ECLI:NL:RBNHO:2023:5430

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
339779
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot nakoming van een koopovereenkomst met betrekking tot een paard onder bijzonder beding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] over de afgifte van een paard en het bijbehorende veulen. De partijen waren voorheen goede vriendinnen en hebben in november 2021 een koopovereenkomst gesloten waarbij [eiseres] een paard aan [gedaagde] heeft verkocht onder de voorwaarde dat [eiseres] een veulen mocht fokken met het paard. Na een geschil over de verzorging en huisvesting van het paard heeft [gedaagde] het paard uit de stal van [eiseres] gehaald en elders ondergebracht. [eiseres] heeft [gedaagde] gesommeerd om het paard terug te brengen, maar [gedaagde] heeft hieraan geen gehoor gegeven. De rechter heeft vastgesteld dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, omdat het veulen op 12 mei 2023 is geboren en het van belang is dat moeder en veulen samen blijven tot het afspenen. De rechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de verplichtingen uit de koopovereenkomst niet is nagekomen door het paard niet terug te brengen naar de stal van [eiseres]. De vordering van [eiseres] tot afgifte van het paard en het veulen is toegewezen, met de bepaling dat [gedaagde] dit binnen tweeënzeventig uur na betekening van het vonnis moet doen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/339779 / KG ZA 23-243
Vonnis in kort geding van 14 juni 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres],
advocaat: mr. F.Y. de Reus te Assen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres]
- de wijziging van eis.
1.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 8 juni 2023 zijn verschenen [eiseres], bijgestaan door mr. De Reus voornoemd, en [gedaagde] in persoon.

2.De feiten

2.1.
Partijen waren voorheen goede vriendinnen van elkaar.
2.2.
[eiseres] exploiteert een dressuurstal (hierna: de stal) waar [gedaagde] gedurende enige jaren een paard had staan.
2.3.
Eind november 2021 heeft [eiseres] aan [gedaagde] het paard ‘[naam]’ (hierna: het paard) verkocht voor een bedrag van € 12.100 (hierna: de koopovereenkomst).
2.4.
[eiseres] heeft in een e-mail van 30 november 2021 (hierna: de e-mail) de volgende voorwaarde bedongen:
(…) Op 25 november 2021 hebben wij een mondelinge verkoop gesloten over [naam] (…). De voorwaarde hiervan is wel dat ik een veulen fok bij mij op stal aan de [adres]. Hengstkeuze is nog onbekend. De kosten die zich meebrengen met het dekken om haar drachtig te krijgen zijn voor mijn rekening. Tijdens de geboorte zal ik [naam] voorzien van de middelen die nodig zijn voor een goede geboorte en gezondheid van beide tot aan het afspenen.
2.5.
[gedaagde] heeft de koopsom op 19 januari 2022 voldaan. Op de factuur van 11 januari 2022 staat vermeld:
Verkoop [naam] fokmerrie met voorwaarde dat [naam] nog een veulen eruit fokt d.m.v. betaling is er een akkoord.
2.6.
Het paard is drachtig geworden en was eind mei 2023 uitgerekend.
2.7.
Na een geschil tussen partijen heeft [gedaagde] het paard uit de stal van [eiseres] meegenomen en elders op stal gezet.
2.8.
In opvolging van diverse communicatie heeft [eiseres] [gedaagde] op 28 maart 2023 aangeschreven en gesommeerd om het paard per 1 mei 2023 weer in haar stal te plaatsen.
2.9.
Op 1 mei 2023 heeft [gedaagde] – kort samengevat – schriftelijk laten weten dat zij het paard in haar eigen stal zal houden en dat het veulen na het afspenen aan [eiseres] zal worden afgegeven.
2.10.
Aan het laatste verzoek van [eiseres] van 12 mei 2023 om het paard op 17 mei 2023 bij haar op stal te zetten, heeft [gedaagde] eveneens geen gehoor gegeven.
2.11.
Het veulen is op 12 mei 2023 geboren.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – na wijziging / vermeerdering eis – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair: [gedaagde] te veroordelen om binnen achtenveertig uur na betekening van het te wijzen vonnis over te gaan tot afgifte van het paard [naam] (chipnummer [nummer]) inclusief het bij het paard behorende paspoort, alsmede het uit dit paard geboren veulen (geregistreerd onder de naam [naam] ([nummer])), alsmede het eventueel reeds bij dit veulen behorende paspoort, aan [eiseres] op het adres [adres], onder verbeurte van een dwangsom van € 500 per dag met een maximum van € 50.000 waarbij [eiseres] het paard [naam] en het bij dit paard behorende paspoort uiterlijk 1 november 2023 aan [gedaagde] zal retourneren;
subsidiair: [gedaagde] te veroordelen om binnen achtenveertig uur na betekening van het te wijzen vonnis over te gaan tot afgifte van het uit het paard [naam] (chipnummer [nummer]) geboren veulen (geregistreerd onder de naam [naam] ([nummer])), alsmede het eventueel reeds bij dit veulen behorende paspoort, aan [eiseres] op het adres [adres], onder verbeurte van een dwangsom van € 500 per dag met een maximum van € 50.000;
II. Vreeken te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is gehouden tot nakoming van de met [eiseres] gesloten overeenkomst en dient per omgaande het paard met het veulen in de stal van [eiseres] te plaatsen, waarna zij het paard na het afspenen van het veulen weer kan ophalen. [gedaagde] is gelet op de eigendom van [eiseres] ook gehouden om het veulen aan [eiseres] af te geven, aldus [eiseres]. Zij wenst haar eigendomsrecht uit te kunnen oefenen. Ook nu het veulen al is geboren, heeft zij nog steeds een spoedeisend belang bij haar vorderingen, omdat het van groot belang is dat zo spoedig mogelijk aangevangen kan worden met de correcte verzorging en opvoeding van het veulen. Omdat het voor zowel het paard als het veulen wenselijk is dat zij tot het afspenen bij elkaar blijven, betreft de primaire vordering zowel afgifte van het paard als het veulen.
3.3.
[gedaagde] voert het volgende verweer.
Zij heeft niets ondertekend. De e-mail heeft zij ontvangen, maar zij heeft deze pas achteraf gelezen. Zij erkent dat het veulen van [eiseres] is, maar heeft er bezwaar tegen dat het paard in de stal van [eiseres] staat. De condities in haar stal zijn volgens [gedaagde] onder de maat. Gedurende de periode dat het veulen er is, heeft zij er goed voor gezorgd. Zij heeft het paard drie weken voor de bevalling laten enten, direct na de bevalling een dierenarts laten komen en het veulen laten ontwormen. Ook is er vierentwintig uur per dag iemand in de stal aanwezig, aldus [gedaagde].
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. [eiseres] heeft voldoende spoedeisend belang bij haar vordering. Dat spoedeisend belang vloeit voort uit de omstandigheid dat het veulen al op 12 mei 2023 is geboren en zich op dit moment niet samen met het paard in de stal van [eiseres] bevindt.
4.2.
De rechter stelt voorop dat de verplichtingen tussen partijen duidelijk zijn. Het paard is verkocht onder een bijzonder beding (hierna: het beding), namelijk dat [eiseres] bij haar op stal nog een veulen bij het paard mocht fokken en dat het paard bij [eiseres] zou blijven tot het moment van het afspenen. De rechter begrijpt dat dit het moment is waarop het veulen niet meer afhankelijk is van de moedermelk. Daarnaast staat niet ter discussie dat het veulen eigendom van [eiseres] is.
4.3.
Het verweer dat [gedaagde] niets heeft ondertekend slaagt niet. Een mondelinge overeenkomst is immers ook een overeenkomst. Dat partijen het beding zijn overeengekomen is bovendien aannemelijk gelet op het bericht dat [eiseres] op 25 november 2021 op Facebook heeft geplaatst. Daarin staat onder meer vermeld (onderstreping rechtbank):
[naam] is verkocht
(…)
[naam] blijft ook bij mij op stalen zal ook de fokkerij voortzetten in de lijn van [A.].
(…) ([gedaagde]) ik gun je echt alle geluk met dit bijzondere paard.En bedankt dat ik nog een veulen uit haar mag gaan fokken.
Daarbij komt dat [eiseres] het beding als onderdeel van de koopovereenkomst in de e-mail aan [gedaagde] heeft bevestigd. [gedaagde] heeft niet betwist dat zij de e-mail heeft ontvangen. Dat [gedaagde] de e-mail pas later heeft gelezen, acht de rechter onwaarschijnlijk, althans niet geloofwaardig. Het beding is vervolgens in korte bewoordingen op de factuur vermeld, waarna [gedaagde] de factuur heeft voldaan.
Daaruit volgt dat [gedaagde] akkoord is gegaan met het beding.
4.4.
Door het paard uit de stal van [eiseres] mee te nemen en niet voor de geboorte van het veulen terug te brengen, is [gedaagde] de verplichting die uit het beding voortvloeit, niet nagekomen. Die verplichting kan niet meer integraal worden nagekomen, omdat het veulen niet in de stal van [eiseres] is geboren. Verdere wanprestatie kan worden voorkomen door het paard en veulen te verplaatsen naar de stal van [eiseres].
4.5.
Het argument dat de zorg voor paarden in de stal bij [eiseres] onder de maat zou zijn, overtuigt niet. Dit is tegenover het betoog van [eiseres] onvoldoende aannemelijk gemaakt. [eiseres] heeft daarbij het enige voorbeeld dat [gedaagde] ter onderbouwing heeft aangevoerd gemotiveerd betwist. Op zich zelf is dit argument ook niet doorslaggevend voor de vraag of de zorg voor het paard, nadat het is teruggebracht, onder de maat zal zijn. [eiseres] heeft immers een bijzonder belang: het in stand houden van de bloedlijn van het paard en te verwachten is dat het belang zich er in zal vertalen dat zij zorg zal geven aan het belang van beide dieren.
4.6.
Gelet op het beding en het feit dat beide partijen vinden dat het in het belang van de dieren (en dus ook in hun eigen belang) is dat het paard en veulen nog enige tijd samen zijn, zal de vordering tot afgifte van het paard en veulen aan [eiseres] worden toegewezen. Omdat [gedaagde] maatregelen zal moeten nemen om het paard en veulen aan [eiseres] af te geven, zal de termijn echter niet op achtenveertig, maar op tweeënzeventig uur na betekening van het vonnis worden gesteld.
4.7.
Niet is weersproken dat het in het belang van de moeder/het paard is dat scheiding van paard en veulen nog enige tijd op zich zal laten wachten en in die zin is dit dus ook in het belang van de huidige eigenaresse, [gedaagde]. Evenmin is weersproken dat het afspenen normaal gesproken vier maanden na de geboorte plaatsvindt. Hoewel [eiseres] stelt dat het beter is als paard en veulen nog langer bij elkaar zijn, heeft [gedaagde] er als eigenaresse belang bij om het paard op de door haar gekozen wijze te stallen en te (laten) verzorgen. Gelet op deze belangen, zal de vordering in die zin worden toegewezen dat [eiseres] het paard vier maanden na de geboorte, dus op 12 september 2023 aan [gedaagde] zal moeten retourneren.
4.8.
De gevorderde dwangsom zal wat worden beperkt.
4.9.
[gedaagde] is de partij die (grotendeels) ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,86
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
697,00
Totaal
1.140,86
4.10.
Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert
een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen tweeënzeventig uur na betekening van het vonnis over te gaan tot afgifte van het paard [naam] (chipnummer [nummer]) inclusief het bij het paard horende paspoort, alsmede het uit dit paard geboren veulen (geregistreerd onder de naam [naam] ([nummer])), alsmede het eventueel reeds bij dit veulen behorende paspoort, aan [eiseres] op het adres [adres], waarbij [eiseres] het paard [naam] en het bij dit paard behorende paspoort uiterlijk op 12 september 2023 aan [gedaagde] zal retourneren,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat zij niet aan de hoofdveroordeling onder 5.1 voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.140,86,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.