In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Royal Air Maroc. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Mohamed V Airport in Marokko op 29 maart 2020, welke vlucht werd geannuleerd. De passagier vorderde terugbetaling van het vliegticket en, na enige tijd, ook de kosten van de dagvaarding en andere gemaakte kosten. De passagier had de vervoerder gedagvaard op 29 maart 2022, maar de vervoerder heeft pas vier maanden later voldaan aan de vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vervoerder gehouden is de kosten van de dagvaarding te voldoen, maar heeft andere vorderingen van de passagier afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de passagier onvoldoende bewijs had geleverd voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en dat de proceskosten voor de gemachtigden gecompenseerd moesten worden. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier zijn gemaakt, met uitzondering van de overige vorderingen die zijn afgewezen.