ECLI:NL:RBNHO:2023:5617

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
10129275 \ CV EXPL 22-5880
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van dagvaardingskosten door passagier tegen vervoerder na annulering van vlucht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Royal Air Maroc. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Mohamed V Airport in Marokko op 29 maart 2020, welke vlucht werd geannuleerd. De passagier vorderde terugbetaling van het vliegticket en, na enige tijd, ook de kosten van de dagvaarding en andere gemaakte kosten. De passagier had de vervoerder gedagvaard op 29 maart 2022, maar de vervoerder heeft pas vier maanden later voldaan aan de vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vervoerder gehouden is de kosten van de dagvaarding te voldoen, maar heeft andere vorderingen van de passagier afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de passagier onvoldoende bewijs had geleverd voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en dat de proceskosten voor de gemachtigden gecompenseerd moesten worden. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier zijn gemaakt, met uitzondering van de overige vorderingen die zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10129275 \ CV EXPL 22-5880
Uitspraakdatum: 14 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
statutair gevestigd te Casablanca (Marokko)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 29 maart 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Mohamed V Airport (Marokko) op 29 maart 2020.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft vanwege de annulering van de vlucht terugbetaling van het vliegticket van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De passagier is op 16 augustus 2022 terugbetaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert - na vermindering van eis - dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van de deurwaarderskosten ter hoogte van € 864,10, de buitengerechtelijke incassokosten en de (overige) proceskosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat de vervoerder haar vordering pas vier maanden na het uitbrengen van de dagvaarding heeft voldaan. De vervoerder is dan ook gehouden de door de passagier gemaakte kosten te voldoen.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering (deels). Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
In de onderhavige zaak gaat het om de vraag of de vervoerder gehouden is om de dagvaardingskosten en de daarbij gemaakte kosten te voldoen. De vervoerder erkent dat hij gehouden is de kosten van de dagvaarding ter hoogte van € 103,33 te voldoen, omdat de vordering pas na dagvaarding is voldaan. Dit deel van de vordering ligt dan ook voor toewijzing gereed.
4.3.
De passagier stelt dat zij gelet op een uitspraak van deze rechtbank (ECLI:NL:RBNHO:2021:2288) tot internationaal dagvaarden is overgegaan. Volgens de passagier volgt uit dit vonnis dat het verweer van de vervoerder, dat hij geen woonplaats in de zin van artikel 63 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I bis) in Nederland heeft, door de kantonrechter is overgenomen.
4.4.
De vervoerder heeft onweersproken aangevoerd dat hij een kantoor heeft in Nederland. Zoals de vervoerder ook terecht opmerkt betekent de omstandigheid dat de vervoerder geen woonplaats ex artikel 63 Brussel I bis in Nederland heeft, niet dat dagvaarding niet in Nederland kan worden betekend. De kantonrechter volgt de vervoerder dan ook in zijn stelling dat ten onrechte is gekozen voor een dagvaarding uit hoofde van artikel 55 lid 1 Rv. De vervoerder heeft immers een kantoor in Nederland. Van de passagier kon ook worden verwacht dat zij enige onderzoeksinspanningen levert die in elk geval het raadplegen van een uittreksel van de KvK omvatten. Daarbij komt dat volgens de vervoerder de gemachtigde van de passagier in tientallen zaken de vervoerder in Nederland heeft gedagvaard, zodat de gemachtigde bekend was met het kantoor in Nederland. De gevorderde kosten ( € 510,00 voor de vertaling van de dagvaarding en een bedrag van € 19,55 voor de verzending hiervan) worden dan ook afgewezen.
4.5.
Ten aanzien van het griffierecht overweegt de kantonrechter dat de vervoerder de vordering voor de eerste roldatum heeft voldaan en vervolgens de passagier heeft verzocht om de zaak voor de eerste roldatum in te trekken. Dat de passagier blijkbaar in de periode van 16 augustus 2022 tot en met 5 oktober 2022 niet in staat was om te controleren of de betaling is ontvangen dient niet voor rekening van de vervoerder te komen. Dit deel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
4.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (met de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten voor zover deze zien op het salaris van de gemachtigden zullen, gelet op de uitkomst, worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij het salaris van de gemachtigde zelf draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op het bedrag zoals deze hieronder is gespecificeerd:
dagvaarding € 103,33;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft bovenstaande de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
5.3.
wijst de vordering voor het overige af
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter