat deze werkzaamheden al in de offerte zijn opgenomen, moet eerst de vraag worden beantwoord of sprake is van toevoegingen of veranderingen in het werk.
Voor zover aanpassing van de materiaalkeuze en wijze van uitvoering van de dakkappellen als meerwerk in de zin van artikel 7:755 BW kan worden beschouwd, heeft Facility Groep niet, althans onvoldoende, gesteld waar die aanpassing van materiaalkeuze en wijze van uitvoering uit bestaat. Dat sprake is van meerwerk is daarom niet komen vast te staan.
Voor zover al sprake zou zijn van toevoegingen of veranderingen, staat vast dat Facility Groep niet heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging. Met de enkele stelling dat zij in samenspraak met [eiser/gedaagde2] de materiaalkeuze en wijze van uitvoering heeft aangepast, heeft zij onvoldoende onderbouwd dat [eiser/gedaagde2] c.s. de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen.
[eiser/gedaagde2] c.s. hebben de facturen van december 2021 daarom onverschuldigd betaald, zodat de vordering tot terugbetaling van € 31.788,61 zal worden toegewezen.
Schade door te late oplevering
5.15.
[eiser/gedaagde2] c.s. stellen dat Facility Groep de overeengekomen werkzaamheden niet binnen de oplevertermijn (uiterlijk op 28 oktober 2021) heeft opgeleverd. Nakoming is daarom blijvend onmogelijk geworden. Oplevering op 28 oktober 2021 was voor hen van cruciaal belang, omdat zij per die datum hun oude woning moesten verlaten. Zij vorderen de schade die zij hebben geleden als gevolg van de niet-tijdige nakoming bestaande uit de huur van vervangende woonruimte en kosten voor gas/water/elektriciteit voor de vervangende woonruimte, in totaal € 4.773,75.
5.16.
Facility Groep betwist dat een harde opleverdatum is afgesproken. In de aannemingsovereenkomst is opgenomen dat voor de werkzaamheden standaard twee maanden nodig zou zijn, maar dat is geen fatale oplevertermijn, aldus Facility Groep. Er was bovendien geen noodzaak tot het huren van andere woonruimte, omdat de werkzaamheden eind oktober 2021 al zo ver gevorderd waren dat de woning op dat moment bewoonbaar was. Omdat [eiser/gedaagde2] c.s. huur van november 2021 tot en met januari 2022 vorderen en er daarna kennelijk geen noodzaak meer was om uit te wijken, is onduidelijk waarom dat in de drie maanden daarvoor wel nodig was, aldus nog steeds Facility Groep.
Harde opleverdatum?
5.17.
Hoewel Facility Groep betwist dat een harde opleverdatum is afgesproken, heeft zij in de aannemingsovereenkomst bevestigd dat zij de werkzaamheden in de periode van twee ‘werk maanden’ geheel zal uitvoeren (zie het citaat in 3.4). Gelet op die afspraak en de toevoeging dat [eiser/gedaagde2] c.s. - onder voorwaarde van het tijdig bestellen van materiaal - er binnen één maand kunnen wonen maar dat standaard twee maanden nodig is om
‘tot een perfect einde te komen’, is de rechtbank van oordeel dat partijen in de aannemingsovereenkomst een harde bouwtijd van twee maanden zijn overeengekomen. Als uitgangspunt geldt daarom dat de werkzaamheden binnen twee maanden na start werkzaamheden, dus uiterlijk op 6 november 2021, uitgevoerd hadden moeten zijn. Aangezien vast staat dat het werk niet binnen die termijn is opgeleverd, is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Omdat het om een fatale termijn gaat, is de nakoming blijvend onmogelijk geworden en is Facility Groep in verzuim.
Causaal verband met overschrijding bouwtijd?
5.18.
Om vertragingsschade te kunnen vorderen wegens overschrijding van de bouwtermijn, moet de tekortkoming wel
condicio sine qua nonvoor de schade zijn. Met andere woorden: de overschrijding van de bouwtijd moet de oorzaak zijn van het uitwijken van [eiser/gedaagde2] c.s. naar andere woonruimte. [eiser/gedaagde2] c.s. stellen dat eind oktober 2021 de werkzaamheden nog lang niet klaar waren. Hoewel Facility Groep aanvoert dat medio oktober 2021 de riolering was vernieuwd, het elektrawerk was verricht en als het stukadoors- en sauswerk was gedaan, is niet gebleken dat ook andere onderdelen van de aannemingsovereenkomst zoals keuken, badkamer, toilet begane grond, dakkapellen, vloerverwarming, houten vloeren en deuren en kozijnen al gereed waren. Omdat een woning zonder (bruikbare) keuken, badkamer of toilet niet als bewoonbaar kan worden beschouwd, faalt het verweer dat de woning bewoonbaar was. Het verweer dat Facility Groep niet in de gelegenheid is gesteld om de gestelde schade te voorkomen of beperken slaagt evenmin. De gekozen woonruimte bestaande uit een vier kamer appartement van 85 m2 voor een huur van € 1.150,00 komt de rechtbank niet onredelijk voor, zeker niet gezien de korte termijn waarbinnen [eiser/gedaagde2] c.s. op zoek moesten naar vervangende woonruimte. Daarbij komt dat Facility Groep ook niet heeft gemotiveerd hoe zij de schade had willen voorkomen of beperken. Het derde verweer, dat onduidelijk is waarom er vanaf januari 2022 geen noodzaak meer was om uit te wijken, slaagt evenmin. Vast staat immers dat Facility Groep van eind oktober 2021 tot begin januari 2022 werkzaamheden heeft uitgevoerd, zodat de situatie van de woning in januari 2022 niet meer dezelfde (onbewoonbare) staat was als eind oktober 2021.
Omdat hiervoor al is overwogen en beslist dat Facility Groep in verzuim is, zal de gevorderde schade worden toegewezen vanaf 6 november 2021 (twee maanden na start werkzaamheden). Omdat per 1 november 2021 is gevorderd, ligt een bedrag van € 4.462,42 (86/92 x € 4.773,75) voor toewijzing gereed.
Tussenconclusie
5.19.
In totaal ligt een bedrag van € 71.891,58 aan hoofdsom voor toewijzing gereed.
Verklaring voor recht en schade ontstaan door ondeugdelijk verrichte werkzaamheden.
5.20.
[eiser/gedaagde2] c.s. vorderen een verklaring voor recht – samengevat – dat Facility Groep is tekort geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade voor [eiser/gedaagde2] c.s. bestaande uit het herstel van de gebreken in de werkzaamheden nader op te maken bij staat. [eiser/gedaagde2] c.s. hebben ter onderbouwing van hun stelling diverse foto’s met toelichting overgelegd. Zij stellen dat zich de volgende gebreken voordoen:
• Dakkapellen:
door het plaatsen van de dakkapellen is de nok doorgezakt;
de kozijnen zijn verkeerd om geplaatst waardoor lekkage is ontstaan;
enkele ramen kunnen niet open;
de ramen zijn geen draaikiep ramen met zonwerend glas;
• Badkamer:
rondom de kranen zijn diverse gaten in tegels zichtbaar;
het tegel- en voegwerk is slordig en scheef;
er is een halve achterwand in de douche gemaakt, waardoor de glazen douchewand niet gemonteerd kan worden;
de wc is afgewerkt met plastic in plaats van tegels;
de wastafel is slordig gekit;
de geplaatste verwarming doet het niet (er komt geen water in);
de drempel is niet afgewerkt;
• Keuken:
het stucwerk is beschadigd nadat vergeten was het verlaagde plafond te verwijderen en dit alsnog is gedaan;
balken voor afzuigkap zijn op verkeerde plek geplaatst; door het verplaatsen is stucwerk beschadigd;
er is geen vloerverwarming onder de tegelvloer in de keuken gelegd;
• Stuc- en schilderwerk:
het stucwerk is niet glad;
de muren zijn met de verkeerde kleur geschilderd;
diverse muren zijn beschadigd of vies.
5.21.
Facility Groep voert aan dat zij twee keer een plan van aanpak heeft voorgelegd, ondanks dat zij een deel van de klachten niet terecht vond, maar dat [eiser/gedaagde2] c.s. haar niet meer tot het werk hebben toegelaten.
5.22.
Om te kunnen beoordelen of de gevorderde verklaring voor recht kan worden gegeven, moet eerst de vraag beantwoord worden of sprake is van ondeugdelijk werk en Facility Groep is tekort geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Facility Groep voert weliswaar aan dat zij een deel van de klachten niet terecht vindt, maar licht niet toe om welke klachten het gaat en waarom die niet terecht zijn. Zij heeft daarmee de gestelde gebreken onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat vast staat dat sprake is van ondeugdelijk werk voor wat betreft de hiervoor in 5.20 opgesomde door [eiser/gedaagde2] c.s. gestelde gebreken.
5.23.
De rechtbank begrijpt daarnaast het verweer van Facility Groep zo dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om de gebreken te herstellen, zodat zij niet in verzuim is. Dat verweer slaagt niet. Immers, [eiser/gedaagde2] c.s. hebben Facility Groep al op 22 februari 2022 in gebreke gesteld en daarbij een redelijke termijn van vier weken gegeven om het werk alsnog (deugdelijk) op te leveren. Omdat Facility Groep niet binnen de daartoe gestelde korte termijn heeft gereageerd, hebben [eiser/gedaagde2] c.s. de aannemingsovereenkomst op 3 maart 2022 ontbonden. Pas daarna heeft Facility Groep gereageerd. Dat [eiser/gedaagde2] c.s. vervolgens alsnog aan Facility Groep de kans hebben gegeven om met een plan van aanpak te komen tot herstel van het ondeugdelijk werk, doet er niet aan af dat Facility Groep op dat moment al in verzuim was. Dat Facility Groep alsnog een plan van aanpak op mocht stellen, betekent ook niet dat [eiser/gedaagde2] c.s. haar zonder meer tot het werk moesten toelaten. Voor zover Facility Groep heeft bedoeld te stellen dat zij vóór ontbinding niet meer tot het werk is toelaten, is daarvan niet gebleken. Uit de vaststaande feiten volgt juist dat Facility Groep het werk in januari 2022 zelf heeft gestaakt, nadat tussen partijen discussie ontstond over de facturering van meerwerk.
5.24.
Aangezien sprake is van ondeugdelijk werk, is de tekortkoming Facility Groep toerekenbaar. Zij is dus verplicht de aanvullende schade die [eiser/gedaagde2] c.s. daardoor lijden, te vergoeden nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Daarbij geldt, zoals hiervoor onder 5.4 overwogen, als uitgangspunt dat de schadevergoeding [eiser/gedaagde2] c.s. in de positie brengt waarin zij zich zouden bevinden wanneer de aannemingsovereenkomst correct zou zijn uitgevoerd. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
Wettelijke rente (E)
5.25.
De over de toe te wijzen hoofdsom (€ 71.891,58) gevorderde wettelijk rente zal, gelet het gevorderde, worden toegewezen als volgt:
  • vanaf 28 februari 2022 ten aanzien van de vertragingsschade (€ 4.462,42), omdat Facility Groep per die datum in verzuim verkeerde door de ingebrekestelling van 22 februari 2021 en feitelijk al per 6 november 2021 door het overschrijden van de fatale bouwtermijn;
  • vanaf 18 augustus 2022 (datum dagvaarding) ten aanzien van onverschuldigde betalingen (€ 31.788,61); voor die betalingen is een verbintenis uit onverschuldigde betaling ontstaan, maar het verzuim is pas ingetreden vanaf het uitbrengen van de dagvaarding, omdat niet is gebleken dat Facility Groep de betalingen te kwader trouw heeft ontvangen (artikel 6:205 BW);
  • vanaf 18 augustus 2022 (datum dagvaarding) voor wat betreft de verplichting tot ongedaan making van reeds betaalde aanneemtermijnen (€ 35.640,55); door de ontbinding van de aannemingsovereenkomst is op 3 maart 2022 een verplichting tot ongedaan making ontstaan, maar het verzuim is pas ingetreden vanaf het uitbrengen van de dagvaarding, omdat niet is gebleken dat Facility Groep deze aanneemtermijnen in weerwil van een dreigende ontbinding te kwader trouw heeft ontvangen (artikel 6:274 BW).
Vermogensschade ex artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW
5.26.
[eiser/gedaagde2] c.s. vorderen vergoeding van buitengerechtelijke kosten, ter hoogte van de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten. De rechtbank neemt de overwegingen van het verstekvonnis over en zal het bedrag aan gevorderde buitengerechtelijke kosten toewijzen tot het wettelijke tarief, ter hoogte van € 1.493,92 (uitgaande van een hoofdsom van € 71.891,58).
5.27.
De kosten van de expert (€ 1.210,00) in verband met het vaststellen van schade en aansprakelijkheid zijn ook toewijsbaar. Deze post is niet betwist en de kosten komen de rechtbank niet onredelijk voor.
5.28.
De rechtbank overweegt nog dat voor zover Facility Groep op grond van het verstekvonnis meer dan € 74.595,50 (hoofdsom + vermogensschade) aan [eiser/gedaagde2] mocht hebben voldaan, [eiser/gedaagde2] c.s. het meerdere aan Facility Groep moeten terugbetalen, vermeerderd met de wettelijk rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling.
Proceskosten
5.29.
Facility Groep zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat [eiser/gedaagde2] c.s. in de verzet procedure geen proceshandelingen hebben verricht, zijn deze proceskosten gelijk aan de veroordeling in het verstekvonnis. De kosten worden aan de zijde van [eiser/gedaagde2] c.s. daarom begroot op:
  • dagvaarding € 131,06
  • griffierecht € 1.301,00
  • salaris advocaat
Totaal € 2.546,06
5.30.
[eiser/gedaagde2] c.s. vorderen daarnaast veroordeling van Facility Groep in de nakosten, Volgens vaste rechtspraak ((zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten (voor zover nakosten worden gemaakt). De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.31.
Het vonnis zal - zoals gevorderd - uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, met uitzondering van de verklaring voor recht, omdat dit een constitutieve veroordeling betreft die zich naar zijn aard niet leent om uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 28 september 2022 onder zaaknummer / rolnummer 331437 / HA ZA gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
6.2.
veroordeelt Facility Groep om aan eisers te betalen een bedrag van € 74.595,50, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 4.462,42 met ingang van 28 februari 2022 en over € 67.429,16 met ingang van 18 augustus 2022 tot aan de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart voor recht dat Facility Groep toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen op 16 juni 2022 overeengekomen aanneemovereenkomst en aansprakelijk is voor de door [eiser/gedaagde2] c.s. daaruit voortvloeiende schade bestaande uit het herstel van de gebreken in de werkzaamheden zoals blijkt uit productie 18 van de dagvaarding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
6.4.
veroordeelt Facility Groep in de proceskosten in de verstek- en verzet procedure, die aan de zijde van [eiser/gedaagde2] c.s. worden begroot op € 2.546,06,
6.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de hoofdsom en vermogensschade onder 6.2 en de kostenveroordeling onder 6.4 uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst de vorderingen van [eiser/gedaagde2] c.s. voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.