Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser/gedaagde1],
[eiser/gedaagde2],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- het verstekvonnis van 28 september 2022;
- de verzet dagvaarding van 1 november 2022 die op 12 december 2022 opnieuw is aangezegd in verband met herstel van verzuim tot aanbrengen op de rol;
- het tussenvonnis van 22 februari 2023.
3.De feiten
4.Het geschil
- vernietiging van het verstekvonnis;
- opnieuw rechtdoende, de eisen van [eiser/gedaagde2] c.s. alsnog af te wijzen;
- [eiser/gedaagde2] c.s. te veroordelen om al hetgeen Facility Groep er uitvoering van het bestreden verstekvonnis aan [eiser/gedaagde2] c.s. mocht hebben voldaan aan Facility Groep terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
- [eiser/gedaagde2] c.s. te veroordelen in de kosten in beide instanties.
‘tot een perfect einde te komen’, is de rechtbank van oordeel dat partijen in de aannemingsovereenkomst een harde bouwtijd van twee maanden zijn overeengekomen. Als uitgangspunt geldt daarom dat de werkzaamheden binnen twee maanden na start werkzaamheden, dus uiterlijk op 6 november 2021, uitgevoerd hadden moeten zijn. Aangezien vast staat dat het werk niet binnen die termijn is opgeleverd, is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Omdat het om een fatale termijn gaat, is de nakoming blijvend onmogelijk geworden en is Facility Groep in verzuim.
condicio sine qua nonvoor de schade zijn. Met andere woorden: de overschrijding van de bouwtijd moet de oorzaak zijn van het uitwijken van [eiser/gedaagde2] c.s. naar andere woonruimte. [eiser/gedaagde2] c.s. stellen dat eind oktober 2021 de werkzaamheden nog lang niet klaar waren. Hoewel Facility Groep aanvoert dat medio oktober 2021 de riolering was vernieuwd, het elektrawerk was verricht en als het stukadoors- en sauswerk was gedaan, is niet gebleken dat ook andere onderdelen van de aannemingsovereenkomst zoals keuken, badkamer, toilet begane grond, dakkapellen, vloerverwarming, houten vloeren en deuren en kozijnen al gereed waren. Omdat een woning zonder (bruikbare) keuken, badkamer of toilet niet als bewoonbaar kan worden beschouwd, faalt het verweer dat de woning bewoonbaar was. Het verweer dat Facility Groep niet in de gelegenheid is gesteld om de gestelde schade te voorkomen of beperken slaagt evenmin. De gekozen woonruimte bestaande uit een vier kamer appartement van 85 m2 voor een huur van € 1.150,00 komt de rechtbank niet onredelijk voor, zeker niet gezien de korte termijn waarbinnen [eiser/gedaagde2] c.s. op zoek moesten naar vervangende woonruimte. Daarbij komt dat Facility Groep ook niet heeft gemotiveerd hoe zij de schade had willen voorkomen of beperken. Het derde verweer, dat onduidelijk is waarom er vanaf januari 2022 geen noodzaak meer was om uit te wijken, slaagt evenmin. Vast staat immers dat Facility Groep van eind oktober 2021 tot begin januari 2022 werkzaamheden heeft uitgevoerd, zodat de situatie van de woning in januari 2022 niet meer dezelfde (onbewoonbare) staat was als eind oktober 2021.
- vanaf 28 februari 2022 ten aanzien van de vertragingsschade (€ 4.462,42), omdat Facility Groep per die datum in verzuim verkeerde door de ingebrekestelling van 22 februari 2021 en feitelijk al per 6 november 2021 door het overschrijden van de fatale bouwtermijn;
- vanaf 18 augustus 2022 (datum dagvaarding) ten aanzien van onverschuldigde betalingen (€ 31.788,61); voor die betalingen is een verbintenis uit onverschuldigde betaling ontstaan, maar het verzuim is pas ingetreden vanaf het uitbrengen van de dagvaarding, omdat niet is gebleken dat Facility Groep de betalingen te kwader trouw heeft ontvangen (artikel 6:205 BW);
- vanaf 18 augustus 2022 (datum dagvaarding) voor wat betreft de verplichting tot ongedaan making van reeds betaalde aanneemtermijnen (€ 35.640,55); door de ontbinding van de aannemingsovereenkomst is op 3 maart 2022 een verplichting tot ongedaan making ontstaan, maar het verzuim is pas ingetreden vanaf het uitbrengen van de dagvaarding, omdat niet is gebleken dat Facility Groep deze aanneemtermijnen in weerwil van een dreigende ontbinding te kwader trouw heeft ontvangen (artikel 6:274 BW).
- dagvaarding € 131,06
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat